donderdag 18 september 2025

 


Straf 

In de hoek naast de deur naar onze woonkamer in mijn ouderlijk huis hing een zwarte, bakelieten telefoon met daaronder een tikkenteller. Het krulkoord dat de hoorn met het apparaat verbond, was net lang genoeg om op de onderste treden van de trap te kunnen zitten. Wanneer ik in mijn slaapkamer in bed lag, kon ik de telefoongesprekken die mijn ouders voerden, hun stemmen versterkt door de akoestiek van de hal, goed volgen.
    Zo ving ik het gesprek op tussen mijn vader en de Israëlische dirigent Avy Ostrovsky die belde om te vragen of hij bij ons kon komen logeren omdat hij het Amsterdamse Concertgebouworkest weer eens ging dirigeren. ‘No Avy,’ hoorde ik mijn vader zeggen, ‘You’re not welcome in our house anymore.’ Aan de andere kant van de lijn klonk wat gesputter, maar mijn vader hield voet bij stuk. Avy Ostrovsky had eerder bij ons gelogeerd om dezelfde reden. Mijn moeder kende hem uit Israël uit de tijd dat zij daar met mij in kibboets Lahav verbleef. Er logeerden wel vaker mensen uit Lahav bij ons, wanneer die voor werk of vakantie in Amsterdam waren, de kibboets was immers ook altijd gastvrij voor ons geweest. 
    Avy was een nogal dwingende, persoonlijkheid met donker haar, geprononceerde wenkbrauwen en een gedrongen postuur, ongeveer een kop kleiner dan mijn vader. Hij vertelde mijn ouders over alle beroemdheden met wie hij had gewerkt en sprak aan tafel met brede gebaren over het transcendente genie van Beethoven of de gesublimeerde erotiek in de negende symfonie van Mahler. Mijn ouders, die wel van muziek hielden, maar er niet zoveel verstand van hadden, lieten zich graag meenemen door de grote woorden van de succesvolle dirigent. Hij regelde vrijkaarten op de eerste rij, voor mij de eerste keer dat ik gedwongen was een hele symfonie van Beethoven uit te zitten. Ik speelde net een jaar elektrisch gitaar en luisterde naar Hendrix en The Beatles, iets dat volgens de dirigent vanzelf weer over zou gaan.
    De zomervakantie na Avy’s laatste bezoek aan Amsterdam, toen wij weer eens naar kibboets Lahav in Israël gingen om als vrijwilligers bij de sinaasappelpluk onze bijdrage te leveren aan de opbouw van de nieuwe heilstaat, nodigde Avy ons uit in zijn riante huis in het centrum van Haifa. Hij bezat een imponerende collectie klassieke muziek en een voor die tijd ultra moderne geluidsinstallatie waarop het klonk het ‘alsof het orkest bij je in de kamer stond’, heel wat anders dan de op afbetaling gekochte mono installatie bij ons thuis in Amsterdam. Vrouw en kinderen had Avy niet, zijn drukke werkzaamheden lieten dat niet toe.
    Vanaf de dag dat we bij Avy logeerden, kreeg mijn moeder last van hoofdpijn, waardoor mijn vader en ik overdag meestal met z’n tweeën de stad ingingen. In de intense, drukkende hitte sleepten wij ons van café naar café om cola met ijs te drinken. Na lang zeuren had mijn vader toegezegd dat we het album Exile on Main St. van The Rolling Stones zouden gaan kopen op voorwaarde dat ik met hem de berg Carmel zou beklimmen, één van Haifa's bezienswaardigheden. Na een lange klim hadden we een prachtig uitzicht over stad en baai. Mijn vader praatte aan een stuk door, over het verschil tussen een goede en een slechte docent en waarom hij vond dat je nooit vanuit autoriteit zou moeten lesgeven, maar altijd vanuit gelijkwaardigheid, over mijn moeders religieuze gevoelens die hij respecteerde maar niet begreep, hij legde uit waarom het bestaan van een opperwezen hem persoonlijk onwaarschijnlijk leek, uitte zijn ergernis over het opgewonden mediterrane karakter van de Israëliërs en hun onvermogen netjes in de rij op de bus te staan wachten, en vertelde dat hij Avy wel grappig vond, maar ook een opschepper en een praatjesmaker. Hij praatte meer tegen mij dan met mij, een beetje zoals hij dat vermoedelijk ook tegen zijn leerlingen deed. Van mijn kant beloofde ik hem het komende jaar beter mijn best op school te zullen doen, nadat ik dit jaar voor het eerst was blijven zitten, een loze belofte, zoals zou blijken, maar wel precies wat mijn vader wilde horen.
    De volgende dag zou ik met hem naar een grote platenzaak in het centrum gaan die Avy ons had aanbevolen, maar toen mijn vader me kwam wekken, bleek dat we iets anders gingen doen.
    ‘We gaan naar het ziekenhuis,’ zei hij.’Er is iets niet goed met je moeder.’
    ‘Vanwege die hoofdpijn?
    ‘Nee, iets anders.’ Ik zag aan zijn gezicht dat hij zich zorgen maakte.
    ‘Wat dan?’ wilde ik weten, maar hij antwoordde alleen dat ik moest opschieten.
    Mijn moeder was nerveuzer dan anders, maar Avy verzekerde haar dat dat nergens voor nodig was. ‘These things happen all the time, I’m sure it’s just nothing.’
    In de taxi naar het ziekenhuis begreep ik dat mijn moeder een knobbeltje op haar borst had. Mijn vader kon het ook voelen. ‘We nemen gewoon het zekere voor het onzekere, het is vast niets.’
    ‘Maar wat is het dan?’
    ‘Niets,’ antwoordde mijn moeder.
    ‘We willen allen zeker weten dat het niet iets ernstigs is.’
    ‘Iets ernstigs?’
    ‘Nou ja,’ vulde mijn moeder aan, ‘dat het geen borstkanker is.’
    ‘In elk geval zijn we er heel op tijd bij.’
    Ik durfde niet goed te vragen of het lang zou duren in het ziekenhuis, we zouden immers Exile on Main St. gaan kopen. Terwijl mijn vader voorin een nietszeggend gesprek met de chauffeur voerde die nauwelijks Engels sprak, zat ik met mijn moeder op de achterbank. Ik pakte haar hand, voelde aan haar trouwring, wist niet wat ik moest zeggen.
    ‘Wat gaan ze doen?’ vroeg ik mijn vader toen we samen in de aangenaam koele wachtkamer achterbleven.
    ‘Ik weet het niet.’ Hij pakte een tijdschrift van een tafeltje naast hem en legde het weer terug. Ik keek naar de klok. Twee verpleegsters rolden een bed met een stevig ingesnoerde, angstig kijkende oude man aan een infuus voorbij. ‘Denk je dat we die elpee nog gaan kopen?’ Mijn vader antwoordde niet, keek de andere kant uit. Er verstreek een half uur, drie kwartier, een uur. Van tijd tot tijd opende de deur waarin mijn moeder met een jonge arts was verdwenen en kwam er een verpleger tevoorschijn.
    ‘Denk je dat het nog lang gaat duren?’ Mijn vader haalde zijn schouders op. Hij stond op en liep naar het raam dat uitkeek op een binnentuin met palmbomen, grind en hier en daar een bankje. Tegenover mij kwam een zwaar opgemaakte Arabische vrouw zitten die een appel begon te schillen; met alle macht probeerde ik haar blik te ontwijken.
    Na anderhalf uur kwamen mijn moeder en de jonge arts weer terug. Ik vond dat ze een vreemde blik in haar ogen had, maar ze glimlachte geruststellend naar mij. De arts deed kort verslag van zijn bevindingen aan mijn vader. Hij had een kwaadaardig gezwel geconstateerd en raadde ons aan zo snel mogelijk terug naar Nederland te gaan, naar het Anthoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, waar ze volgens hem de beste specialistische hulp op het gebied van borstkanker hadden.
    ‘Ik wist het!’ zei mijn moeder toen we buiten op de taxi stonden te wachten. ‘Het is mijn eigen schuld. Hoe kon ik zo stom zijn?’
    ‘Welnee, doe niet zo idioot. Je bent gewoon overstuur. Je hoorde toch wat die dokter zei? Ze kunnen ons daar zeker helpen. Het komt allemaal weer goed.’ 
    Mijn moeder leek hem niet te horen. ‘Het is mijn straf,’ hield ze vol. ‘Dit kon niet uitblijven.’
    In de taxi werd weinig gezegd. Toen we uitstapten zei mijn moeder plotseling dat ze niet terug naar Avy’s huis wilde. ‘Ik wil liever naar een hotel.’
    ‘Maak het nou niet zo ingewikkeld,’ zei mijn vader. ‘Ik ga vanmiddag een vlucht proberen te boeken. Ik heb geen zin om ook nog een hotel te moeten zoeken.’
    ‘Ik wil niet terug naar Avy,’ hield mijn moeder vol. ‘Ik leg het je nog wel uit.’
    ‘Je had beloofd dat we naar een platenwinkel zouden gaan.’
    ‘Godverdomme,’ zei mijn vader. Het was bloedheet en we waren alledrie veel te warm gekleed. ‘Je moeder heeft borstkanker en jij begint over een elpee?’
    ‘Je had het beloofd.’ Ik had dorst en we hadden ook nog niet geluncht. Waarom moest mijn moeder nou net vandáág kanker krijgen?
    ‘Gaan jullie maar,’ zei mijn moeder. ‘Klaas heeft wel iets leuks verdiend. Misschien kunnen jullie meteen naar het El-Al kantoor om een vlucht te boeken. Ik red me wel. Ik denk dat ik even op bed ga liggen.’
    Terug in het appartement bleek Avy er niet te zijn. Mijn moeder was zichtbaar opgelucht. ‘Ik begrijp niet wat je ineens tegen die man hebt,’ zei mijn vader korzelig. We aten een boterham, waarna mijn moeder ging slapen en ik met mijn vader in een taxi naar de platenzaak ging.
    ‘Het komt wel goed,’ zei mijn vader. ‘We zijn er heel op tijd bij.’
    Ik knikte. ‘Denk je dat ik Exile on Main St. straks op Avy’s pick-up mag draaien?’ Dolgelukkig liep ik even later naast mijn vader met het album in een plastic tas. Het bleek dat er de volgende dag al een vlucht terug naar Amsterdam was. Dat onze vakantie voortijdig werd afgebroken vond ik niet erg, alleen met mijn ouders in Haifa was er voor mij weinig te beleven.

woensdag 17 september 2025

Al-Quds

‘Het regent of miezert al een paar dagen, lieve schat, maar toch had ik de behoefte om je even  te komen 
opzoeken, al was het maar om te zien of de roos er nog staat die ik voor je had geplant. 
    Aan het balkon aan de overkant van ons huis hangen tegenwoordig naast elkaar een regenboog- en een Palestijnse vlag, ik denk online besteld door de geëngageerde, liberal arts and sciences studerende meisjes die daar een door papa en mama voor ze aangeschaft appartementje bewonen. From the river to the sea, is het adagium en ik vind het een mooie slogan. Ik ben er geweest zoals je weet, ik heb die rivier gezien, in de dode zee gedreven, in die zee gezwommen, zowel de Middellandse als de Rode. Ook in Gaza ben ik geweest, waar toen nog niet zoveel te doen of te zien was, geen torenflats in elk geval die ze nu weer neerhalen op zoek naar Hamas strijders. Ik was met mijn ouders op weg naar Sharm el Sheikh, dat nog maar net op Egypte was veroverd, helemaal in het uiterste zuiden van de Sinaï, vanwaaruit het Egyptische leger met grote kanonnen - ik heb ze gezien, ze stonden er nog - Israël de scheepvaart op de Rode zee belette. Israël veranderde het in een toeristische attractie, die Egypte in 1982 dankbaar overnam. Tegenwoordig is het zelfs een resort, maar ik zal er nooit meer komen. 
    Massada heeft in Israël misschien het meeste indruk op me gemaakt; vanwege de verpletterende schoonheid van het landschap, maar meer nog vanwege de geschiedenis, het was het laatste joodse bolwerk tegen de Romeinen, niet eindigend in overgave, maar in een collectieve zelfmoord die zelfs de Romeinen shockeerde. En ik begin te vrezen dat de geschiedenis zich wel eens zou kunnen gaan herhalen. Langzaam maar zeker begint het net zich te sluiten: de wereld wil geen joodse staat, geen joden hier, geen joden daar. Met from the river to the sea wordt natuurlijk geen twee-statenoplossing bedoeld, het gaat om één Palestina met Al-Quds als Islamitische hoofdstad. Dat is waar al die bevoorrechte jongens en meisjes met hun blauw geverfde haar en hun Palestijnse vlaggen van dromen, als ze het niet te druk hebben met hun decaf frappucino’s en hun vegan bagels, dat is waar de wereld nu behoefte aan heeft, zo wordt ons dagelijks verteld. Het klimaat? Palestina. LGBTQ+ rechten? Palestina. Het grootkapitaal? Palestina. Het maakt niet uit waarvoor of waartegen er wordt gedemonstreerd, overal domineert diezelfde lelijke, agressieve vlag. 
    Er is natuurlijk meer kwaad in de wereld, hier of daar is er wel eens eerder een onfortuinlijke minderheid uitgemoord of verdreven, maar geen genocide die zo tot de verbeelding spreekt als die van Israël op de Palestijnen. In die zin zijn we niet zo heel veel opgeschoten in de afgelopen eeuwen, hebben we nog altijd behoefte aan grote, verbindende verhalen met een religieuze connotatie.
    En misschien staat het ondenkbare wel te gebeuren als niemand meer vindt dat het bestaansrecht heeft en bereid is het te verdedigen: de vernietiging van de staat Israël, een volgende diaspora, of misschien wel de totale en definitieve oplossing van het jodenprobleem. En dan daarvoor in de plaats een nieuwe, trotse, kleine Islamitische staat met een zelfverzonnen, eeuwenoude geschiedenis, geleid door Hamas. En daar houdt de droom natuurlijk niet op, de plannen voor de grote, beslissende intifadah liggen al klaar, want uiteindelijk moeten we er immers allemaal aan geloven: het wereldkalifaat muß sein. Een foto van de paus die de sleutels van het Vaticaan op een goudomrand, rood kussentje overhandigt aan Mohammed Ahmad Hussein, de grootmoefti van Al-Quds of een van zijn opvolgers siert straks de voorpagina van elke krant.
    En ook dat zal niet het einde van de geschiedenis zijn. Misschien is het maar goed dat jij dit allemaal niet meer mee hoeft te maken, lieveling. Ik ben er zelf trouwens ook niet leuker op geworden.
    Maar als het echt zover komt, en ik hoop natuurlijk van niet, dan weet ik wat me te doen staat. Dan huur ik een kamer in het Amstelhotel, tegenwoordig in Quatarese handen, met uitzicht op de rivier. Ik zal eerst nog iets lekkers bestellen in het restaurant, want wie op reis gaat moet goed eten, en dan in mijn kamer op bed gaan liggen en drie opgespaarde doosjes Zopiclon - negentig pillen zijn dat - innemen. Aan de Amstel zal het niet liggen, die stroomt wel door. De rekening is dan al voldaan.'  

dinsdag 16 september 2025

 


Checklist

Gisteren kwam een oud student eten. Hij schepte drie keer opnieuw op, dus óf hij vond het heel erg lekker, óf hij had heel erge honger. Hij is denk ik de enige student die ik tot twee keer toe een tien heb gegeven voor een compositie. De eerste keer legde ik hem een fictieve checklist voor en liet ik hem zelf de conclusie trekken:
    Is het werk gelaagd? Beweegt het zich op meerdere niveaus?
    Is het ambachtelijk, idiomatisch? Spreekt er kennis van het gebruikte materiaal uit?
    Is de lengte in overeenstemming met de vorm en/of de inhoud?
    Is het eigen? Persoonlijk? Spreekt er een opvatting of poëtica uit?
    Wordt er gewerkt met contrasten, scherp of geleidelijk?
    Is het consistent of zijn er stijlbreuken?
    Wordt het materiaal goed uitgewerkt en de potentie van het materiaal ten volle benut?
    Plaatst het werk zich in een traditie of zet het zich er juist tegen af?
    Ziet de partituur er professioneel uit? Is het ook zonder aanwijzingen van de componist goed uitvoerbaar?
    Is het tot in de details uitgewerkt?
    Spreekt er gevoel voor pitch, ritme en melodie/harmonie uit?
    Is het fantasierijk? Spreekt er verbeeldingskracht uit? Is er sprake van een eigen consistente klankwereld?
    Is er een goede spanningsopbouw, gevoel voor een spanningsboog?
    Wordt er uit meerdere registers geput, of is het veel van hetzelfde? 
    Is er ritmische variatie?

In werkelijkheid spelen bij de beoordeling van studenten natuurlijk alleen subjectieve overwegingen een rol, nog afgezien van het feit dat zo’n zelfverzonnen checklist in zichzelf al verre van objectief is. Er gaat een verhaal over Beethoven waarin de partituur van een nieuw orkestwerk van hem was kwijtgeraakt. Uit de partijen, die er gelukkig nog wél waren kon een nieuwe partituur worden samengesteld, alleen stonden daar geen dynamische aanwijzingen in. Geen probleem, zei de componist, die schrijf ik er zo weer in, die zijn niet willekeurig, ik weet ze allemaal nog precies. Later werd de originele partituur teruggevonden en bleken er enorme verschillen. Zo is het ook met beoordelingen; die zijn altijd een momentopname, stemmingsgevoelig, weer- en temperatuurgevoelig. Een ieder die dat ontkent, die liegt. En zolang je je dat maar realiseert, is er misschien ook niet zo veel aan de hand. Tegenwoordig mogen we trouwens geen cijfers meer geven, alleen nog V of O. Ik vraag me af of dat een verbetering is.
    Mijn oud student kan niet van zijn werk leven en werkt er dus bij, net zoals de meeste oud studenten. Ik heb ergens gelezen dat meer dan negentig procent van alle kunstenaars niet van haar werk kan leven. De student vertelde dat hij eigenlijk alleen in het maken is geïnteresseerd. Wanneer hij klaar was - hij maakt elektronische popmuziek van hoge kwaliteit - en het werk ineens een product bleek te zijn dat vermarkt moest worden, zonk de moed hem in de schoenen. ‘Ik zet het op Spotify,’ zei hij vrolijk, ‘ik vind namelijk wel dat het beschikbaar moet zijn.’ Daarna ging hij weer iets nieuws maken.
    Hij vroeg mij of ik dat laf van hem vond. Of er niet eigenlijk onzekerheid, of misschien zelfs luiheid uit sprak?
    Ik vertelde hem dat Bibian en ik vroeger een eigen platenlabel hadden. Daar brachten we onze muziek op uit, een enkele keer ook die van anderen. We deden al het voorwerk met veel plezier, schreven fondsen aan, voerden zelfs een boekhouding. Maar zodra de cd’s geperst waren en bij ons thuis werden bezorgd, verloor het onze belangstelling. We waren alweer veel te druk met liedjes schrijven voor de volgende.


maandag 15 september 2025

 


Retro 

Alles is tegenwoordig retro. Uitzondering is misschien de wetenschap, maar daar is niet iedereen blij mee. Universiteiten liggen onder vuur, wetenschappers worden verdacht gemaakt, zeker als ze impopulaire zaken verkondigen. ‘Dat is úw mening,’ zeggen we dan.
    De aarde wordt weer plat, god blijkt toch niet dood, de menselijke soort bestaat uit mannen en vrouwen met ieder een duidelijk afgebakende rol en functie, een kleine groep heeft alles en de rest een heel klein beetje en onze leiders zijn weer daadkrachtig en autoritair. Er is behoefte aan duidelijkheid, en omdat de toekomst altijd ongewis is, is er dus geen behoefte aan toekomst. We houden vast aan wat we kennen, aan wat ooit werkte, in de hoop dat het ook nu nog zal werken of het in elk geval nog even volhoudt.
    De droom was dat machines en later de computer ons leven zouden vergemakkelijken, ons welvaart en vrije tijd zouden schenken, maar in plaats daarvan werkt iedereen juist harder en langer dan ooit, is de mens een functie van de economie geworden waar de economie eigenlijk het huishoudboekje van de mens zou moeten zijn.
    Het systeem is zo dwingend en grotesk geworden, zo onbegrijpelijk ook, zelfs voor de knapsten onder ons, dat een uitweg niet meer voorstelbaar is, behalve dan een radicale uitweg, een totale, alles op losse schroeven zettende herschikking van hoe wij de wereld langzaam maar zeker zijn gaan indelen. Een omwenteling die moeilijk goedschiks is voor te stellen, en waar we dus maar liever niet op anticiperen.
    En zo dendert de trein maar voort naar het einde van spoorrails die we met man en macht net zo lang proberen te verlengen tot het ijzer op is en er geen hout meer is voor nieuwe bielzen.
    Onze kunstenaars, schrijvers en denkers zijn voor de ene helft verworden tot zelfbenoemde dominees die ons met zelfgenoegzaam engagement voorspiegelen wat we allemaal allang weten, wat we allemaal allang vinden of denken dat we moeten vinden in eensgezinde, gestroomlijnde verontwaardiging, een pakket aan meningen, op maat geleverd en met pakkende titels als links of rechts die allang niets anders meer betekenen dan naamgever te zijn van het pakket, en de andere helft sust ons in slaap met pasteltinten, conflictloze, opgewarmde versies van hits uit het verleden, liefst direct inspelend op het sentiment, die uitgeklede, van elke ratio ontdane versie van wat ons dieper en complexer emoveert, mothers little helper, onderhoudend en verstrooiend. Want we hebben het al zo druk. Dat het slecht gaat met de wereld weten we zó ook wel, daar hoeven we in onze vrije tijd niet aan herinnerd te worden, en zeker niet bij een concert waarvan de kaartjes toch al zo duur zijn of in een boek van vele pagina’s lang.
    Het is best snel gegaan, vind ik. Uit mijn eigen jeugd herinner ik me een ander levensgevoel, een ander soort vitaliteit, begeestering, nieuwgierigheid. Dat gevoel en die levenshouding heb ik volgens mij nog steeds. Dat hoop ik althans. Ik droom nog altijd tegen beter weten in, vind het leuk steeds weer iets nieuws uit te proberen, wil niets missen. 
    Ik schrik er wel eens van hoe oud iedereen lijkt te zijn geworden, en precies op de manier waarvan ik mezelf altijd had voorgehouden in elk geval niet zo te zullen worden. Niet alleen mijn eigen generatie, maar ook die paar die na mij zijn gekomen. Blijmoedig berustend in de deprimerende status quo, maar dan met een aangeleerde verontwaardiging en precies de juiste dosis engagement voor een koophuis om de toekomst van je kinderen nog snel even veilig te stellen.  
 

zondag 14 september 2025

Kogel

De Volkskrant ligt op tafel. Een grote foto, zo te zien een röntgenopname van een kinderhoofd met duidelijk zichtbaar een kogel middenin. Gatverdamme, denk ik. Dat zal wel weer over Israël gaan. Nu schieten ze daar ook al gericht op kindertjes, alsof uithongeren al niet erg genoeg was.
    Geïrriteerd blader ik wat door de krant, lees een interview met schrijfster Marente de Moor die de ene grote schrijver na de andere oplepelt om er bij te vermelden dat ze een geheugen als een zeef heeft. Het maakt me niet heel erg nieuwsgierig naar haar nieuwe roman, maar misschien ten onrechte. Ondertussen laat die foto me niet los. Hier klopt iets niet; dat is vermoedelijk wat mijn onderbewuste me wil vertellen, maar de gedachte heeft zich nog niet uitgekristalliseerd. Ik ben moe en mijn hersens werken traag vandaag, maar ik heb me niet vergist, het is een gemonteerde foto, vermoedelijk is er een kogel op een plat vlak gelegd en hebben ze daar het hoofd van kind boven gehouden en dat zo gefotografeerd. De inslag van een dergelijke kogel in een kinderhoofd zou een totaal ander beeld geven. Maar dus wel prominent op de voorpagina van De Volkskrant, net zoals eerder die foto van een uitgemergelde baby. Ze zullen het straks wel ergens op een onopvallende plek rectificeren, maar het kwaad is al geschied: het zijn de joden weer, kindermoordenaars, erger dan de nazi’s, geen volk zo perfide als de joden.
    ‘Godverdomme,' zeg ik tegen mijn jongens die om vijf uur ’s middags in mijn woonkamer in hun onderbroek aan tafel zitten te gamen met het geluid aan, ‘ik wist het wel, van die foto klopt helemaal niets.’
    Ze werpen een blik op de krant die voor ze ligt. 
    ‘Hoezo niet?’ vraagt mijn middelste.
    ‘Dat kan helemaal niet. Je denkt toch niet dat een kogel uit een geweer zo netjes middenin een kinderhoofdje stilhoudt, zodat de fotograaf er een mooi plaatje van kan schieten?’
    ‘Denk jij dat ze in Gaza geen kinderen doodschieten?’ vraagt hij.
    Een draai om je oren, snotneus, denk ik bij mezelf. Ga je eerst eens fatsoenlijk aankleden. ‘Wat is dat nou weer voor een vraag? In elke oorlog worden kinderen doodgeschoten. Het is daar oorlog, weet je wel. Dan vallen er onschuldige slachtoffers.’
    ‘Nou dan?’ zegt hij.
    ‘Wat bedoel je: nou dan?’
    ‘Dan maakt het toch niet uit? Ze vermoorden daar kinderen. Dan doet het er toch niet toe of die foto in elkaar gezet is of niet? Het gaat om het principe.’
    ‘Over welk principe heb je het eigenlijk?’ Waarom gaat hij niet naar huis? Het is godverdomme zondag, de afspraak was dat hij dan weer naar zijn eigen huis zou gaan. Houdt het dan nooit op?
    ‘Dat ze kinderen doodschieten.’
    ‘Denk je soms dat er in Oekraïne geen kinderen worden doodgeschoten?’
    ‘Komop, papa, je moet niet alles zo op jezelf betrekken,’ zegt mijn oudste. ‘Dat jij joods bent neemt niet weg dat Israël echt heel erg fout bezig is in Gaza.’
    ‘En op de Westbank,’ vult mijn middelste aan. ‘En hoe joods ben jij nou eigenlijk helemaal?’
    Ze zeggen het alsof ik een of andere besmettelijke ziekte heb. Als ik joods ben, dan zij toch zeker ook, godverdomme?
    ‘O ja, kun je me morgen twintig euro voorschieten?’ vraagt middelste zoon. ‘Ik heb geen geld om boodschappen te doen.’
    
       

zaterdag 13 september 2025



Hyperfocus

S. heeft Gyros gemaakt. Op vrijdag en zaterdag mag hij thuis komen eten en logeren als hij dat wil, op voorwaarde dat hij geen ketamine gebruikt; thuis niet, maar ook niet ergens anders. De andere dagen moet hij voor zichzelf zorgen. De mevrouw van Jellinek Advies vond het een goed idee. Ik vroeg haar wat S. redelijkerwijs van mij zou mogen verwachten en waar ik volgens haar niet in hoef te voorzien.
    Terwijl ik dit schrijf zit S. op de piano in de hal Light my fire van The Doors steeds opnieuw en uiterst geconcentreerd, noot voor noot uit te zoeken. Moeilijke loopjes en akkoordwisselingen herhaalt hij net zolang tot hij ze in zijn vingers heeft. Dezelfde concentratie - hyperfocus is een beter woord - die hij ook heeft als hij op zijn laptop elektronische muziek maakt, Minecraft speelt of met grafics in de weer is.
    Op een schoolbord schetst de mevrouw van Jellinek Advies de prefrontale cortex en omdat ik haar verteld heb dat ik componeer, noemt ze die de dirigent van S.’ handelen. Die helpt hem met plannen, organiseren, de boel bij elkaar houden, niet in chaos te verzanden. Maar ketamine verdooft en verstoort de signalen die hij van zijn prefrontale cortex krijgt.
    De amygdala, een ander gedeelte van de hersens gaat meer over je instinct en de onmiddellijke bevrediging van behoeften. Ketamine is fijn omdat het alle vervelende prikkels uitzet zoals onzekerheid, depressie of andere pijn. De prefrontale cortex zegt dan: ‘niet doen, is slecht voor je,’ maar de ketamine verstoort het signaal. En als je vaak ketamine gebruikt wordt het signaal steeds langer en heviger verstoord, en neemt de amygdala meer en meer het besturingssysteem over.
    Het is niet de eerste keer dat ik dit verhaal hoor, en ze bedoelt het goed en kwaad kan het niet, maar wat ik eigenlijk wilde horen was hoe ik het beste kan handelen in de complexe en verwarrende situaties waarin ik met S. steeds weer beland, en heel concreet of zij mij kon garanderen dat als ik een keer de moed op zou weten te brengen om nee tegen hem te zeggen, hem de deur te wijzen of te weigeren hem ergens op te komen halen waar hij sowieso nooit naartoe had moeten gaan, hem het zelf maar op te laten knappen, hem zelf te laten verzinnen hoe hij stoned en doodziek de weg naar huis moet vinden om daar dan in zijn eentje maar te moeten zien de dag of de nacht door te komen zonder zijn vader met paracetamol, een warme kruik en kopjes thee en bemoedigende, relativerende woorden waarin de irritatie, de woede en de zorg toch altijd nog doorklinken - omdat ik nou eenmaal ben wie ik ben, en omdat hij mij door en door kent, want sociaal hoogbegaafd en een ongelofelijke radar voor subtekst - of zij mij kon garanderen dat S. er dan de volgende dag nog zou zijn, dat hij dan niet zou doen wat altijd impliciet boven elke dramatische gebeurtenis waarin hij mij tot handelen dwingt hangt, die donkere, dreigende, intimiderende en uiterst manipulatieve wolk die hij alleen bestuurt - ik denk toch met zijn prefrontale cortex, vraag me niet hoe -, dat hij geen voortijdig einde aan zijn jonge leven maakt, in elk geval niet totdat hij Light my fire vlekkeloos onder de knie heeft.  

vrijdag 12 september 2025

 


Wraak 

In de Verenigde Staten is een jongen gearresteerd die waarschijnlijk de moordenaar is van Charlie Kirk, een extreem rechtse influencer, een persoonlijke vriend van president Trump, en een vurig pleitbezorger van het Second Amendment waarin het recht op het bezit van vuurwapens is vastgelegd. ‘Dat moet dan af en toe maar een paar levens kosten,’ zei Kirk zelf, niet vermoedend dat het hem ook zijn eigen leven zou gaan kosten.
    En waarschijnlijk nóg een leven, want ook de jonge dader zal zijn daad met zijn leven bekopen, daar was Spencer Cox, de gouverneur van Utah, de staat waarin de moordaanslag plaatsvond heel duidelijk over. ‘We hebben hem nog niet te pakken, maar we zullen hem vinden en we zullen hem ter dood brengen.’ Zo gaat dat in de Verenigde Staten, an eye for an eye, wraak speelt een grote rol in de nogal primitieve Amerikaanse rechtspraak.
    Tyler Robinson, de vermoedelijke moordenaar werd door zijn eigen vader aangegeven die hem had herkend op foto’s die de F.B.I. had verspreid; een drama in een drama. Ik kan niet anders dan me proberen te verplaatsen in de dader. Wat brengt zo’n jonge jongen - de leeftijd van mijn eigen kinderen - ertoe om zoiets onherstelbaar ingrijpends te doen? Zou hij gedacht hebben ermee weg te komen? Of zou hem dat niet hebben uitgemaakt?
    De perfecte moord plegen (perfect in de zin van dat de dader niet wordt gepakt) is in onze samenleving bijna onmogelijk geworden. Overal hangen camera’s, je kunt geen twintig meter afleggen zonder ergens geregistreerd te worden. Daarbij moet je extreem voorzichtig zijn dat je niets aanraakt of een paar haren verliest, want je DNA zal je verraden. Op het nieuws zag ik een foto van een jongeman met een zonnebril. Hij had toch makkelijk een valse baard en snor op zijn gezicht kunnen plakken? Zijn haar blonderen? Ik las dat hij het vermoedelijke moordwapen vlakbij de plaats delict had gedumpt. Ook niet handig, zou ik zeggen: vingerafdrukken, DNA.
    Ik vermoed dat Tyler zijn daad niet erg goed heeft voorbereid, maar in een impuls heeft gehandeld. Dat hij ontdekte dat Charlie Kirk die dag op de campus zou spreken en dat hij toen dacht: ik schiet hem dood, ik doe het, mij pakken ze niet. Zoiets. En als hij in een opwelling heeft gehandeld, zou dat dan wat uitmaken?
    Tegelijk vraag ik me af waarom ik geen sympathie voor Charlie Kirk voel, maar wel begaan ben met het lot van Tyler Robinson, die ik ook niet ken. Misschien omdat Tyler nog zo jong is, nog een heel leven te gaan had waarin hij misschien nog wel radicaal van opvatting veranderd zou zijn. Wie heeft op zijn tweeëntwintigste het overzicht, kan dan alle consequenties overzien? Het zijn bijna altijd hele jonge jongens die bereid zijn alles op te geven voor het een of andere ideaal. Had ik daar zelf kunnen staan, op dat dak in Utah? Mijn tweeëntwintigjarige zelf? Misschien wel. Wie zal het zeggen?
    Ik voel eigenlijk hetzelfde medelijden dat ik voel voor Dzhokhar Tsarnaev, die samen met zijn broer Tamerlan een dodelijke aanslag pleegde bij de marathon van Boston in 2013 en die nu al twaalf jaar ergens in een dodencel op zijn executie zit te wachten. 
    Ze hadden het een hele tijd ook nog steeds ‘niet’ kunnen doen, maar ergens onderweg kwam het moment dat ze voor hun gevoel niet meer terug konden. Misschien twijfelden ze apart van elkaar nog wel, maar durfden ze dat naar elkaar niet meer uit te spreken. Niemand is op die leeftijd echt zeker van zijn zaak. Hij denkt misschien van wel, overtuigt zichzelf van zijn overtuiging, maar zijn brein is nog in ontwikkeling, hij heeft nog lang niet genoeg levenservaring, weet misschien nog nauwelijks wat compassie betekent, iemand vergeven.
    Het verschil is natuurlijk dat Dzhokhar en Tamerlan onschuldige slachtoffers maakten, terwijl die Charlie Kirk ergens voor stond, iets vertegenwoordigde.
    Beide aanslagen lijken me vooral symptomen van een samenleving die geen samenleving meer is.