zaterdag 2 augustus 2025

 


                                         Ketamine - 2

Middelste zoon ligt vrijwel de hele dag in bed met buikpijn en pijn aan zijn nieren vanwege de ketamine. Ik probeer medelijden te hebben maar vecht tegelijk tegen mijn irritatie. Het is duidelijk dat hij niet in staat is zijn kat eten te gaan geven, dus fietsen mevrouw Janssen en ik naar de andere kant van de stad om poes gezelschap te gaan houden. Middelste zoon huurt met twee jongens een jongerenwoning in de Houthavens, alleen zijn die met vakantie zodat er niemand voor poes kan zorgen. De stad begint vol te stromen met extravagant uitgedoste types vanwege de gay-pride, die zich niet laten afschrikken door een beetje regen. Dat geeft me een goed gevoel.
    Poes is dolblij met wat aandacht. We gaan met haar in de binnentuin zitten waar ze zich laat bepotelen door een intimiderende rooie kater en vrolijk door het hoog opgeschoten gras huppelt. Na een uur vertrekken we weer; mijn hart breekt om poes alleen achter te laten in de jongerenwoning. Mevrouw Janssen vindt dat we haar moeten meenemen, maar ik aarzel. Middelste zoon wilde zonodig een kat, dan moet hij er ook maar zelf voor zorgen.
    Weer thuis ligt S. nog altijd in bed. Ik breng hem paracetamol en AA-drank, dat tegen de pijn in zijn nieren schijnt te helpen. Erg spraakzaam is hij niet.
    Aan het eind van de middag komt er een jongeman van de hulpverlening om te kijken hoe het gaat. ‘Ben je nog suïcidaal? Kun je dat aangeven op een schaal van één tot tien?’ vraagt hij geroutineerd. Op zijn T-shirt staat iets over surfen op Ibiza.
    S. zegt dat hij helemaal niet suïcidaal is, maar hij kijkt hem niet aan. 
    ‘En wanneer je weer naar je eigen huis zou gaan, hoe groot is dan de kans dat je weer ketamine gaat gebruiken?’ vraagt de hulpverlener. ‘Acht,’ zegt S. Daar word ik niet vrolijk van.
    ‘Hoe zie je de toekomst?’ vraagt de hulpverlener. ‘Wat zijn je plannen?’
    ‘Misschien een opleiding,’ antwoordt S. die al veel vaker met dit bijltje heeft gehakt, ‘of ergens werken.’ De hulpverlener is tevreden. ‘Als ze toekomstplannen hebben is de kans op zelfmoord niet heel groot, weet hij.
    S. geeft aan liefst zo snel mogelijk een detox te willen gaan doen, en dan aansluitend in rehab bij de Jellinek. Hij staat bovenaan de wachtlijst, maar wat dit in de praktijk betekent weet de hulpverlener ook niet.
    Mevrouw Janssen en ik beginnen over poes, of de hulpverlener denkt dat we haar moeten gaan ophalen, maar hij geeft aan dat dit niet zijn expertise is. Morgen komt er weer een nieuwe hulpverlener, zegt hij.
    Oudste zoon en dochter vinden we poes moeten gaan halen. Mevrouw Janssen vindt het ook, dus gaan we opnieuw naar de Houthavens, ditmaal met de Volvo 850 automaat, dwars door de gay-pride, met een kattenmandje in de achterbak. Bij mevrouw Janssen op schoot in de auto miauwt poes nerveus, maar bij mij thuis lijkt ze heel blij om S. weer te zien. Op het internet vinden we allerlei tips over hoe je een nieuwe poes en een poes met oudere rechten aan elkaar moet laten wennen. 

vrijdag 1 augustus 2025

 

 

 

                                        Ketamine

Niet voor het eerst moet ik mijn vakantie onderbreken omdat mijn middelste zoon S. amok maakt. Zijn Litouwse vriendin is voor vier weken op familiebezoek in Vilnius en (je kan er de klok op gelijkzetten) dan gaat het mis. S. is namelijk extreem afhankelijk en heeft daarnaast een uitzonderlijk talent voor drama. Na drie mislukte zelfmoordpogingen (een doosje van mij gestolen Zopiclon slaapmedicatie, wat gedoe met een een van mij geleend bot Swissknife tijdens een interrail vakantie toen zijn toenmalige vriendin het uitmaakte en een wat serieuzere poging om zijn polsen door te snijden met een Blokker broodmes) heeft hij ons eeuwig in de tang. Als het maar even wat slechter gaat weet meneer precies hoe hij ons moet chanteren, manipuleren en ons allemaal wakker moet laten liggen: ‘want o god, als hij maar geen zelfmoord pleegt’.
    S. is inmiddels vierentwintig, maar gedraagt zich nog altijd als een kind. Als het even tegenzit geeft hij zijn weekgeld (zijn financiën worden godzijdank beheerd door budgetbeheer) uit aan ketamine en komt dan bij ons uitvreten omdat hij geen geld meer heeft om eten van te kopen. Meestal moet zijn oudere broer daarvoor opdraaien, die een veel te groot hart heeft en sowieso extreem zorgzaam is.
    Omdat eergisteren duidelijk werd dat het met middelste zoon helemaal niet goed ging, nodigde ik hem vanuit mijn vakantieadres in Eindhoven (veel leukere stad dan ik dacht!) uit dan maar bij mij te gaan logeren, oudste broer en jongere zuster zouden er dan wel voor hem zijn. Uiteindelijk is oudste broer hem op gaan halen, waarna S. alsnog een dikke gram ketamine achteroversloeg waarop hij begon te hyperventileren en half psychotisch werd. Dat resulteerde tot in de kleine uurtjes in druk telefoonverkeer tussen mij en oudste zoon, en later ook dochter, en de crisisdienst en daarna ook nog 112.
    Oudste broer en dochter verwijten mij slecht vaderschap: 'je moet nú naar huis komen, het is jouw zoon! Als S. bij ons logeert kunnen wij niet weg, we kunnen hem hier niet alleen laten, het is jouw probleem!' Ondertussen laveer ik tussen: ‘hij stelt zich aan, het is allemaal aandachttrekkerij’ en ‘stel je voor dat hij er echt een eind aan maakt, hoe moet ik mezelf dan ooit nog in de spiegel aankijken?’.
    Bijkomend probleem is dat meneer tegenwoordig een kat heeft, een prachtig, lief en aanhankelijk exemplaar, maar wanneer S. bij mij bivakkeert wordt er niet voor poes gezorgd. S, vindt dat broer en zus dat maar moeten doen, hij kan nu niet heen en weer omdat hij buikpijn heeft, een nawerking van de ketamine.
    Ik bied aan poes dan maar voorlopig bij ons te laten logeren (ik was er sowieso op tegen dat hij die kat nam, ik vond hem daar nog niet stabiel genoeg voor, maar toen ik dat uitsprak waren de rapen gaar en verbrak hij 
een paar weken het contact, kankerhomo, jij bent de slechtste vader ooit, etc.), maar S. zegt dat hij me niet vertrouwt en dat hij toch wel weet dat ik poes dan zal houden. Nou zit ik helemaal niet op nog een kat te wachten maar ik voel me toch wel verantwoordelijk. Natuurlijk krijgt hij zijn kat weer terug, probeer ik hem uit te leggen. Maar S. wil er niet van horen. Hij ligt boos in zijn onopgemaakte bed in zijn vroegere jongenskamer in zijn ouderlijk huis waar hij nu al bijna zes jaar niet meer woont.
    Ik vertrouw je niet, zegt hij. Ik ga straks wel naar huis om voor mijn kat te zorgen.
    We weten allebei dat dat onzin is. Daarnaast ben ik er niet van overtuigd dat hij geen ketamine meer heeft. Ik hem hem gezegd dat er in mijn huis geen drugs worden gebruikt, en dat als ik hem daarop betrap hij sowieso moet vertrekken.
    Uiteindelijk heb ik hem een ultimatum gesteld: als je voor elven je kat geen eten gaat geven, ga ik hem ophalen en blijft hij voorlopig bij mij, tot je zelf weer in staat bent voor hem te zorgen. 
    Inmiddels in het half tien. We gaan het zien.