Symfonie
Ik ben geen symfonicus. Dat wil niet zeggen dat ik niet van orkestmuziek hou, maar het symfonisch repertoire is niet aan mij besteed. Het is me te log, te traag, te zwaar, te horizontaal gedacht en misschien ook gewoon te pretentieus. Omdat ik dit zelf ook raar vind - hoe kan je nou als componist niet houden van het hoogst haalbare, de vorm waarin alles samenkomt, versmelt, de tijd verdicht - probeer ik het steeds opnieuw, thuis, al of niet met de partituur erbij, of in het concertgebouw om de hoek. Mahler 6 (met die hamerslagen, elk jaar de hamer weer iets groter om de impotentie ervan te verbloemen). Ik vind het geen straf om het uit te zitten, maar als ik weer buiten ben denk ik: wat heb ik nou eigenlijk gehoord? Dit is zó groot, hier past alleen deemoed. Een beetje zoals wanneer je op vakantie een kathedraal bezoekt, die zijn ook allemaal hetzelfde en veel te groot naar menselijke maat.
Symfonische muziek dweept met zichzelf, is altijd nostalgisch, verliest zich in grote gevoelens. Probleem is alleen: die heb ik dus nooit. Als meneer Mahler zich eens wat meer om de fysieke mevrouw Mahler had bekommerd, in plaats van zich symfonisch te verliezen in de idee mevrouw Mahler, dan was ons misschien een hoop ellende bespaard. Eigenlijk is het gewoon fascisme: verheerlijking van de manlijke kracht, expansief, gelovend in een fictief, geïdealiseerd verleden, agressief. Of ga ik nu te ver?
Ik ben sowieso veel meer geïnteresseerd in de horizontale krachten. Harmonie is voor mij hoogstens het resultaat van wat er in de verschillende stemmen onder en boven elkaar klinkt. Daarom hou ik ook van Bach. Geert van Keulen, mijn orkestratiedocent aan het Sweelinck conservatorium en gediplomeerd symfonicus vroeg mij ooit - bij een leerlingenconcert in de IJsbreker aan de Weesperzijde in Amsterdam - wie mijn lievelingscomponist was. Bach, antwoordde ik naar waarheid. Bach, sneerde hij. Maar welke componist van nu? wilde hij weten. Ook Bach, zei ik toen. Ik had net de sonates en partita’s voor soloviool gekocht met Jascha Heifetz, en je kan mij niet wijsmaken dat dat geen moderne muziek is.
Misschien is dat ook wel de reden dat ik van Kuifje hou. Kuifje is ook niet symfonisch, Kuifje huldigt de klare lijn, geen vage, versmeltende en overlopende kleuren.
Eigenlijk alle orkestmuziek waar ik wél van hou is niet symfonisch, maar helder en simpel georkestreerd, een kunst apart omdat je dan dus ook niets kunt verstoppen in overchromatische samenklanken. Ik denk dan aan het vioolconcert van Stravinsky, zijn symfonie in C, of Atmosphères van Ligeti, La Commedia van Andriessen. Muziek geschreven met de houding van kamermuziek, de klank van kamermuziek, maar dan alleen wat groter bezet. Muziek waarbij het - als het goed werk betreft - uitsluitend om de noten gaat, om wat die te zeggen hebben en hoe die op elkaar reageren, elkaar beïnvloeden. Muziek die bovendien aandacht behoeft, actief geconsumeerd dient, omdat je als je even niet oplet zomaar iets gemist hebt, niet muziek waarbij je best wel even de ogen kunt sluiten en afwezig kunt zijn tot je echtgenoot of echtgenote je zachtjes aanstoot voor het applaus. Bravo!!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten