maandag 1 juni 2020
De prins en de zegelring - Afl. 75
Klaas ten Holt
Hoofdstuk 26 (vervolg)
‘Wat ga jij doen als dit allemaal achter de rug is?’ vraagt Jarik na een tijdje.
‘Ik weet het niet, terug naar Ligurië denk ik.’
‘Niet terug naar huis?’
‘Nee, ik denk het niet,’ zegt Ivar.
‘Vond je het daar zo leuk dan?’
‘Ja, eigenlijk wel.’
‘Mis je mama en papa dan niet?’
‘Natuurlijk wel. Maar ik ben geloof ik toch liever dáár.’
‘Ik zal je missen broertje.’
‘Ik jou ook Jarik. En jij?’
‘Wat bedoel je.’
‘Wil jij terug naar huis?’
‘Ik... Ik weet het niet.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik geloof dat ik eigenlijk liever in Normandië zou blijven. Als Renée me nog wil hebben tenminste.’
‘Wat zeg je nou?’
‘Nou ja, je kent haar niet. Ze wil me wel maar...’
‘Ik begrijp er niets van. Jullie zijn toch verloofd?’
‘Jawel.’
‘Maar?’
‘Als ik met haar trouw, blijf ik in Normandië.’
‘Maar dat kan toch helemaal niet!’
‘Hoezo niet?’
‘Het koningschap! Je wordt koning Jarik!’
Jarik slaakt een diepe zucht. ‘Ik denk dat Hendrikje dat véél beter kan dan ik.’
‘Doe niet zo raar. Jij bent gewoon troonopvolger. Punt uit.’
Het is een tijdje stil.
‘Maar jij wilde toch ook geen koning worden,’ zegt Jarik dan.
‘Dat is wat anders. Ze vonden mij niet geschikt, Jarik.’
‘Je hebt anders zélf troonsafstand gedaan.’
Ivar geeft geen antwoord. Zijn broertje heeft natuurlijk gelijk: hij wilde helemaal geen koning worden.
‘Wat denk je,’ vraagt Jarik.
‘Wat?’
‘Zullen we al gaan?’
‘Ik weet niet. Misschien beter nog even wachten?’
‘Ik hou het niet meer uit Ivar, ik wil hier weg.’
‘Nou goed dan, vooruit! Laten we het er maar op wagen.’
‘Wisten we maar waar Willem Renée naar toe heeft gebracht.’
‘Dat weet Lambert vast wel,’ zegt Ivar. Voorzichtig doet hij de deur van de kerker op een kier. Eerst luistert hij een paar minuten gespannen of hij iets hoort, dan draait hij de deur verder open. ‘Eerst onze vluchtroute veiligstellen,’ zegt hij wanneer ze in de gang staan. ‘Die geheime uitgang, dat was toch de laatste kerker achterin?’ Met een van de sleutels aan Lamberts bos krijgen ze de deur gemakkelijk open. Achterin de kerker vinden ze een tweede deur, die toegang geeft tot een gangetje dat uitkomt op een traliehek. Beide zijn niet op slot, zodat ze ineens in de frisse buitenlucht staan. Het is nauwelijks bewolkt, maar er is geen maan, waardoor het toch vrij donker is.
Ivar kijkt omhoog langs de kasteelmuur. Ergens hoog boven hen lijkt nog licht te branden achter een klein betralied raam. Zou dat soms de kamer zijn waar Thom… Zachtjes fluit hij de melodie van twee kleine ridders, maar er komt geen reactie. Als gravin Renée er niet was geweest, hadden ze nu kunnen vluchten, maar in plaats daarvan gaan ze terug het kasteel in. Ze doen de deur van hun eigen kerker van de buitenkant weer op slot, en in de hoop hun ontsnapping zo lang mogelijk te verbergen, blokkeren ze het mechaniek met een paar kleine steentjes en wat stro.
‘We gaan eerst naar Lambert,’ zegt Ivar. ‘Daar zijn we veilig, en als het nodig is kunnen we ons altijd in de bijkeuken verstoppen.’ Zo stil als ze maar kunnen, sluipen ze de verlaten gangen door tot ze bij de centrale hal aankomen. ‘Hier was dat diner,’ fluistert Ivar tegen Jarik, ‘waar ik dat lied heb gespeeld.’
Jarik knikt zonder iets te zeggen.
‘En die gang dáár aan de overkant,’ zegt hij terwijl hij op één van de poorten wijst, ‘die leidt naar de keuken!’ Plotseling klinkt het geluid van naderende voetstappen. Ze verschansen zich achter een grote pilaar en wachten af. Twee wachters slenteren de grote hal door en verdwijnen in een van de vele poorten die er op uit komen. Als het weer stil is steken Ivar en Jarik de hal over en nemen de gang naar de keuken. Zonder er verder bij na te denken opent Ivar de keukendeur en trekt Jarik mee naar binnen.
‘Lambert!’ roept hij verrast. Hij had niet verwacht dat de kok om dit tijdstip nog op zou zijn. Dan ziet hij tot zijn schrik dat Lambert niet alleen is... Op een kruk aan de grote keukentafel zit Günther, het hoofd van de wacht, achter een groot glas port.
‘Wat zullen we nou beleven,’ zegt deze verbaasd als hij twee van zijn gevangenen de keuken ziet binnenkomen. Veel tijd om na te denken wordt hem echter niet gegund omdat Lambert met volle kracht een koperen sauspan op zijn achterhoofd laat neerkomen.
‘Nicolò,’ zegt de kok, ‘maar hoe...’
‘Lambert,’ zegt Ivar. ‘Ik wist wel dat je ons niet in de steek zou laten.’
‘Ik... dat wil zeggen...’ stamelt de kok.
‘Dit is mijn broer Jarik,’ zegt Ivar. ‘Prins der Nederlanden.’
‘Hoogheid,’ zegt Lambert verlegen, ‘het is mij een grote eer u hier…’
‘Bewaar je complimenten maar voor een andere gelegenheid Lambert,’ zegt Ivar ongeduldig, ‘laten we eerst Günther onschadelijk maken.’ Met een eind touw knevelen ze de bewusteloze man en slepen hem naar de bijkeuken. Daar leggen ze hem in het stro met een prop in zijn mond en een deken over hem heen.
‘Zal ik hem voor alle zekerheid nog een klein tikje geven?’
‘Ik zou het niet doen,’ zegt Jarik bezorgd, ‘ik denk dat je hem zo wel hard genoeg hebt geraakt.’
‘Maar hoe zijn jullie ontsnapt,’ vraagt Lambert als ze even later met z’n drieën in de keuken aan tafel zitten.
‘Hoe we zijn ontsnapt? Hoe bedoel je? Met jouw sleutels natuurlijk!’ antwoordt Ivar verbaasd.
‘Met m-mijn sleutels?’ zegt Lambert met een rood hoofd, ‘m-maar...’
‘Die sleutelbos,’ zegt Ivar, ‘die jij in mijn vioolkoffer had verstopt.’
‘Slim hoor!’ beaamt Jarik. ‘Goed bedacht!’
‘I-In je vioolkoffer?’ hakkelt Lambert. Hij denkt even na. ‘Natuurlijk,’ zegt hij dan, terwijl hij zich met de vlakke hand tegen het voorhoofd slaat. ‘De vioolkoffer, dáár had ik ze in verstopt. Dat is de enige plek waar ik niet heb gezocht.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten