zondag 17 maart 2019

Girls of the golden west




Zo was ik vanmiddag met mijn lief naar Girls of the golden west, de nieuwe opera van John Adams in de regie van Peter Sellars. Adams was ooit een uurtje te gast in de compositieklas van het Sweelinck conservatorium in Amsterdam. Ik herinner me zijn bruine leren colbert, en hoe hij op de grond tegen de muur zat, losjes vertellend over zijn carrière die in zijn eigen woorden van toeval en geluk aan elkaar hing. Aardige man, sympathieke gast.
Nixon in China heb ik niet gezien, maar ken ik wel van de cd. The death of Klinghoffer ook. Het was toen nieuw en spectaculair om zulke actuele thema’s te gebruiken voor een opera. Tegelijk riskant, want mogelijk snel gedateerd. Het zou mij dan ook verbazen als deze opera’s nu gereanimeerd zouden worden, kan me daar weinig bij voorstellen. Van Doctor Atomic, die ik in de Stopera zag kan ik me niet heel veel herinneren, behalve dat ik er weinig aan vond.
Ik moet zeggen dat ik moeite heb met minimal of repetitieve muziek als idioom voor verhalend muziektheater. Het herhalende in de muziek werkt de dramatische voortgang tegen, al is het natuurlijk voor een componist wel zo gemakkelijk om lengte te maken.
Maar goed, nu dan Girls of the golden west.

Ik begreep de noodzaak van het thema van te voren al niet helemaal, het is niet dat Sellars en Adams ons als klokkenluiders komen vertellen dat er in het California van de goudkoorts veel wetteloosheid en flagrant racisme was, dat vrouwen straffeloos werden misbruikt en verkracht, zwarten en latino’s uitgebuit en naar believen gelyncht. De opera is gebaseerd op een briefwisseling uit de 19e eeuw die er een soort historische legitimiteit aan zou moeten verlenen, maar die tegelijk nergens tot drama leidt. Het levert een warrig en brokkelig libretto op met bordkartonnen personages voor wie ik nergens empathie kon voelen of zelfs maar belangstelling.
Een en ander speelde zich af in een werkelijk spuuglelijk decor met hangende boomelementen die soms ook een huis moesten verbeelden en een afgezaagde multifunctionele boomstam die me deed denken aan de plastic Schleichdieren waar mijn kinderen vroeger mee speelden.
De muziek van Adams was - op een paar incidenten na - onbezield en futloos en hing aan elkaar van operacliches; ik heb werkelijk geen noot gehoord die ik niet al eerder elders had gehoord. Adams putte veel uit eigen werk en verrassend veel uit dat van Stravinsky. Verder een hoop 2e hands West side story, maar dan zonder de ijzersterke melodieën. Er werd veel gedanst op het podium, maar swingend werd het nooit. Er was een gitaar in het orkest en ook een accordeon, maar die hadden er net zo goed niet kunnen zijn. Ik vond het al met al zeer matig georkestreerd, op een paar rake momenten na; ik vermoed dat het een haastklus was, geen enkele sturm und drang. Veel lange strijkorkestpassages met weinig kleurwisseling en krachteloos staccato koper, een te luide koebel en hier en daar uit het niets opduikende quasi atonale klarinetsolo’s. Aan het fantastisch spelende orkest en de ijzersterke solisten en het mannenkoor heeft het trouwens niet gelegen.
Na afloop - god wat duurde het lang - was er vanzelfsprekend stormachtig applaus. Peter Sellars (volgens het programmaboekje bekend van zijn transformatieve interpretaties, waarom moet ik daar toch zo om lachen?) met zijn van Johnny Rotten geleende kapsel en artistieke blouse werd uitbundig gefêteerd door het hoogbejaarde publiek. Bravo! klonk het dapper. Ik vermoed dat als er in plaats van deze opera een bingoavond was georganiseerd, de meesten het niet hadden gemerkt en net zo tevreden thuis waren gekomen.
Gelukkig ben ik vorige week naar het magistrale Fin de partie van Kurtág geweest (eveneens in de Stopera) en weet ik dat er ook nog mooie dingen worden gemaakt, en dat er dus nog altijd hoop is.           

Geen opmerkingen:

Een reactie posten