Mona Keijzer
Omdat ik mij zorgen maakte om de cultuur in Nederland, schreef ik een brief aan vice-premier en dubbel-demissionair minister Keijzer, in mijn optiek een sympathieke en intelligente vrouw met een goede smaak voor muziek en sowieso de best geklede minister van welk kabinet dan ook, een vrouw met het hart op de goede plek, vol compassie voor de hardwerkende Nederlander - een groep waartoe ik mij als kunstenaar toch al moeilijk weet te verhouden - en ook nog met veel begrip voor de problemen waar de jonge joodse heilstaat aan de kop van de levant in verband met zich steeds agressiever roerende derde religie nog altijd mee te kampen heeft, maar die mij, tot mijn grote verassing, toch graag wat van haar tijd wilde schenken.
‘Familie van?’ opende zij in het naar haar vernoemde etablissement.
‘In de verte, mevrouw. Ik ben slechts een achterneef.’
‘Mona, alsjeblieft. Heerlijke muziek, van die oom van u! Als ik mijn migraine voel opkomen, is dat het enige wat nog een beetje helpt. Schilders, componisten en acteurs! Het moet wel heel bijzonder zijn om uit zo’n familie te komen. Zelf ben ik maar een gewoon christelijk meisje uit de provincie.’
‘Och mevrouw de minister, waren er daar maar meer van. Mag ik zeggen dat ik u een enorm inspirerende vrouw vind?’
Moest ik soms opgewonden raken van de Greta Thurbergs van deze wereld? Van groen-linkse, veganistische Arafatmeisjes die geilen op bomgordelende shariadwepers omdat onze eigen joods-christelijke jongens te welopgevoed zijn om ze eens stevig over de knie te nemen? Nee, dan mevrouw Keijzer! Vijf kinderen had zij al geworpen, méér dan menig moslima op zwangerschapsverlof, maar dan wel met een volledige werkweek at your service! En dan durfden ze haar nóg lastig te vallen over een beetje wachtgeld.
‘Koffie? Of zullen we meteen maar aan de chardonnay?’
‘Ik hoopte al dat u het zou voorstellen.’
‘Maar u wilde het over cultuur hebben?’
‘Inderdaad. Ik schaam me een beetje om u met zo iets onbelangrijks lastig te vallen. Maar het zit me hoog.’
‘Spreek u uit! Ik ben volksvertegenwoordigster! Ik ga daar over!’
‘Het gaat me er niet om dat er te weinig geld naar cultuur gaat, of zo. Dat u niet denkt dat ik een of andere subsidieslurper ben.’
‘Ach lieve schat, ik weet dat je al jong wees was en zelfs een tijdje anti-kraak hebt moeten wonen, maar toch heb je altijd goed voor je kinderen gezorgd en ondertussen je talent niet verkwanseld. Dát telt voor mij zoveel meer dan al het andere.’
‘Een donkere periode waarvoor ik me nog altijd schaam.’
‘Welnee! Vertel! Wat kan ik voor je doen?’
‘Nou ja, het gaat me om de cultuur. Ik snap ook wel dat er geld naar het leger moet omdat we aan alle kanten worden bedreigd en zo, maar de cultuur - onze joods-christelijke cultuur - zou volgens mij toch wat meer aandacht van de politiek moeten krijgen. Aandacht en sturing, wat mij betreft.’
‘Ach Klaassie, breek me de bek niet open.’
‘De hele kunstenarij is in handen gevallen van die groen-linksers voor wie alleen het platste van het platste goed genoeg is, laagdrempelig, rolstoelvriendelijk, genderneutraal, maar een goed boek lezen: ho maar! Leefde John Lennon nog maar.’
‘Van Una Paloma Blanca, toch? Dát was nog eens muziek.’
‘Hij hád het kunnen schrijven, mevrouw. Maar kom daar tegenwoordig nog maar eens om.'
‘Voor mensen als u is in onze beweging altijd plaats, meneer Ten Holt. Vindt u het ook zo warm hier?’
‘Ik kan het nu wel eerlijk zeggen: ik was altijd al een van uw voorkeursstemmers.’






