vrijdag 9 april 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 49)


 

Lahav, woensdag 15 december 1965, Ursula

lieve Kees,

ik schrijf weer eens heel klein, want er was geen postpapier te krijgen. Ik zal je de verdere avonturen met Klaas z’n oorpijn vertellen. Het werd een ontzettend moeilijke nacht, Klaas lag te huilen en te huilen, tenslotte legde ik hem in mijn bed, gaf hem thee en oordruppels, eerst sliep hij even, toen werd hij wild van de pijn. Ik wist mijn kalmte te bewaren en begon aan een stuk door zachtjes tegen hem te praten, dat hij moest proberen niet te huilen omdat de pijn zou minderen als hij heel rustig en stilletjes ging liggen. Ik legde hem van alles uit over pijn en ontspannen zijn, we deden er een spelletje mee. Hij huilde niet meer. Ondertussen was hij zo op mijn bed gaan liggen dat hij niet meer onder de dekens lag, hij was in slaap gevallen en ik durfde hem niet meer wakker te maken (o ja, ik vergeet nog iets, toen hij weer iets kalmer werd, en ik beter kon nadenken, kreeg ik de goeie inval hem neusdruppels te geven en hem zijn neus te laten ophalen), hij lag dus op de dekens, dus ik haalde jassen, een kleedje en de sprei van zijn bed en dekte hem toe. Toen ging ik zelf maar in zijn bed liggen, dat te klein is, want het is een kinderbed. Toen ik net sliep begon hij weer te huilen. Ik zei ‘haal je neus op.’ Dat deed hij en hij sliep weer in. Op dat moment begon Jet met onmetelijk geraas te eten, vervolgens kwam ze op m’n hoofd liggen spinnen, na veel moeite joeg ik haar weg, waarop ze onder het bed poepte en Klaas weer wakker werd, en nog eens en nog eens en nog eens. Eindelijk om vijf uur hield de pijn op.
    Ik sliep tot acht uur en ging toen naar de eetzaal ontbijt halen en druppels en de thermometer. Hij had 38 en uit zijn ene oor kwam een dikke, bruine substantie, maar pijn had hij niet meer. Je begrijpt dat ik doodmoe was, maar ik kon niet slapen want dat maakte Klaas ontzettend boos. Ik moest ook telkens even weg, om iets tegen Nomi te zeggen, een brief te posten, eten te halen, kijken of er post was, met Klaas dik ingepakt naar de W.C.
    Moshe kwam Klaas boeken brengen, Edna kwam even en zei dat de kinderen een chanoekiah voor hem hadden gemaakt. ’s Avonds kwamen Nomi, Motke en Galiah nog met een groot pak lekkers, ’s middags kwam Esther.
    ‘Morgens was de kamer een onbeschrijfelijke rotzooi, alles lag overhoop, de tafel stond vol met vuile kopjes, bordjes, olie, smeerboel, de bedden waren rommelig, dat maakte me heel treurig en onbehagelijk. Toen kreeg ik enorme heimwee, ik wilde gewoon weg en Klaas zei ook ineens dat hij zijn pappie wilde zien enz. Ik zei ‘schrijf dan ook een brief,’ maar het was niet te doen in de rotzooi. Ik ging schone lakens halen en handdoeken, ik ruimde alles op, haalde bloemen, zette thee, deed er chocolade bij en ging hem voorlezen. We hebben de hele middag gezellig bij elkaar gezeten, foto’s in boeken gekeken, gepraat, voorgelezen, getekend, wielen voor onder een wagon gemaakt. Ik ging zitten verstellen en hij ging met van allerlei uit mijn naaidoos spelen. Vanavond heb ik met hem op de kamer gegeten, daarna heb ik hem helemaal gewassen, hem voorgelezen en toen is hij lief gaan slapen.
    Vanavond begon ik ineens een aspect van hem te begrijpen; hij komt voortdurend aan me, geeft me kusjes, klapjes, kriebelt me, komt tegen me op springen, aan me hangen en zo meer. Vooral als ik met iets voor hem bezig ben. Toen ik wielen aan zijn wagon maakte ging hij met z’n arm om mijn hals naast me staan. Vroeger vond ik het vaak lastig als hij zo aan me zat en daardoor werd hij ook steeds wilder. Maar vanavond moest ik er ineens aan denken hoe wij in de dierentuin van Jeruzalem heel vertederd naar een klein aapje hadden staan kijken, dat voortdurend met zijn moeder speelde, en de moederaap liet alles rustig toe, knuffelde haar kindje telkens even. Klaasje deed precies hetzelfde en omdat ik hem liet begaan was hij helemaal niet wild.
    Als ik iets met hem doe, denk ik aan niets anders meer, ik doe bewust niets voor mijzelf, dus ’s avonds voor hij in bed ligt, ruim ik niets op. Dat maakt dat hij lief alles meteen doet en bijna meteen slapen gaat. Ik merk dat als je er echt naar streeft om een goede moeder te zijn, dat je iedere dag zoveel ziet van wat je verkeerd doet.
    Ik zie nu dus ook dat ik in Amsterdam ’s avonds niet weg moet gaan, maar hem rustig op m’n gemak in bed moet stoppen. Ik wilde je nog vragen, als het kamertje weer vrij komt, wil je er dan vooral een licht in maken? Want dat donkere hol is anders zo ongezellig. Zijn lampje zal er trouwens ook nog wel zijn, misschien kunnen wij het dan samen gezellig maken voor hem.
    Ik verlang er ook echt naar om weer thuis te zijn, ik bedoel een verlangen zonder akelig heimwee, maar een verwachtingsvol verlangen om aan het leven met jou en met ons drieën te beginnen. Als ik hier iets doe, denk ik eraan hoe ik het thuis zal doen, als ik hier iets eet, denk ik eraan dat ik het voor jou zal klaarmaken, zie ik hier een gezin of lees ik iets, of bekijk ik foto’s van een gezin, dan denk ik aan ons gezin en hoe wij het zullen doen. Ik hoop dat jij er ook in gelooft en er iets van verwacht en er naar verlangt en hoop hebt. Ik houd me steeds voor dat ik alles in rust moet doen. Rust, en je weinig van anderen (positief bedoeld) aantrekken, eerlijk zijn, je plicht doen, dat hoort bij elkaar. Soms is het een beetje moeilijk, waar eindigt de plicht en begint de angst dat anderen je niet ijverig zullen vinden, of het streven naar lof van anderen. Ook merk ik dat positief goed doen moeilijker is dan negatief goed doen, dat wil namelijk zeggen iets doms en verkeerds niet doen. B.v. positief goed doen is ongevraagd iets waar je geen zin in hebt doen voor een ander. Negatief is het beheersen van je zelf. Ik geef je een voorbeeld van positief handelen zoals ik het zie in ieder geval; vanavond haalde ik eten voor Klaas en mij, hij had de hele dag niet gegeten en ook nu had hij geen honger. Ik nam dus niet zoveel mee, maar hij begon goed te eten en er was net iets te weinig. Hoewel hij er niet speciaal om vroeg dacht ik dat hij nog wel een boterham wilde, nu is de eetzaal minstens vijf minuten lopen, de kou in, in het stikdonker, en dat voor een boterham die hij waarschijnlijk toch niet zou eten. Ik haalde toen toch dat brood voor hem. Niets bijzonders, maar wel een kleine zelfoverwinning.
    Je vindt me zeker een kletstante. Ik vertel het je omdat ik het prettig vind deze ervaringen aan je mee te delen. Ik zit hier wel tot rust te komen, maar ik rust niet op mijn lauweren. Voor mij is dit alles zo belangrijk. Ik probeer me ook altijd voor te stellen dat ik me in de Heinzestraat op straat zal begeven en alle nieuwsgierige buren ontmoet, en of ik dat zal kunnen verdragen. Ik ben er nog niet zo zeker van, maar het gaat al beter. Het is net zoiets als de eerste keer bij Henk de groenteboer kopen, de eerste keer is het moeilijkste. Of de eerste keer naar de les of naar sjoel. En ik ben hopelijk iets beter uitgerust. Liefje, ik ga maar eens slapen, ik hoef niet vroeg op, want ik blijf morgen thuis, maar het is al twintig voor twaalf en ik ben erg moe. Tot morgen.

Donderdag 16 december.
Vanmorgen werd ik om kwart over negen gewekt door het kloppen op de deur, het was Nouriet die naar Klaas kwam kijken. Ik wekte Klaas, maar hij wilde haar niet laten kijken, hij schopte en sloeg haar, ze bleef allervriendelijkst, moet ik zeggen. ’s Middags kwam ze nog eens en toen liet hij alles gewillig toe. Ze heeft hem alleen iets gegeven om in te nemen, uit zijn ene oor loopt vocht, ik vroeg om waterstofperoxide, maar dat doen ze hier blijkbaar niet. Ik ben de hele dag met hem samen geweest. Het is erg, maar het vermoeit me ontzettend in dat kleine kamertje, hij praat voortdurend tegen me. Het is koud, het stormt en regent.
    Vanmiddag was ik zó moe dat ik maar ben gaan slapen. Klaas wordt nu wel een beetje lastig, hij tekent wel veel en doet van alles, maar het is toch moeilijk om hem voortdurend bezig te houden. Hij leert me Chinees, dat bedenkt hij zelf, en hij onthoudt wat hij bedenkt, die gekkerd. Ik heb alweer twee of drie dagen geen post van je, ik ben bang dat het pakketje weg is geraakt onderweg, het duurt toch veel te lang? Voor ik het vergeet, heb je nog El Al opgebeld voor mijn mezoeza? En ik krijg het N.I.W. weer eens niet, d.w.z. misschien komt het nog, moet er iets betaald of zo? Ik schrijf erg rommelig, ik denk dat het komt omdat ik zo moe ben, ik wil je toch schrijven, hoewel ik mijn gedachten niet ordenen kan. Ik denk erg veel aan je, wat je doet en zo, en wat we samen kunnen doen. Morgen hoef ik ook niet vroeg op. Ik werk nu toch niet. Op het moment kan me dat ook niets schelen.
    Wat me wel kan schelen is mijn lijn, vanmorgen wilde ik een schone, lange broek aantrekken, ik kon hem weer uittrekken, hij paste me niet meer. Ik voel me dik en opgeblazen. Ik zal maar niet meer ontbijten, dat helpt wel iets. Morgenavond is er bij de kinderen Chanoekah. Ik zal Klaas heel dik inpakken en er met hem naartoe gaan. Ik heb gevraagd om een trui en een muts voor hem, ik vond dat ik dat nu wel kon vragen, ik denk dat ik misschien ook om een radio ga vragen, misschien helpt het voor mijn Iwriet. Ik wil nog zoveel mogelijk Iwriet opsteken. Ik vind het zo jammer dat er nog steeds geen post van je is, ik weet niet wat je denkt of voelt. Liefje, ik zal ophouden met schrijven, ik schrijf niets zinnigs op. Ik wens je veel sterkte en moed en liefs en goeds en inzicht. Daaag.

17 December.
Vanavond is het geloof ik Chanoekah. Ik zal er met Klaas dik ingepakt heengaan. Vandaag schijnt de zon weer, de lucht is alweer blauw, er is een groot tekort aan regen, de krant staat er vol van. Klaas vroeg of hij met dit mooie weer naar buiten mocht. Ik zei dat ik dat eerst aan Nouriet moest vragen, omdat hij nog zo doof is als een kwartel. Hij zei ‘dat is juist fijn, want ik hou niet van al dat lawaai.’ Hij is heel lief aan het spelen, hij heeft een compleet ridderpak gemaakt. Jet heeft alweer in de kamer gepoept, ze is volkomen onzindelijk, er is niets en niets te vinden dat ik als kattenbak kan gebruiken. Volgens mij is ze ook ziek.
    Ik ben de hele dag bezig mijn evenwicht te bewaren, d.w.z. een opgewekt, gelijkmatig humeur, het is moeilijker dan je denkt. Terwijl ik deze brief schrijf, moest ik eerst Klaas z’n harnas vastmaken, even spelen, band aan z’n schild maken, een bovenstuk vastmaken, z’n houten zwaard onder zijn bed zoeken, tien keer kijken, iets oprapen want hij kan niet bukken, en nog iets vastmaken. Verder moet ik voor ieder lepeltje of beetje water dat ik wil hebben, eerst mijn schoenen aandoen, dan b.v. het lepeltje afwassen, schoenen uitdoen, anders wordt het een onvoorstelbare rommeltroep. Vanmorgen wilde ik koffie zetten, ik had alles afgewassen, de ketel helemaal schoongeboend, (dat moet omdat ik ontdekt heb dat als je koffie kookt in de ketel, hij veel lekkerder is) toen ik dus de ketel op tafel zette en de stekker in het stopcontact stopte, viel de ketel, met alles erin op de grond, alles kletsnat, de dweil lag in een emmer water buiten, want gisteravond poepte Jet onder mijn bed, toen ik het met de dweil had opgeveegd (het is gelukkig altijd heel weinig) en de dweil onder de kraan wilde uitspoelen, ontdekte ik dat er geen water was. Ik smeet dus de dweil in een emmer en spoelde mijn handen met water uit een fles, dus ik moest nu eerst die vieze dweil uitspoelen en toen kon ik pas gaan dweilen.
    Ondertussen zeg ik steeds bij mezelf, het geeft niets, ik heb alle tijd, het komt niet op de gebeurtenissen aan, het komt erop aan hoe je het opvangt, of je je humeur bewaart. Dit is niet cynisch bedoeld, ik meen het, ik vecht tegen alles wat mij uit mijn evenwicht brengt. Op het moment heb ik weer een reuzezin om in Amsterdam te zijn. Misschien is het maar heel goed dat ik het in zeker opzicht hier niet gemakkelijk heb.
    Ik kreeg een paar dagen geleden een brief van Musaph, waarin hij schreef dat mijn heimwee niet iets was om me over te schamen, maar dat ik niet bepaald blijk gaf van een gezond aanpassingsvermogen. Ik zou zíjn aanpassingsvermogen wel eens willen zien in mijn omstandigheden, alles is hier zo anders, ik leef in een heel kleine ruimte met Klaas, het comfort is veel minder, de mensen zijn anders en ik heb niet veel contact, ook al omdat ik ’s avonds altijd thuis moet blijven. Maar de mensen zijn heel anders dan waaraan ik gewend ben en bovendien is het (absoluut niet denigrerend bedoeld) niet mijn soort mensen als vrienden. Ik ben anders. Ik vind dat ik me er best aardig doorheen sla. In ieder geval is alles veranderd met mijn besluit terug te gaan, het is positief en niet negatief. Ik weet niet of ik Musaph nog terug schrijf, het kan hem allemaal ook nauwelijks interesseren. Ik zou graag willen dat jij mij precies schrijft, wanneer het jou het beste dunkt dat we thuiskomen, over één maand, twee, drie, vijf? Wat wil jij? Ik ben bereid om b.v. Natuurmethode (methode om b.v. een taal te leren zonder grammatica of regels, maar uitsluitend door conversatie in de te leren taal, KtH) te doen, het huishouden zo zuinig mogelijk te doen, ik voel aan de ene kant zeer de noodzaak van een snelle hereniging, maar aan de andere kant weet ik niet wat het beste is. Soms kan ik me niet voorstellen dat ik werkelijk zo ver van alles weg ben, soms beangstigt het me. Liefje, ik moet deze brief wegbrengen, anders kan hij niet met de post mee, en bovendien wordt Klaasje zeer ongeduldig. Ik hoop dat je geen pijn aan je ogen hebt gekregen, ik wou dat ik bij je was, mag ik dat wel zeggen? Dag liefje, sterkte en omhelsd door Ursula.

DAG LIEVE PAPPIE
KLAAS

 


    


Geen opmerkingen:

Een reactie posten