donderdag 8 april 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 48)

 

Lahav, dinsdag 14 december 1965, Ursula

lieve Kees,

vandaag geen brief, heel vervelend, maar goed, niks aan te doen. Klaas is ziek, hij was vandaag ineens weer agressief, hij wilde niet naar school en ook sprak hij voortdurend over jou en Holland. Het was vandaag een koude dag met gure wind, ik ben niet één keer tegen hem uitgevallen, maar op een moment was hij zo intens brutaal en hij jankte, op zo’n harde drensmanier, en hij vroeg de onmogelijkste dingen van me, hij was bezig met een kaars en lucifers, want de electriciteit was uitgevallen, en toen die weer aanging wilde Klaas toch nog bij kaarslicht zitten. Ik gaf toe, ik gaf van alles toe, omdat hij zo fel reageerde en ik doodmoe was, toen zijn kaars opgebrand was, wilde hij er nog een. Toen had ik er genoeg van. Ik zei ‘nee.’ Toen werd hij zo allerafgrijselijkst brutaal, en zette zo’n keel op, dat ik hem de deur uit zette tot hij stil was. Daarna maakte hij een mooie tekening en toen we weg moesten naar de Beet Jeladiem wilde hij niet opruimen. Hij ging wel mee, maar buiten begon hij ineens te huilen omdat hij oorpijn had. Ik ging weer terug, deed warme olie in zijn oor, en ging weer op weg, na hem nog met een warme doek plus kap ingepakt te hebben. Enfin, toen we weer thuis waren had hij toch oorpijn, en na lang huilen gaf hij over, en nu slaapt hij dan. Ik houd hem morgen maar gewoon thuis, binnen, en ik zal Nouriet om iets vragen.
    Hij speelt altijd heel lief met Jet, ze zijn echt vriendjes. Gisteren lag hij in bed met Jet (hij slaapt altijd met haar), toen hoorde ik hem een hele tijd heel zachtjes miauwen. Ik zei ‘wat doe je?’ Hij zei ‘ik vertel Jet een verhaaltje, en als ik het zo doe dan verstaat ze het beter.’
    Vandaag kwam ik om drie uur van mijn werk. Ik leg dan hem om één uur in bed, en dat doe ik heel op mijn gemak, ik geef hem chocolade en ik lees hem voor. We hebben een verhaal gelezen over de olifant Babar, die de kerstman gaat zoeken, omdat zijn kinderen hem een brief hadden geschreven wat ze wilden hebben, maar geen antwoord kregen. Dus toen ik thuiskwam, gaf Klaas me een klein envelopje dat hij had gemaakt, met een brief erin, en het adres en de postzegel erop getekend, en zei: ‘dit is een brief voor de kerstman, wat Jet wil hebben.’
    We hebben drie boeken geleend, in het Engels, het zijn enige boeken. Eén behandelde een heel stel landen, met prachtige tekeningen, en één is De gelaarsde kat. We hebben ze allemaal al uit, maar we lezen ze nog een keer. Iedereen was weer erg lief tegen Klaas, toen we naar de Beet Jeladiem liepen kwam er een jongetje van een jaar of tien langs, dat heel lief zei ‘Klaas!’ en hem over zijn wang aaide. Toen we zaten te eten kwam Motke en haalde hem aan, toen we weer naar ons huis liepen, kwam er langzaam een grote vrachtwagen aanrijden, stopte bij ons, en de chauffeur riep: ‘Klaas, hoe gaat het met je? Daag!’ en reed weer door.
    Liefje, ik hoop dat er morgen een brief van je is, ik voel me weer een beetje eenzaam. Met het werk gaat het wel goed, met m’n Iwriet ook, ik zit er over na te denken hoelang ik nu zal blijven, aan de ene kant wil ik nog blijven, voor mijn rust, en aan de andere kant wil ik naar huis, omdat ik ten eerste naar huis verlang en omdat ik ook weer niet weet of ik niet beter gauw terug kan gaan. Gisteren kwam er iemand van een andere kibboets, een man die hier al twintig jaar woont, en die uit Holland komt. Eri had hem gestuurd, ik wist niet waarvoor hij kwam, en hij wist het zelf geloof ik ook niet, maar Klaas dacht, naar ik later begreep, dat hij was gekomen om ons naar Holland terug te brengen.
    Klaas begon eerst enthousiast te vertellen (tot mijn grote schrik) dat wij Jet gingen meenemen naar Holland en nog meer. Wij gingen van mijn kamer naar die van Eri, daar vroeg hij nog waarom ik naar Israël gekomen was. Dat verbaasde hem, want er kwamen haast geen Joden meer uit Holland naar Israël. Hij beweerde dat er wel veel niet Joden kwamen, ik zei dat ik het veel te ingewikkeld vond om het uit te leggen. Toen ging hij met Michal zitten praten (hij was heel aardig hoor) en ik zat me te vervelen.
    Toen zei ik dat ik even naar huis moest en zo terugkwam. Bij Klaas gaf dit aanleiding tot heftig protest, uiteindelijk ging hij wel met mij mee. Hij was woedend dat we bij Michal waren weggegaan, want we moesten toch bij die mijnheer blijven, wat zou die wel zeggen, hij kwam toch uit Holland? Ineens begreep ik hem, Ik zei (hij had namelijk ook nog gezegd dat die mijnheer er weer heen ging) ‘dacht je dat die mijnheer ons naar Holland ging brengen?’ Wel het scheen dat dit inderdaad precies was wat Klaas dacht. Toen ik hem uitlegde wat het voor iemand was, had hij verder ook geen belangstelling meer. Ik kan me helemaal zijn teleurstelling voorstellen.
    Wat en wat moet ik nu doen? Geef jij nu eens goede raad, ik heb mij wel voorgenomen om in Holland niet meer zo vaak ’s avonds weg te gaan, dus, geen koor, geen cursus Iwriet, en in de regel niet op vrijdagavond naar Sjoel, maar b.v. ’s morgens, en niet altijd. Ik wil echt proberen om het thuis gezellig te maken, ik probeer het hier ook altijd zo gezellig mogelijk te maken voor Klaas, om drie uur ben ik klaar met werken, dan ga ik naar de eetzaal, maak wat sandwiches, neem wat fruit, ga naar huis, zet thee en dan wordt ondertussen Klaas wakker, dan drinken we thee en eten alles op, dan kleed ik hem aan en ben tot zeven uur helemaal tot zijn beschikking, dat is geen kleinigheid, want ik lees dus niet, ik naai wel eens iets, maar meestal lees ik hem voor of praat met hem, kijk naar wat hij maakt enz. En ik ben zelf ook wel moe, ik slaap ’s middags haast nooit meer. Hij heeft me dan echt nodig, vooral nu het weer zo guur is en hij niet buiten kan spelen.
    Vannacht had ik een hele vreemde nachtmerrieachtige droom. Ik droomde eerst dat ik met Klaas in de sneeuw zat, en er waren mensen die hem van mij wilden afnemen, toen kwam ik op de een of andere manier met hem in Amsterdam terecht, ik moest weer terug naar Israël of zoiets, in ieder geval mocht niemand me nog zien, want het was nog te vroeg, maar ik wilde jou spreken, ik kwam thuis maar jij was er niet, maar wel een soort kenau-achtige huishoudster met een wit schort voor, die me een grote bek gaf. Ik zei dat ik mevrouw Ten Holt was en dat ik jou zocht en dat ze moest intomen, toen werd ze heel vriendelijk en zei dat jij bij Hans van Rij op een feest was. Ik pakte de telefoon en belde op, ik kreeg Hans, die heel spottend zei dat ik jou niet kon spreken, dat Daniëlle er was, en die kon ik horen lachen, ik hing woedend op, en ik moest ook weer terug, maar ik had geen geld. Ik ging naar een loket waar je kaartjes voor het vliegtuig kon krijgen en zei tegen de man daar dat ik gratis mocht vliegen, hij gaf me een speciaal kaartje met een strookje eraan dat ik mijn pas ergens moest halen, dat strookje scheurde ik eraf en stapte vol zorg (gevangenis, bedrog) met Klaas in. Daarna droomde ik dat ik in Lahav iets had gedaan waarvoor ik de doodstraf kreeg, en nog twee anderen ook. Ik moest vergif innemen, en dat deed ik, maar ik ging niet dood. Het hoefde daarna ook niet meer en iedereen was weer vriendelijk. Toen pas vroeg ik waarom ik eigenlijk veroordeeld was, wel ik had een trein stil laten staan, toen werd ik bang om weer iets te doen waarop de doodstraf stond en ik moest zien weg te komen met Klaas.
    Een angstige droom, wat in ’s hemelsnaam kan dat te betekenen hebben? Klaas werd daarnet huilend wakker, hij zei dat hij buikpijn had, toen ik hem thee had gemaakt zei hij dat hij oorpijn had, hij huilde en huilde, ik deed heel sussend maar innerlijk was ik wanhopig. Ik bad dat de pijn toch over mocht gaan. Toen, na veel gedoe, mocht er warme olie in, nu slaapt hij in mijn bed. Als hij blijft doorslapen ga ik wel in zijn bed slapen.
    Ik zit bij een kaarsje te schrijven want ik durf gewoon geen licht aan te doen, het knopje zit vlak bij zijn hoofd. Ik ben in een vrij onbehagelijke stemming, maar toch moet ik dat niet zijn. Hing je maar niet zo af van omstandigheden, b.v. nu, het is snertweer, maar toch beter dan in Holland. Klaas is ziek, hij heeft pijn, zoiets vind ik ontzettend, maar hij slaapt nu en morgen ga ik iets halen. Er is dus niet zo veel aan de hand, maar de moeilijkheid is dat ik er alleen voorsta, en ik ben niet thuis, want thuis staat er van alles in het medicijnkastje, of een van ons tweeën loopt naar de apotheek. Ik kan niet weg. Maar het is niet zo erg. Ik laat nog iets ruimte om je morgen te melden hoe het gaat, hopelijk beter.

Volgende ochtend.
Klaas heeft gisteravond tot twaalf uur steeds heel wanhopig geschreeuwd, ik vertel je in de volgende brief hoe alles is gegaan. Hij heeft nu geen pijn, wel achtendertig graden koorts. Liefje, je krijgt gauw weer bericht, omhelsd, Ursula.   


    


Geen opmerkingen:

Een reactie posten