dinsdag 9 juni 2020





De prins en de zegelring - Afl. 82
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 28  (vervolg)


‘Willem...’ stamelt Thom, die zich realiseert dat de strijd voorbij is. De ridder stort zonder nog iets te zeggen voorover in het zand. Alle ogen zijn nu op Thom gericht. Deze kijkt verbaasd naar de menigte om hem heen en dan weer naar zijn dode tweelingbroer. In het zand begint zich een rode vlek te vormen, voorzichtig trekt Thom het zwaard uit de buik van zijn broer.
    ‘Lang leve ridder Thom,’ zegt iemand.
    Thom wankelt en houdt zich vast aan de rand van het schavot, vol afschuw werpt hij het bloederige zwaard van zich af.
    ‘Heer Thom,’ zegt Ivar zachtjes. Hij springt van het schavot en ondersteunt de ridder met zijn arm. ‘Het is voorbij.’
    Thom kijkt hem niet begrijpend aan.
    ‘Het is voorbij, u bent vrij.’
    ‘Vrij?’
    ‘Ik denk dat u iets moet zeggen, u bent nu weer heer van La Roche.’
    ‘Ik... Ik weet niet...’ stamelt de ridder. Op dat moment klinkt tromgeroffel en trompetgeschal.
    ‘Aan de kant! Plaats maken!’ wordt er geroepen. ‘Ruim baan voor Luitenant-Generaal Agamemnon van Blitz en Hare Koninklijke Hoogheid prinses Hendrikje der Nederlanden!’ Alle hoofden draaien zich naar de poort, haastig maakt men ruimte op de binnenplaats. Met energieke pas, glimmend in zijn fonkelnieuwe officierskostuum, gevolgd door de Koninklijke infanterie - in Nassausblauwe korte jacks en pantalon, sportief maar toch militair, de bordeauxrode laarzen onberispelijk gepoetst - stevent de beroemde legeraanvoerder op het midden van de binnenplaats af. Daar aangekomen komt het gezelschap gedisciplineerd tot stilstand waarna nog enige trompetsalvo’s klinken. Van Blitz ontdoet zich van één van zijn witte handschoenen en kucht kort achter de hand. ‘Aan ons de overwinning!’ Met een bescheiden glimlach spreekt hij deze historische woorden. Er volgt een korte stilte waarin men afwacht of de generaal nog meer gaat zeggen.
    ‘W-wie bent u?’ vraagt Thom tenslotte verbouwereerd.
    ‘Ah!’ antwoordt de militair. ‘Mijn naam is Luitenant-Generaal Agamemnon van Blitz, aanvoerder der Koninklijke troepen, afgezant van de samengevoegde legers van Frankrijk en de Nederlanden.’
    ‘Wat aardig dat u even aanwipt,’ zegt Thom als Van Blitz is uitgesproken. ‘Komt u zomaar langs? Of met een speciaal doel? U bent natuurlijk welkom, alleen...’
    ‘Pardon?’ zegt de generaal fronsend.
    ‘Ik bedoel, we hadden er niet op gerekend. Het is hier op het moment allemaal een beetje hectisch.’
    ‘Waar is monsieur Willem de la Roche?’ vraagt de generaal streng.
    ‘Ridder Willem is...’
    ‘Op de vlucht geslagen, naar ik aanneem? Wij zijn hier gekomen om die wanbetaler een lesje te leren, en me dunkt dat we daar aardig in zijn geslaagd, wat jullie jongens?’ Bij deze woorden draait hij zich met een vrolijke knipoog naar zijn keurtroepen die spontaan ‘Leve onze Generaal, ja hij is het helemaal!’ scanderen.
    Ridder Thom wijst op het lichaam van zijn broer.
    ‘Allez, ziedaar,’ zegt Van Blitz. ‘Geen prettige aanblik. Dat komt er van als men het tegen zijn vorst denkt te kunnen opnemen. Laat dat een les zijn: met de sterke arm van het gezag valt niet te spotten.’
    ‘Hoe maakt de koning het?’ vraagt ridder Thom beleefd.
    ‘Uitstekend, dank u wel.’ De generaal klakt de hielen tegen elkaar en maakt een korte buiging. ‘Ik neem aan dat u hier de verantwoordelijke bent?’
    ‘Thom de la Roche, ridder Thom de la Roche, hoe maakt u het?’
    ‘De la Roche?’ De generaal kijkt hem wantrouwig aan, ‘Thom de la Roche? Toch geen familie ván?’
    ‘Jazeker, meneer van Blitz. Zijn oudere broer. En maakt u zich over die achterstallige belastingen maar geen zorgen, wij zijn onze koning getrouw. Als u ons een paar dagen gunt om de administratie weer op orde te krijgen? Wat draagt u trouwens een schitterend uniform, generaal.’
    ‘Dat is heel vriendelijk van u,’ glundert de militair.  Met de armen in de zij maakt hij een pirouette voor de verbaasde ridder. ‘Eigen ontwerp overigens, het uniform dan. Hoe laat gebruikt men hier de lunch?’
    Prinses Hendrikje is inmiddels ook op de binnenplaats aangekomen waar ze tot haar grote vreugde prins Ivar gezond en wel naast ridder Thom ziet staan. Als deze zijn zuster in het oog krijgt, laat hij meteen alle decorum vallen en drukt haar in zijn armen. ‘Hendrikje! Ik heb je zo gemist, zusje,’ zegt hij met tranen in de ogen. ‘Jarik en Renée zijn al...’
    ‘Ik weet het, ik heb ze allebei gesproken,’ zegt de prinses, ‘Wij waren vannacht in Marche gelegerd. Onze verkenners troffen ze daar vanmorgen buiten de stadsmuren aan. Ze dachten eerst nog dat het spionnen van ridder Willem waren.’ Ivar schiet in de lach. ‘Menno, èh, Luitenant-Generaal van Blitz heeft ze twee van zijn beste paarden meegegeven. Ze wilden per se zo snel mogelijk door naar Rouen.’
    ‘En de graaf?’ vraagt de prins, ‘is er nog nieuws over graaf Guido?’
    ‘Die ligt nog altijd op sterven, maar erg veel haast lijkt hij daar niet mee te maken.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten