Gender
Ik las twee romans, eigenlijk novelles, kort na elkaar. De ene van een jonge Nederlandse debutant en de andere het debuut uit de jaren tachtig van de vorige eeuw van een Turkse schrijfster. Het tweede sprak me veel meer aan dan het eerste en ik vroeg me af waardoor dat kwam. Het zette me aan het denken over feminien en masculien schrijven en of er eigenlijk wel zoiets bestaat, en zo ja, wat dat dan zou zijn, of ik dat zou kunnen benoemen, misschien aangezwengeld door die hele discussie over gender.
Dan moet je natuurlijk eerst die twee begrippen helder definiëren, alleen lijkt me dat ondoenlijk. Ik zie het ook meer als een gedachte-experiment, er vanuit gaande dat je ook wel ergens over kunt nadenken zonder eerst precies alle parameters te definiëren. Ik ben geen filosoof. Maar ik vind het belangrijk om te proberen mijn gedachten te ordenen over de wereld om mij heen, de dingen die ik tegenkom. Zie het als een gevecht tegen de oppervlakkigheid.
‘Heeft literaire stijl een geslacht?’ vraagt mevrouw Janssen mij. De eerste roman treft mij als vlot geschreven, ondubbelzinnig, expliciet over de materiële aspecten van sex - de erectie, het klaarkomen - handelend over het onvermogen met een vrouw te zijn, werkelijk samen te gaan, zowel de ik als zijn vader en het vergeefse zoeken naar bevestiging van die vader, het ontraadselen van het enigma dat die vader is. Doe ik de roman hiermee tekort? Een woest boek, staat er op de achterkant van het omslag. Nee, hiermee doe ik de roman niet tekort. Goed geschreven, dat wel, maar toch ook aan de oppervlakte blijvend, zich misschien te bewust van de lezer en daardoor niet werkelijk open en eerlijk. Is dat mannelijk?
Mevrouw Janssen vind dit te simplistisch. Zij zegt dat het ook kan samenhangen met het feit dat het hier een debutant betreft die nog niet zo radicaal kan of durft te zijn.
Die tweede roman is totaal anders. Vlot geschreven? Nee, eerder experimenteel, spelend met de vorm, springend door de tijd, soms binnen één zin. Beide romans zijn autobiografisch te noemen, hoewel gefictionaliseerd, maar wat de schrijver van de eerste roman bezighoudt, zijn queeste, interesseert me niet bovenmatig: succes krijgen met schrijven. Hij lijkt vooral bezig te zijn zich de kleren van een schrijver aan te meten, in de hoop dat het schrijven dan vanzelf wel komt.
In die tweede roman is iemand aan het wóórd, geen pretentie van autoriteit, eerder zoekend dan bevestigend, maar trefzeker en zonder enig effectbejag vertelt ze bijna achteloos een gruwelijk verhaal - háár verhaal - vraagt ze zich af hoe te leven in haar wereld, toont ze zich - haar personage - een volleerd psycholoog en reflecteert ze ook nog op de literatuur en haar eigen schrijven. Is dat vrouwelijk?
Mevrouw Janssen is inmiddels afgehaakt. ‘Mijn eerste roman vonden ze te mannelijk,’ zegt ze, ‘en dat was geen compliment.’
Enfin, ik kom er niet uit. Schrijft Connie Palmen als een vent en Marcel Proust als een vrouw? Misschien bestaan er alleen goede en slechte romans en is dat ook wel genoeg. Maar als ik zou mogen kiezen met wie ik zelf vergeleken zou willen worden, dan wist ik het wel.