donderdag 11 juni 2020



De prins en de zegelring - Afl. 85
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 29  (slot)

Later die avond, wanneer het bezoek afscheid heeft genomen, zit de koninklijke familie nog wat na te praten bij de open haard. ‘Ik ben zó blij dat jullie er allemaal weer zijn!’ zegt de koning.
    ‘We zijn zo trots op jullie,’ zegt de koningin ontroerd, ‘het hele land trouwens.’
    ‘Hm,’ zegt de koning. Hij trekt bedachtzaam aan de lange witte steel van zijn pijp. ‘Nu we het daar toch over hebben...’
    ‘Waarover?’ zegt de koningin.
‘Nou, het hele land en zo. Ik bedoel...’
    ‘Ja?’
    ‘Ik èh, wat ik zeggen wil...’
    Iedereen kijkt hem verwachtingsvol aan.
    ‘Maar daar hebben we het toch over gehad, liefste?’ zegt de koning geïrriteerd.
    ‘Wáár hebben we het over gehad?’
    ‘Nou ja, het land. Nederland natuurlijk. Ik bedoel... de troonopvolging!’
    ‘Ooh! Zeg dat dan lieverd.’
    Jarik krijgt een kleur en kijkt onzeker naar zijn zusje, maar die vertrekt geen spier.
    ‘Met Hendrikje heb ik hier al uitgebreid over gesproken,’ zegt de koning tegen zijn jongste zoon. ‘Ik heb besloten komende herfst af te treden.’
    ‘Maar papa, dat meen je toch niet? Zó snel al?’ reageert Jarik geschrokken.
    ‘Het is mooi geweest,’ zegt de koning. ‘Ik ben toe aan iets anders.’
    ‘Maar...’
    ‘En in dat verband is er nog iets wat ik je wilde vragen,’ gaat de koning verder.
    ‘M-mij... vragen?’ stottert Jarik.
    Gravin Renée geeft hem een knipoog en steekt haar duim omhoog, maar Jarik ziet het niet.
    ‘Dat koningschap...’ zegt de koning.
    ‘Ja papa.’
    ‘Ik wil maar zeggen... hoe denk je... ik bedoel...’
    ‘Ja?’
    ‘Nou ja, om maar gelijk met de deur in huis te vallen, niet om het een of ander…’
    ‘Spreek je uit schat,’ zegt de koningin geïrriteerd.
    ‘Jawel,’ zegt de koning, ‘en als ik me vergis moet je het gewoon zeggen hoor, maar...’
    ‘Maar wát dan?’
    ‘Wat ik bedoel is... dat wil zeggen... Je moeder en ik... Ja, dat is het eigenlijk: je moeder en ik hebben een beetje de indruk dat jij... niet echt...’
    ‘Dat jij helemaal geen koning wil worden. Dat je andere plannen hebt. Is dat zo?’ zegt de koningin streng.
    ‘Ik?’
    ‘Ja jij! Wie anders? Nou vooruit, zeg op. Wil je of wil je niet?’
    ‘Als jullie het me zo op de man af vragen...’
    ‘Nou?’
    De tranen springen Jarik in de ogen.
    ‘Och jongetje toch,’ zegt de koning dan.

Dat najaar doet de koning troonsafstand en wordt prinses Hendrikje ingezworen als koningin der Nederlanden. Haar eerste daad als staatshoofd is het brengen van een bezoek aan Normandië vanwege het huwelijk van haar broer Jarik met gravin Renée. Hoewel graaf Guido inmiddels geheel is hersteld van al zijn kwalen, heeft ook hij zijn grafelijke verantwoordelijkheden overgedragen aan zijn dochter.
    De feestelijkheden duren een volle week waarbij de appelwijn rijkelijk vloeit en kosten noch moeite zijn gespaard om het de gasten aan niets te laten ontbreken. Ook ridder Thom de la Roche is van harte uitgenodigd en chefkok Lambert is ingehuurd om voor deze bijzondere gelegenheid het menu samen te stellen. Op de laatste dag is er een grote jachtpartij die ditmaal ongestoord verloopt. Opnieuw is het de gravin die er met de hoofdprijs vandoor gaat en trefzeker met de kruisboog een damhert weet om te leggen.
Prins Jarik is overgelukkig en vestigt zich met gravin Renée in Rouen.
Op de eenentwintigste september van dat jaar spreekt koningin Hendrikje vanaf het bordes van het koninklijk paleis te Amsterdam, voor een uitzinnige menigte, haar eerste troonrede uit.
    ‘Leden van de Staten-Generaal,’ begint zij. ‘Ook dit jaar was het een goed jaar voor ons kleine landje aan de Noordzee. Na een aanvankelijk wat traag op gang komende lente hebben wij uiteindelijk toch een hele mooie zomer gehad.’ (Applaus) ‘In Surhuisterveen is bij de familie Sipkema een vijfling geboren. Moeder en kinderen maken het goed.' (bijval en applaus) 'Dan de economie: wij hebben ons laten vertellen dat de bodem van de nationale schatkist nog lang niet in zicht is,’ (Opnieuw bijval en applaus) ‘en dat is maar goed ook, leden van de Staten-Generaal, want wij hadden echt niets meer om aan te trekken, en hebben ons voor vandaag een geheel nieuwe garderobe moeten aanschaffen. Deze jurk en dit hoedje zijn trouwens ontworpen door Menno van Blitz.’ (Meer bijval en luid applaus, de Luitenant-Generaal kucht verlegen achter zijn hand) ‘Zoals bekend zijn wij net teruggekeerd uit Normandië vanwege het huwelijk van onze broer Jarik. Bij het diner werd ons vooraf een groentequiche geserveerd die zó verrukkelijk was dat ik u allen het recept ervan niet wil onthouden, let dus goed op: kneed deeg voor een hartige taart en bekleed daarmee een taartvorm. Wél eerst even invetten natuurlijk. Bak de bodem een minuut of tien voor in het midden van de oven. Klop wat eieren los en roer daar verse room door. Roer daar wat fijngesneden groene kool, wat kleine broccoliroosjes, spekblokjes, fijngehakte Amsterdamse uitjes en een snufje karweizaad door. Zout en peper naar smaak toevoegen. Schep het geheel in de voorgebakken bodem en bak de quiche in een half uurtje goudbruin.’ (Stormachtig applaus overgaand in een staande ovatie)) ‘Dan tot slot nog een bericht over de kroonprins. Lieve mensen, het is misschien wat prematuur maar dit nieuwtje wil ik u toch niet onthouden: gravin Renée en prins Jarik zijn in blijde verwachting van hun eerste!’ (Ovatie en staande ovatie)
    ‘Nou, dat was het wel zo’n beetje geloof ik. Leden der Staten Generaal, ik wens u allen heel veel wijsheid en kracht toe voor het komende jaar, en voor morgen: gezond weer op!’
Prins Ivar blijft tot het invallen van de winter bij zijn familie in Amsterdam, maar dan wordt de drukte aan het hof hem te veel. Zodra de eerste sneeuw gevallen is, laat hij zijn paard zadelen en reist hij af naar Ligurië. Hij heeft heimwee naar het kleine Italiaanse bergdorp waar hij zulke gelukkige dagen heeft doorgebracht. En omdat hij zittend op zijn paard, omringd door het overweldigende natuurschoon van de hoge bergen die hem nog van zijn reisdoel scheiden, kijkend, maar zonder veel te zien, in zijn gedachten heel ver weg, los van zijn omgeving, los van zichzelf, alsof hij zichzelf daar ziet rijden, en hij de wereld en de mensen daarop van een afstand bekijkt, en dan een beetje moet lachen om al die mensen, om hun haast en om hun zorgen, en dan nog meer afstand neemt en helemaal nergens meer aan denkt, en alleen nog Ivar is, alsof dat het enige is wat er bestaat, daarom noemen de mensen hem een dromer.

EINDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten