woensdag 18 juli 2018



Michael Chabon, Telegraph Avenue.

Telegraph Avenue is het vijfde boek dat ik van van de Amerikaanse schrijver Michael Chabon las. Mijn eerste kennismaking met Chabon was The Yiddish Policemen's Union, een bizarre detective over een alternatieve realiteit waarin de staat Israël kort na de oprichting wordt vernietigd en de joden een veilig thuisland wordt geboden in Alaska. Het is een surrealistisch verhaal waar het schrijfplezier van afspat; hier is een ambitieuze schrijver met een eigen stem aan het woord, jong maar klaarblijkelijk al zeer belezen, die als een literaire Tarantino zijn enthousiasme voor Raymond Chandler en Peter Cheney met ons wil delen, hierbij het stijlcitaat niet schuwend, maar die tegelijk duidelijk grote literaire ambities heeft die hij tot op zekere hoogte ook waarmaakt.
    Heren van de weg, dat ik daarna las, is een grappige picaresque over zelfbewuste en strijdbare joden in de tiende eeuw tegen de achtergrond van het mythische joodse koninkrijk Khazar. Een beetje over de top karikaturaal, redelijk onderhoudend maar uiteindelijk ook oppervlakkig en niet beklijvend.
    Aan het Handboek man wil ik niet veel woorden vuil maken. Een kei-geestig salontafelboek, het ideale kerstcadeau voor de aanstaande vader.
    The Amazing Adventures of Kavalier & Clay (Pulitzer prijs 2001) is een wervelende en overrompelende roman over twee joodse jongens die het maken in New York in de wereld van de comics tegen de achtergrond van de tweede wereldoorlog. De roman is zo’n suikertaart van briljante plotwendingen en intriges, verwijzingen naar historische gebeurtenissen en personen, leuke weetjes over striphelden en persoonlijke dramatische gebeurtenissen, dat je je wel een ontzettende zuurpruim moet voelen als je na lezing de vraag durft te stellen: waar ging dit boek in godsnaam over?
    En dat is misschien ook wel de kern van het probleem dat ik heb met het werk van Michael Chabon. Hij is een fantastische schrijver, althans, hij weet je, als je niet goed oplet, zo geraffineerd af te leiden met zijn cavalcades van buitenissige beeldspraak, maffe details, eindeloze slimmigheden en verwijzingen dat je dat bijna zou gaan geloven. Bij Telegraph Avenue werd me dit voor het eerst zonneklaar.
    Telegraph Avenue speelt in North Oakland en Berkeley, California en vertelt het verhaal van een sympathieke kleine platenzaak voor vintage vinyl, Brokeland records geheten, die al twaalf jaar wordt gerund door de zwarte Archy Stallings en de joodse Nat Jaffe. De winkel dreigt van de kaart te worden geveegd door de komst van een megastore. Ondertussen hebben hun beider partners Gwen Shanks en Aviva Roth-Jaffe een kraamkliniek die in aanvaring komt met een racistische gynaecoloog van een groot ziekenhuis. De spanning wordt nog opgevoerd wanneer de hoogzwangere Gwen ontdekt dat Archy haar bedriegt.
    Dan zijn er verwikkelingen rond Luther Stallings, een aan lager wal geraakte voormalige Blaxploitation filmster en tevens Archy’s vader met wie hij niets meer te maken wil hebben, maar die een politicus/begrafenisondernemer blijkt te chanteren, die weer gelieerd is aan de eigenaar van de megastore, met wie hij in een grijs verleden in een smerig zaakje was verwikkeld.
    Ook is er nog Julius, de homoseksuele puberzoon van Nat en Aviva die verliefd is op Titus, die - je gelooft het niet - een zoon van Archy blijkt te zijn.
    Het verhaal heeft een ogenschijnlijk zeer filmisch plot - het lijkt wel geschreven met een mogelijke verfilming in het achterhoofd - complex, maar goed doordacht met verassende wendingen en een slimme balans tussen dramatische- en feelgood momenten. Er zijn buitenissige gebeurtenissen zoals het doorsnijden van het anker van de zeppelin van de eigenaar van de megastore, de dood van organist Cochise Jones die onder zijn eigen Hammond B3 orgel wordt verpletterd en er is een hoofdstuk over de papegaai van Cochise Jones dat uit één lange zin bestaat en een centrale plaats in het boek inneemt.
    Het boek wordt bevolkt door karakters die wel uit een column uit de bijlage van een willekeurige krant lijken te komen (herkenbaar, geestig geportretteerd, geen enkele diepgang) en de lezer wordt op elke pagina overstelpt met leuke weetjes uit de wereld van het vintage vinyl en vroege funk en orgeljazz, Blaxploitation vechtfilms, junkfood, Hammond orgels en Leslie-kabinetten. In het universum van Chabon spelen surrealisme en toeval een vanzelfsprekende rol; niets is immers gek genoeg. Hierin is Chabon duidelijk schatplichtig aan zijn grote en zeer succesvolle voorganger John Irving. (Garp, The Hotel New Hampshire)
    In Telegraph Avenue lijkt Chabon ieder gevoel voor proportie uit het oog verloren te hebben, het is één mateloze zwelgpartij van grappige invallen, zijlijnen, details, couleur locale en topzwaar proza met zinnen als: De woonkamer was ingericht met als middelpunt de tv, zo’n ouderwets beeldbuisapparaat waarvan het door de zon vervaagde scherm slag leverde met het kleurenpalet van The Fresh Prince of Bel-Air, of: De zachte stem, bedachtzaam, een bibliothecaresse van pijn die met haar vinger door een oneindige kaartenbak van brandende intensiteit bladerde. Geen idee waar Chabon hier op doelt.
    De eindeloze über-literaire zin in het middelste hoofdstuk van het boek over de vlucht van de papegaai van Jones was ongetwijfeld bedoeld als proeve van meesterschap à la Proust en Joyce, maar slaat hier als kut op Dirk en laat de lezer (mij) ontgoocheld achter.
   
Ik weet eigenlijk niet waarom ik me hierover opwind en überhaupt de moeite neem dit stukje te schrijven. Misschien omdat ik méér had verwacht van Chabon, die ik aanvankelijk als veelbelovend zag, en omdat ik denk dat Telegraph Avenue in handen van een integerder schrijver, zonder verborgen agenda (lucratieve boekverfilming) en met meer zelfkritiek en een betere redacteur, alles in zich had om een behoorlijk goede roman te worden.
    Aan de positieve kant van de balans staan Chabon’s duidelijke enthousiasme voor zijn onderwerp, zijn werklust en zijn vindingrijke verbeelding. Ik hou zelf ook van vroege funk en orgeljazz, en zag in de zeventiger jaren als tiener menig Blaxploitation film (ik loog aan de kassa overtuigend over mijn leeftijd). Aan de borreltafel of in het café mag ik, net als veel van mijn leeftijdsgenoten (voila: de doelgroep van Telegraph Avenue), graag met mijn kennis van obscure b-kantjes van singletjes uit de vroege jaren zestig mijn ongelofelijke eruditie etaleren, maar een borreltafelmonoloog is natuurlijk niet hetzelfde als een roman van enige literaire pretentie. Ik vrees dat ik het dan ook wat Chabon betreft voorlopig bij Telegraph Avenue laat.

Klaas ten Holt




(Ik las
Telegraph Avenue in de uitstekende vertaling van Gerda Baardman, Tjadine Stheeman en Wim Scherpenisse.)
         
        

        

Geen opmerkingen:

Een reactie posten