zaterdag 19 januari 2013

De pont


Mijn neven woonden in Amsterdam-Noord in een twee-onder-een-kapwoning aan de Kadoelenweg. De achtertuin keek uit op weilanden met loom grazende koeien. Mijn oom was iets hoogs bij uitgeverij Meulenhoff, hoog genoeg om naar de première van de verfilming van Turks Fruit van Jan Wolkers, wiens boeken hij uitgaf, te mogen. Hij vroeg bij die gelegenheid mijn moeder mee, die er ‘niet zoveel aan’ vond.
Later legde hij het aan met zijn secretaresse.
Mijn oom en tante gingen uit elkaar. Hij vertrok en zij bleef achter met drie puberjongens. Alles mocht en kon vanaf dat moment. Er was geen bevoegd gezag meer. ’s Nachts om drie uur eieren bakken en harde muziek draaien was geen probleem.
Ik kwam er graag.
Om er te komen moest ik met de pont het IJ oversteken, die ook toen al achter het Centraal Station vertrok.
Ik werd dan opgebeld door een van mijn neven: ‘Klaas, je moet nu komen, Zep vijf is uit en wij hebben hem in huis.’ Dat betekende dat we de hele nacht naar de nieuwste elpee van Led Zeppelin, zouden gaan luisteren. Nog altijd associeer ik hun muziek met de Kadoelenweg en het houten schuurtje in de achtertuin waar mijn neef M. zijn kamer had.
Mijn jongste neef G. - een tenger, witblond verongelijkt jongetje dat niet voor het geluk in wieg gelegd bleek - lieten we dan rustig urenlang wanhopig op de deur bonzen en schelden. Hij mocht er niet in, was nog te jong. Of we hoorden het gewoon niet omdat we voor een directere beleving van de muziek koptelefoons ophadden.
We rookten joints die we in kartonnen wc-rollen staken. De drugs werden aan huis bezorgd. Dan zoog je aan één kant terwijl je de andere met je hand bedekte. Als je die vervolgens wegtrok schoten je longen in een keer vol. Klaboem noemden mijn neven dat.   
De pont van toen was groter en logger dan de snelle gele pontjes die tegenwoordig varen, en er was geen overkapping. Je stond buiten tussen de auto’s en de stadsbussen. Als je het koud had stak je een sigaret op. De IJ-tunnel was er al wel, maar menig automobilist vekoos toch nog de pont.
Eenmaal in Noord moest ik nog een heel stuk fietsen over een dijk en langs weilanden. Ik oriënteerde me op een opvallend flatgebouw met een gat in het midden. In mijn ogen een verbluffend staaltje van moderne grootsteedse architectuur.
Amsterdam-Noord had voor mijn gevoel weinig te maken met het Amsterdam waar ikzelf woonde. Het was toch een beetje of je naar de provincie ging. Ze vierden er Sint Maarten en vonden alles ‘onwijs’.
In het weekeinde waren er stevige knokpartijen rond het lokale jongerencentrum waar wij wel eens naar een bandje gingen kijken. Dan sloegen we vooraf spijkers in de hakken van onze laarzen. Ik zat bij mijn neef M. achterop zijn opgevoerde Kreidler. Als we dan op de dijk een fietser inhaalden lieten we onze hakken over de straat slepen zodat we een regen van vonken achterlieten.
‘Ben je weer naar je ‘hasj-neven’ in noord geweest,’ kreeg ik dan later op school te horen vanwege de geur die nog aan mijn jas en spijkerbroek hing.




3 opmerkingen:

  1. terug in de tijd
    wij hadden een huis in west
    ik zat in zuid op school
    en met de pont over naar
    de vriendin van mijn moeder
    in mijn tijd was er nog geen tunnel
    alleen de pont
    pas veel later kwam die tunnel
    zie het allemaal
    zo voor me
    geweldig.............
    groetjes patty

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ik woonde ook in west.
    we noemden noord 'het overkant van ut IJ'
    ik kwwam er nooit het was de andere wereld te ver..
    later werkte ik bij het amsterdams conservatorium.
    Ik beheerde er de kas.
    bij tekort aan bevoegde leraren mochten ook bijna afgestudeerde studenten les geven.
    Die waren dan onbevoegd!
    Vaak maakte ik van een O een B op het declaratieformulier.
    Ik vond dat die studenten vaak beter en geinspireerder les gaven dan de bevoegden!
    maria

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Mooie herinneringen blijven je altijd bij, ik moest grinniken om die spijkers in de hakken van je laarzen. Onbesuisde jeugd :-)

    Rose

    BeantwoordenVerwijderen