Van John McLaughlin hoorde ik voor het eerst halverwege de jaren zeventig via mijn vriend de getalenteerde drummer Ramon Hamel en zijn Franse fusionneefje Kamil Rustam, (tegenwoordig een succesvol sessiegitarist in L.A.) met wie ik de ene zomer nog nummers van Hendrix en The Pink Floyd naspeelde, maar de volgende zomer plotseling met voor mij nieuwe en onbegrijpelijke oneven maatsoorten, octatoniek en pentatonische majeurladders in de weer was. Daar hoorde een sfeertje bij van theedrinken en quasi religieus gezever dat mij minder aansprak, maar van het gitaarspel van McLaughlin was ik wél onder de indruk.
Bij Ramon op de zolder van zijn ouderlijk huis aan de Amsterdamse Nassaukade speelden we Birds of Fire, titelsong van het gelijknamige album van Mahavishnu Orchestra, met Ramon op drums, terwijl Kamil en ik om beurten het fraaie arpeggio in 9/4, verdeeld in groepjes van 5/8 + 5/8 + 5/8 + 3/8 en het thema in 4/4 + 5/4 probeerden na te spelen, en dan ook nog probeerden daarover te soleren (15 en 16 jaar waren we, Ramon een paar jaar jonger), en - mijn alltime favourite - Lila’s Dance van het album Visions of the Emerald Beyond, met een folky piano intro in 7/16, gevolgd door een gitaararpeggio in 5/8, dat later in het nummer plotseling blijkt te passen op een bluesy basriff waar de 5/8 verdeeld wordt over zes groepjes van 3/16 met aan het slot 2/16. Daar overheen componeert McLaughlin prachtige op Indiase klassieke muziek geïnspireerde thema’s, waarover heftig gesoleerd wordt in de beste elektrische rocktraditie door McLaughlin en de Franse violist Jean-Luc Ponty. Het lukte ons meestal niet het nummer helemaal uit te spelen, maar toch kwamen we een heel eind. De kennis die ik toen opdeed, kwam later goed van pas toen ik als gitarist in Music & Drums, het ensemble van slagwerker Martin van Duynhoven diens soms best ingewikkelde composities moest uitvoeren.
Mahavishnu Orchestra heb ik helaas nooit live gezien, ik miste ze op een haar na toen ze op de woensdagavond jamsessie in de Amsterdamse Melkweg o.l.v. bassist Jan Jacobs, die ik in die tijd trouw bezocht, onverwachts waren komen opdagen: ik was alweer naar huis omdat ik de volgende dag gewoon naar school moest.
Met de persoon John McLaughlin, althans met zijn uitstraling (ik ken hem natuurlijk niet) heb ik enige moeite, hij straalt een soort superieure evenwichtige zelfverzekerdheid uit, immer gewapend met een brede glimlach, en eeuwig gekleed in witte soepelvallende vegetarische judopakken, die mij tegen de haren instrijkt, maar toch… zijn muziek greep mij bij de strot en liet me niet meer los.
Als ik eerlijk ben, vind ik alleen zijn vroege werk - van de late jaren zestig tot eind jaren zeventig - fantastisch en alles wat daarna komt deprimerend, smakeloos en ongeïnspireerd, inclusief de bejubelde concerten die hij met Al Dimeola en Paco de Lucia gaf: wat een treurigheid. Misschien is het misgegaan op het moment dat McLaughlin zich als jazzgitarist ging profileren; dat is hij niet en dat zal hij ook nooit worden, hoeveel noten hij ook per nanoseconde speelt, jazz is toch echt iets anders. Bij jazz (althans bij bebop) is de harmonie belangrijk en wordt over die harmonie geïmproviseerd; McLaughlin heeft weliswaar een fabelachtige techniek, maar speelt in principe lineair en modaal, wat hij wanneer hij jazz speelt, probeert te verbloemen met een waterval aan noten, licks en riffs. En dat is jammer, want met zijn composities uit de Mahavishnu periode is niets mis. Noem het fusion, jazzrock, progrock, symfonische rock, wat maakt het uit, maar jazz is het niet. Wel ongelofelijk inventieve, knetter en hyperopgefokte heftige, drammerige en opzwepende, ongehoorde muziek die ik eindeloos opnieuw wilde horen en nog steeds af en toe draai om weer even in die volkomen eigen wereld van McLaughlin te stappen. Wat mij betreft net zo eigen en herkenbaar (maar tegelijk beperkt) als die van Messiaen, die het ook al in India zocht.
Met terugwerkende kracht beluisterde ik zijn vroege werk als gitarist op Miles Davis’ album Bitches Brew uit 1970 en zijn eerste eigen album Extrapolation uit 1969, waarop je een al behoorlijk virtuoze, maar nog zoekende, jonge McLaughlin hoort.
Visions of the Emerald Beyond is eigenlijk het vervolg op het oorspronkelijke Mahavishnu Orchestra (dat vanwege incompatibilité des humeurs maar kort heeft bestaan), maar heeft qua bezetting wel iets meer van een echt orkest. Er zijn akoestische passages met strijktrio, fluit, trompet, bugel en saxen, fraai gearrangeerd in een soort neo-romantische zetting, er wordt veel gezongen over het opperwezen in een nogal kitscherige semi-castraat stijl, maar toch heeft het allemaal wel wat. Er zijn heftige, horkerige funkstukken in oneven maatsoorten, met stevig en behoorlijk aanwezig slagwerk van Narada Michael Walden, die toch nèt niet de allure heeft van Mahavishnu’s eerste drummer, de technisch betere, en ook ongelofelijk groovende Billy Cobham, (Waldon scoorde later een grote discohit met Gimme, gimme, gimme, met zangeres Patti Austen*), en er zijn fantastische gitaarsolo’s van McLaughlin en vioolsolo’s (ook op baritonviool) van Ponty. Het album eindigt met een duet van Walden en McLaughlin waarbij McLaughlin zijn gitaar door een ringmodulator stuurt (zoiets had ik nog nooit eerder gehoord), een apparaat dat twee hoogfrequente signalen met elkaar vermenigvuldigt. Hierdoor ontstaat een signaal dat uit de som en het verschil van de frequenties van beide signalen bestaat, deze samengestelde toon, ook wel multiphonic genoemd, geeft een disharmonische klank, een soort van pitchloos geluid, dat in dit geval heel goed past bij Waldens drumspel. Zelf bezit ik ook al jaren een exemplaar van Electro Harmonix, maar mede bandleden kreeg ik hiervoor helaas nooit enthousiast.
Na Mahavishu richtte McLaughlin het akoestische kwartet Shakti op, met gitaar (een speciaal voor hem vervaardigd model met apart verstembare resonantiesnaren), viool, tabla en ghatam; niet alleen een mix van jazz en klassieke Indiase muziek, maar ook van de Noord en Zuid-Indiase klassieke muziek; je zou kunnen zeggen dat McLaughlin hiermee een eerste aanzet gaf tot wat tegenwoordig wereldmuziek heet. Fantastische kamermuziek (soms bijna ‘ballroom on speed' op het album Natural Elements), fraaie composities en virtuoos uitgevoerd. Alles wat McLaughlin daarna heeft gedaan kan mij jammergenoeg niet meer boeien. Voor mijn gevoel is het meer van hetzelfde of louter etaleren van technisch kunnen, en is hij het specifieke en onderscheidende geluid in zijn spel en zijn componeren, dat ik nou juist zo aantrekkelijk vind, na Shakti kwijtgeraakt.
Luisterend naar zijn vroege muziek kan ik gemakkelijk zijn invloed herkennen in mijn eigen belangstelling voor oneven ritmes en polyritmiek, met name in de muziek die ik componeerde voor mijn gitarenseptet de Seven Slowhands, maar ook in nummers die ik schreef voor Vijf slag een Wijd en Emma Peel.
https://www.youtube.com/watch?v=yTPTI38yWX0
*) Patti Austen boekte later volgens Wikipedia haar kaartje om voor United Flight 93 op 11 september 2001 omdat haar moeder een hartaanval had gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten