woensdag 5 mei 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 66)

 

Amsterdam, zondag 16 januari 1966, Kees

lieve Ursula,

dat het zo lang duurt voor je deze brief krijgt, komt omdat zijn voorganger drie dagen in de zak van Jan Fontijn heeft gezeten. (de zak) Hij was vergeten hem voor me te posten, en nu schrijf ik je zo snel mogelijk een nieuwe.
    Lieve Ursula, ik vind het echt naar dat mijn brieven een kille indruk op je maken, want ik ben niet kil, wil niet kil zijn, en schrijf ook niet kil, dacht ik. Omdat er zo’n lange tijd ligt tussen schrijven en lezen van een brief, moet je nog meer dan bij het gesproken woord, interpreteren. Natuurlijk uit ik mij wel anders dan bijvoorbeeld iemand als Hennie. Lieve Ursula, ben je niet een beetje een dommertje? Ik bedoel b.v. jouw interpretatie van de twee citaten uit mijn brief en die van Hennie. In de eerste plaats heb je mij verkeerd geciteerd, of in ieder geval onvolledig. Ik schreef zoiets als: ‘ik ben moe, iedereen is moe. Van ellende, van narigheid, van de kou.’ En hieruit distilleer jij: ‘ik ben moe, van narigheid en ellende,’ terwijl juist wat ik hier omheen geschreven heb, dit gevoel van een bepaald ogenblik, weer moest relativeren. Het was een beetje spottend bedoeld, niet cynisch of defaitistisch. Aan de andere kant zal ik nooit woorden in de mond nemen als “het lot dat wij moeten torsen”, of dit nu “onverdraaglijk” is of niet. Ik krijg dit citaat van Hennie natuurlijk ook buiten z’n context, maar zo los maakt het op mij een veel pathetischer indruk dan wat ik schreef. Ik ben zeker niet defaitistisch, of vol zelfbeklag. Ik probeer wel nuchter te zijn. Mijn omgeving heeft mij eerder opgewektheid ‘verweten’ dan wat anders. Tegenover jou ben ik natuurlijk eerlijker, en jou maak ik ook deelgenoot van mijn somberder ogenblikken. Ik ben er zeker van dat als je mijn brieven nog eens goed doorleest, je daarin ook allerlei positieve geluiden zult horen, net zoals jouw brieven een mengeling zijn van moed, opgewektheid, verdriet en wanhoop.
    Lieve Ursula, alsjeblieft, geloof me als ik je zeg dat ik niet koud ben. Waarom zou ik je anders zoveel schrijven? Liefje, als ik aan je denk, is dat altijd met vertedering, en als ik aan Klaasje denk krijg ik soms een brok in m’n keel. Als ik er bij stil sta hoe moeilijk en ingewikkeld zijn kleine leventje nu al voor hem is, en hoe weinig wij, door onze eigen frustraties en onvermogen, voor hem hebben kunnen doen. We moeten veel over hem praten en zien hoe we hem de rust en veiligheid kunnen teruggeven die hij zo nodig heeft. Voor alles moeten we eendrachtig zijn waar het gaat om zijn belangen, en als we het op sommige punten misschien niet helemaal met elkaar eens zijn, in rust tot een compromis komen, zonder dat hij er teveel van merkt of de dupe wordt. Hij moet beseffen dat wij samen het beste met hem voor hebben, zodat hij zich veilig voelt in zijn ouderlijk huis, bij zijn vader en z’n moeder.
    Ik krijg de laatste tijd nooit meer briefjes of tekeningen van hem, en dat vind ik erg naar. Heeft hij wel mijn briefje over de grammofoonplaat gekregen? Ik ben vreselijk benieuwd naar hem, hoe hij er uitziet en wat hij allemaal te vertellen heeft. Ik heb een mooi cadeau voor hem gekocht. Wat? Dat is een verrassing. Liefje, ik zat weer eens in het bad. Ik ga er nu uit, en schrijf je dadelijk verder. Tot zo.
    Lieve Ursula, ik heb tweemaal achter elkaar dezelfde spier verrekt in m’n rug, ik lag zonet op de grond en het is me met veel moeite gelukt mezelf in een stoel te hijsen. Ik verrek van de pijn en ik weet niet goed wat ik moet doen. Ik hoop dat het gauw wegtrekt, want ik kan nauwelijks lopen. Dit is niet zo’n interessante mededeling voor je, want op die afstand kan je er toch niets aan doen. Het vriest hier nog steeds, en het is ook gaan sneeuwen. Het moet wel vreemd voor je zijn om vanuit Israël midden in een Hollandse winter terug te komen. Ik zal woensdag 3 februari vrij vragen van school, zodat ik alles voor jullie thuiskomst in orde heb. Ik zal zorgen dat er iets te eten is en misschien iets te drinken, en patates frites voor Klaas. Jullie zullen wel doodmoe zijn van de reis als je terugkomt. De volgende dag, donderdag dus, hoef ik pas om kwart over tien op school te zijn, zodat we ’s ochtends rustig kunnen ontbijten.
    Tante Zus uit Hilversum, heeft, zonder vragen te stellen fl. 750,- op mijn giro overgemaakt. Fl. 500,- als gift, en fl. 250,- als lening, zodat ik Hans, Jan en Daniëlle, van wie ik in eerste instantie dit bedrag geleend had, meteen kan terugbetalen. In Hilversum liet tante Zus me een puzzel van vierkante blokken zien, met een ooievaar erop, waar ik als kind van drie al mee gespeeld had. Toen ik ze zag kon ik me ze nog precies herinneren. Ze wou ze me meegeven voor Klaas, maar ik heb gezegd dat ik ze een keer met Klaasje zou komen halen, dat leek me leuker. Misschien kan je haar een kaartje sturen, of vind je dat moeilijk? Voor het geval: Mevr. R. Lugt - ten Holt, Boomberglaan 28, Hilversum.
    Ik heb nog steeds veel last van slapeloosheid. Niet omdat ik me speciale zorgen lig te maken. Ik weet niet hoe het komt, maar hopelijk zal het overgaan als wij ons bed weer delen. Ook ik, liefje, houd jou in gedachten stevig vast, en, zoals ik je toch geschreven heb, vrij zo nu en dan een beetje met je. Liefje, ik hoop nu maar dat je deze brief niet koud vond. Ik geef je kusjes, overal, kijk naar je, raak je aan, ruik een beetje aan je, praat met je, voel je hoofd op m’n borst en je haren in m’n neus.
    Vertel Klaas een klein verhaaltje van me, knuffel hem een beetje en vraag of hij een mooie tekening voor me maakt. Liefje, tot over twee en een halve week. Ik hoop dat jij je nu weer helemaal goed voelt. Het is fijn dat de mensen in Lahav zo aardig voor je zijn en blijven. Waarschijnlijk komen we er samen nog wel eens. Liefje, omhelsd door je man(netje)
Kees.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten