woensdag 28 april 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 63)


 

Amsterdam, vrijdag 7 januari 1966, Kees

lieve Ursula,

het is nu avond. Jan en ik hebben net gegeten. Het plan was dat we in de stad zouden gaan eten en daarna naar de film gaan. Maar bij nader inzien heb ik geen zin om uit te gaan. Bovendien ben ik zuinig aan het worden. We hebben dus toch thuis gegeten en Jan gaat nu naar Lisette om te vragen of die mee wil naar de bioscoop. Vanmorgen kwam je brief van dinsdag 4 januari. Die heeft het vlug gedaan. Ik las over je problemen met je oliekachel en je zinnen op een mogelijkheid om Jet mee te nemen. Ik hoop dat je nog een keer naar Eilat kunt gaan. Het lijkt me enorm interessant.
    Ik had je gisteravond willen schrijven maar Hans van Rij belde op om te vragen of hij hier kon eten. Hij is de hele avond gebleven. We hebben wel teveel gedronken, drie flessen wijn, maar het was erg gezellig. Al zeg ik het zelf, ik heb me ontwikkeld tot een goede kok. Ik eet met veel smaak m’n eigen gerechten. Gister, gebakken lever met uien, knoflook, paprika, tomaten en lof, met wat rijst.
    Het is nu nog steeds vrijdag (avond). Maar toen ik deze brief begon was het half acht en nu is het half elf. Wat heb ik in de tussentijd gedaan? Geslapen en gelezen. In m’n bed. Het is gewoon een genoegen om in bed te liggen in de nieuwe kamer. Ik ben de hele dag erg lui geweest. Ik werd wakker om elf uur. Heb toen gelezen tot één uur. Koffie gemaakt met toast en een gekookt ei, kamers opgeruimd, vloer en tafel in de was gezet om een prettige omgeving te maken om verder niets in te doen. Ik heb nog een paar dagen vakantie. Dinsdag begint alles weer. Ik voel me ontzettend lui, lichamelijk en geestelijk. Niet de juiste stemming om je een brief te schrijven, want ik heb geen zin om na te denken, en het soort onbenulligheden als hierboven vermeld zullen je niet erg interesseren. Ik heb net koffie gezet en ben nu bezig aan m’n derde kopje. Dat is niet erg verstandig, want ik slaap nog steeds slecht. Ik weet niet precies hoe dat komt. Ik denk er niet teveel over na en probeer gewoon maar toch te slapen.
    Het nadenken over jezelf zie ik als een niet helemaal ongevaarlijke zaak. Natuurlijk moet je nadenken over jezelf. maar het mag niet leiden tot een kloof tussen jou en de realiteit van de samenleving. Voor kluizenaars, monniken en zonderlingen die het niet erg vinden zonderlingen te zijn, ligt dit anders. Als je, zoals ik op het ogenblik, kiest voor het leven met je medemensen, je omgeving, de maatschappij, gaat het om een compromis tussen denken en doen. In een van zijn alleenspraken zei Hamlet: ‘My native hue of resolution, is sicklied o’er by the pale cast of thought’. Hoe moet ik dit vertalen? De gezonde blos van mijn daadkracht van weleer is overtrokken door de vale teint van mijn gedachten. Soms moet je ophouden met denken uit zelfbescherming. In een van je brieven adviseer je me, denk veel na, maar niet te veel. Door teveel na te denken kun je geïsoleerd raken van je omgeving, die intelligentie van je verwacht, maar ook besluitvaardigheid, agressie en daadkracht. “Maatschappelijke intelligentie” is het in staat zijn tot het voortdurend vinden van het compromis tussen denken en doen, tolerantie en agressie, accepteren en niet meer accepteren.
    Lieve Ursula, we verlangen allemaal erg naar je, ik, de poezen, de planten en Amsterdam. Eergisteravond heb ik in drie en een half uur tijds de 45 brieven die je me geschreven hebt nog eens allemaal doorgelezen. In het briefje dat je, vlak voor je vertrek, toen ik even weg was, haastig hebt opgekrabbeld schrijf je: wij verdwijnen niet uit elkaars leven, wij zullen nooit zonder elkaar leven. Een letterlijke interpretatie van ‘niet zonder elkaar leven’, impliceert ook fysieke nabijheid. Het lijkt erop dat je woorden, behalve lief, en geschreven vanuit een oprechte opwelling, ook een beetje profetisch waren. Ik ben ervan overtuigd dat voor ons, dus ook voor Klaas (zoals je ergens schrijft, de vrucht, de resultante van ons tienjarige samenzijn) in alle opzichten het beste is als wij er in slagen de rest van ons leven in redelijke harmonie met elkaar door te brengen.
    En hoe verschillend van aard we misschien ook mogen zijn, door ons lange samenzijn op een leeftijd waarin we ons ontwikkeld hebben van kinderen tot ‘volwassenen’, zijn er banden gesmeed die onvervangbaar zijn geworden en onverbreekbaar. Er zijn wel andere, nieuwe banden mogelijk, maar mijns inziens noodzakelijkerwijs van een inferieure kwaliteit. We zijn gevormd door het verleden, en in die zin is ‘opnieuw beginnen’ een feitelijke onmogelijkheid. De keuze van een nieuwe partner kan niet anders dan beïnvloed worden door ons gemeenschappelijke verleden, en zo ook de relatie die je met die ander zou hebben. Je begint op je dertigste namelijk niet ‘opnieuw’ met een blanke lij. (lei?) Ik wil hiermee niet suggereren dat ik onze hereniging zie als iets noodlottigs, maar veel meer als een wil tot continuïteit zolang dit mogelijk is. Jij en ik zijn geloof ik zo gemaakt, dat we de rest van ons leven spijt zouden hebben, als we de kans om het weer opnieuw te proberen, niet met beide handen en volle inzet aangrepen. Het is me al vaak opgevallen dat hoewel onze benadering van bepaalde problemen via een andere kronkel tot stand komt, onze conclusies vaak overeenstemmen. Voor dit soort verschillen tussen jou en mij ben ik dan ook niet bang. Integendeel, het zijn de kruiden van onze conversatie. We hebben tien jaar lang met elkaar gepraat, vervolgens hebben we onze gesprekken per luchtpost voortgezet, en ik neem aan dat we tot onze        toe met elkaar zullen blijven praten. Een van de pilaren waarop het huwelijk rust. En de andere pilaar? In dit verband wordt pilaar een symbolisch woord. Een goede vriend van mij zei eens: ‘Seks is iets waar je zo min mogelijk over moet praten, en wat je zoveel mogelijk moet doen.’ Afgezien van het feit dat ik het ook wel leuk vind om erover te praten, ben ik het wel met hem eens. Seks bestaat nu eenmaal in ons leven, en ik ben ervan overtuigd, dat het tot minder frustraties leidt om het wel te doen dan niet. En met wie? Met iemand die je aardig vindt, gewoon omdat je er behoefte aan hebt en omdat het prettig is. Vind jij mij aardig? Ik jou wel. Volgens mij wordt er aan het hele ‘probleem’ seks veel te zwaar getild. Het is een menselijke behoefte, die door onze puriteinse of (even erg) romantische voorouders verminkt en vervormd is tot iets dat in geen enkele proportie meer staat tot de werkelijkheid. Dit is geen oversimplificatie van mijn kant. Ik weet heel goed dat veel mensen problemen hebben op dit punt, maar deze problemen worden niet veroorzaakt door seks op zichzelf, maar door inhibities en verziekte ideeën van de cultuur waarin we leven. Ik heb zelf ook mijn angsten, schuldgevoelens en twijfel op dit punt gehad, resulterende in mijn zo nu en dan optredende impotentie. Maar ik geloof dat ik nu in dit opzicht genezen ben, niet alleen door te denken en te lezen, maar ook door te doen. Het doen van iets heeft namelijk een enorme relativerende kracht op de ideeën waarmee we rondlopen. Ik geef geen cent voor seksuele theorieën van de paus, of het chauvinisme van de man die nog nooit over de grens is geweest.

    Lieve Ursula, laat ik deze brief op een wat lichtvoetiger toon beëindigen. Vanmiddag draaide ik twee Beatlenummers, die momenteel een expressie zijn van mijn gedachten: “You’re coming home now, yeah, oh yeah, oh yeah, and you’ll not leave me anymore, oh no, oh no, oh no, en Mr Postman, can’t you see, if there’s a letter, a letter for me.”
    M’n gezicht, handen, voeten en kleren zaten onder de boenwas, want, op het ritme van de muziek was ik verwoed bezig de vloer in de was te zetten. Toen ging de bel. Toen ik de voordeur opende stond daar de Talakken vrouw, met haar allerduurste glimlach. Ach meinherr, kan de radio niet wat zachter etc. Ik begon met Jan Fontijn de schuld te geven (want wij geven elkaar van alles de schuld) toen ze me onderbrak, en niet zonder genoegen vaststelde dat jij en Klaas zeker verhuisd waren. Ik deelde haar mede dat jullie met vakantie waren, en spoedig zouden terugkeren, waarop haar gezicht meteen de even op haar anders zo zure tronie doorsijpelende vreugde verloor en zij haar tirade vervolgde. Laten we mild blijven. Ik zal voor zover mogelijk met haar wensen rekening houden.

                Gossip
    Joost Daalder gaat (toch) trouwen met Truus Broekman op 15 jan a.s. Zij gaan wonen in Nieuw Zeeland. Volgens mij is het uit tussen Froukje en Mark. Kan haar geen kwaad doen. Als er één achterlijke, hersenloze, Leidse corpsstudent rondloopt is hij het. Laten we mild blijven. (proberen)
    Door Daniëlle’s scheidings initiatieven (actie = reactie) wil Micha het nu toch weer met haar proberen. Hij is sinds gisteravond weer bij haar ingetrokken. (Hij woonde sinds twee maanden op een kamer) Daniëlle is hier maar half blij mee. Als het tussen hen goed gaat, zal het wel makkelijker zijn voor alle betrokkenen om op gewone vriendschappelijke voet met elkaar om te gaan.
    Liefje, ik heb nog een paar regels over om wat liefs tegen je te zeggen. Voor mij op tafel staat een bos met gele tulpen. Een ervan zal ik afplukken en in een glas naast mijn bed zetten. Dat ben jij. Mooi en grillig als een bloem. Ik zei je ergens in deze brief dat ik je aardig vind. Dat is ook zo. Ik vind je ook mooi en ik houd van je. Ik streel je zachte huid en ruik aan je haar, en zeg zachtjes knoedeltje in je oor. Hoe vind je dat? Kus Klaasje en zeg hem dat ik ook aan hem denk.
Omhelsd door mij, Kees.
 


 

    









Geen opmerkingen:

Een reactie posten