Grenzen
’s Morgens vroeg gaat de telefoon, op het display zie ik dat het S. is.
‘Papa, het gaat niet zo goed.’
‘Nee,’ zeg ik.
‘Mag ik vandaag naar huis komen?’
‘Heb je ketamine gebruikt?’
‘Ja.’ Ik hoor het aan zijn stem, zijn tong is nog half verdoofd.
‘Veel?’
‘Best wel wat.’
‘Ik wil er even over nadenken,’ zeg ik. ‘Ik bel je straks terug, oké?’
Verdomme, denk ik. Houdt het dan nooit op? Ik heb hier geen zin in. Ik heb er gewoon de energie niet meer voor. Ik stuur een appje naar zijn behandelaar van Fact dat het niet goed met hem gaat. Of ze hem willen bellen. En liefst mij ook nog even.
‘Hij had vandaag een intakegesprek met Jellinek,’ zegt de behandelaar even later aan de telefoon. ‘Maar dat heeft hij vanmorgen afgezegd.’
‘Niet handig,’ zeg ik. ‘Heeft hij eindelijk zijn intake gesprek, belt hij af omdat hij heeft gebruikt.’
‘Ik zal kijken of het misschien online kan,’ zegt ze. ‘Dan moet dat maar zo. Dan moet hij alleen wel wakker zijn vanmiddag.’
Ik vertel dat hij naar huis wil komen, maar ik dat niet wil. De afspraak is dat hij op vrijdag en zaterdag thuis mag eten en slapen, maar niet door de week, omdat hij dan alles ontregelt. Ik wil dat mijn andere kinderen rustig kunnen studeren en ik heb zelf ook rust nodig.
‘Het helpt ook niet,’ beaamt ze, ‘als hij thuis is gebruikt hij net zo goed. Het is goed om grenzen te stellen. Maar hij vertoont wel risicovol gedrag.'
‘Ja,’ zeg ik. Als ik de gordijnen in de woonkamer van mevrouw Janssen open doe zie ik dat het een mooie dag is. Blauwe lucht, paar wolkjes alleen. Ik bel S. ‘Je kunt komen eten, maar na het eten moet je weer naar huis. Is dat oké?’
‘Is goed.’ Hij bedankt me, zodat ik me nog schuldiger ga voelen.
‘Ik begrijp dat je vanmiddag online een intakegesprek hebt. Gaat dat lukken?’
‘Ik denk van wel.’
Hoe kun je dat nou vergeten? wil ik eraan toevoegen, maar ik hou mijn mond. Met een tasje met kleren van gisteren fiets ik naar huis want we hebben een latrelatie. Ik neem me voor niets tegen mijn kinderen te zeggen. Ik wil dat ze naar college gaan, het is al ingewikkeld genoeg voor ze met zo’n broer. Thuis ruim ik een beetje op en ga dan met de Volvo 850 automaat naar J, een oud student met wie ik een album aan het opnemen ben. J. is net zo oud als S. en doet een master in Amsterdam.
’s Middags belt S. opnieuw. Hij klinkt wat helderder en vraagt of ik wil deelnemen aan de online vergadering. ‘Nee,’ zeg ik, ‘ik ben aan het opnemen. Is dat erg?’
‘Nee, maakt niet uit,’ zegt S.
‘Gaat het weer een beetje?’
‘Jawel, maar ik kan niet echt praten. Ik zit al in die vergadering.’
‘Kom je nog eten?’
‘Nee, ik ga naar L.’ L. is zijn vriendin, dat is goed nieuws.
‘Doe haar de groeten. Ik spreek je snel. Succes nog.’
We gaan verder met opnemen, ik speel een gitaarpartij in, probeer het van me af te zetten. Volgens J. zijn we een classic album aan het maken.
Ik heb voet bij stuk gehouden, denk ik. Waarom kost me dat zo veel energie? Ik zou me nu goed moeten voelen, waarom voel ik me dan zo slecht? Ik ben ook opgelucht dat hij niet komt. Wat verwijt ik hem nou eigenlijk? Ik denk vooral dat ik soms zo boos op hem ben, dat hij me dingen laat voelen die ik helemaal niet wil voelen. Ik wil van hem houden, ik wil dat het goed met hem gaat. S.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten