zondag 14 september 2025

Kogel

De Volkskrant ligt op tafel. Een grote foto, zo te zien een röntgenopname van een kinderhoofd met duidelijk zichtbaar een kogel middenin. Gatverdamme, denk ik. Dat zal wel weer over Israël gaan. Nu schieten ze daar ook al gericht op kindertjes, alsof uithongeren al niet erg genoeg was.
    Geïrriteerd blader ik wat door de krant, lees een interview met schrijfster Marente de Moor die de ene grote schrijver na de andere oplepelt om er bij te vermelden dat ze een geheugen als een zeef heeft. Het maakt me niet heel erg nieuwsgierig naar haar nieuwe roman, maar misschien ten onrechte. Ondertussen laat die foto me niet los. Hier klopt iets niet; dat is vermoedelijk wat mijn onderbewuste me wil vertellen, maar de gedachte heeft zich nog niet uitgekristalliseerd. Ik ben moe en mijn hersens werken traag vandaag, maar ik heb me niet vergist, het is een gemonteerde foto, vermoedelijk is er een kogel op een plat vlak gelegd en hebben ze daar het hoofd van kind boven gehouden en dat zo gefotografeerd. De inslag van een dergelijke kogel in een kinderhoofd zou een totaal ander beeld geven. Maar dus wel prominent op de voorpagina van De Volkskrant, net zoals eerder die foto van een uitgemergelde baby. Ze zullen het straks wel ergens op een onopvallende plek rectificeren, maar het kwaad is al geschied: het zijn de joden weer, kindermoordenaars, erger dan de nazi’s, geen volk zo perfide als de joden.
    ‘Godverdomme,' zeg ik tegen mijn jongens die om vijf uur ’s middags in mijn woonkamer in hun onderbroek aan tafel zitten te gamen met het geluid aan, ‘ik wist het wel, van die foto klopt helemaal niets.’
    Ze werpen een blik op de krant die voor ze ligt. 
    ‘Hoezo niet?’ vraagt mijn middelste.
    ‘Dat kan helemaal niet. Je denkt toch niet dat een kogel uit een geweer zo netjes middenin een kinderhoofdje stilhoudt, zodat de fotograaf er een mooi plaatje van kan schieten?’
    ‘Denk jij dat ze in Gaza geen kinderen doodschieten?’ vraagt hij.
    Een draai om je oren, snotneus, denk ik bij mezelf. Ga je eerst eens fatsoenlijk aankleden. ‘Wat is dat nou weer voor een vraag? In elke oorlog worden kinderen doodgeschoten. Het is daar oorlog, weet je wel. Dan vallen er onschuldige slachtoffers.’
    ‘Nou dan?’ zegt hij.
    ‘Wat bedoel je: nou dan?’
    ‘Dan maakt het toch niet uit? Ze vermoorden daar kinderen. Dan doet het er toch niet toe of die foto in elkaar gezet is of niet? Het gaat om het principe.’
    ‘Over welk principe heb je het eigenlijk?’ Waarom gaat hij niet naar huis? Het is godverdomme zondag, de afspraak was dat hij dan weer naar zijn eigen huis zou gaan. Houdt het dan nooit op?
    ‘Dat ze kinderen doodschieten.’
    ‘Denk je soms dat er in Oekraïne geen kinderen worden doodgeschoten?’
    ‘Komop, papa, je moet niet alles zo op jezelf betrekken,’ zegt mijn oudste. ‘Dat jij joods bent neemt niet weg dat Israël echt heel erg fout bezig is in Gaza.’
    ‘En op de Westbank,’ vult mijn middelste aan. ‘En hoe joods ben jij nou eigenlijk helemaal?’
    Ze zeggen het alsof ik een of andere besmettelijke ziekte heb. Als ik joods ben, dan zij toch zeker ook, godverdomme?
    ‘O ja, kun je me morgen twintig euro voorschieten?’ vraagt middelste zoon. ‘Ik heb geen geld om boodschappen te doen.’
    
       

Geen opmerkingen:

Een reactie posten