woensdag 4 maart 2015

Boos

S. is woedend. Gisteravond lag hij in bed nog laat op zijn iPhone filmpjes te kijken; L., met wie hij een kamer deelt, kwam klagen over het geluid. Ik zei hem dat hij moest gaan slapen en dat hij zijn telefoontje aan mij moest geven. Hij werd steeds bozer, maar toen ik voet bij stuk hield, gooide hij het plotseling met een ferme zwaai door de kamer tegen de muur. Einde telefoon. Ondanks de toneelmatige dramatiek in feite een vrij loos gebaar: het ding was toch al op sterven na dood vanwege de vele jailbreaks en min of meer succesvolle pogingen van S. hem uit, en weer in elkaar te schroeven.
    Toen ik hem vanmorgen wekte, hulde hij zich in een dreigend stilzwijgen. Iedereen voelde wel aan dat we S. beter met rust konden laten, zodat we zwijgend aan de ontbijttafel zaten.
    Toen iedereen naar school was, bleef S. nog dralen. Hij wil toch wel even praten, ‘ook al is dat met jou volstrekt zinloos, papa’.
    We gaan samen op de bank zitten. Ik zie een hele kleine, hele boze S. Hij praat zacht en snel, zodat ik hem bijna niet versta en hij kijkt me niet aan.
    Hij beklaagt zich dat hij altijd van alles de schuld krijgt, en dat hij de enige in het gezin is die straf krijgt als hij zich misdraagt. Mijn straffen zijn bovendien buitenproportioneel zwaar (hij moet de schade die hij in huis heeft aangericht herstellen om zijn laptop terug te krijgen) en volstrekt onredelijk. Hij kent niet één andere vader die laptops afpakt.
    Ik laat hem zijn verhaal doen, en probeer niet met hem in discussie te gaan. Ik vertel dat ik het niet onredelijk vind dat zijn broer andere rechten heeft dan hij: V. is ouder en doet bovendien regelmatig zijn huiswerk, daarom ben ik bij V. minder streng over zijn computergebruik.
    S. ratelt nog een tijdje door, maar hij klinkt al minder boos.
    ‘Waarom ga je altijd met L. naar de Pels en nooit met mij?’ zegt hij plotseling.
    ‘Je wil zelf nooit mee. Als ik je vraag, zeg je altijd nee.’
    ‘Dat is omdat L. dan ook altijd meegaat.’
    Dat is waar. Het is inderdaad al weer een tijdje geleden dat ik iets alleen met S. heb gedaan. Ik had hem beloofd dat in de vakantie te zullen doen, maar het is er niet van gekomen.
    ‘Zullen we vrijdagochtend koffie gaan drinken in de Pels? Dan ga je gewoon iets later naar school.’ S. heeft dan ’s morgens eerst een doktersafspraak.
    ‘Het hoeft al niet meer.’
    ‘Kom op, S. Laten we dat doen.’
    ‘Mag ik dan ook binnenkort een echte spijbeldag met jou alleen, papa?’
    ‘Dat is goed, afgesproken. Lijkt mij ook heel erg leuk.’
    ‘Wanneer krijg ik mijn laptop terug?’
    ‘Hup naar school jij! Ik bel wel even naar de conciërge om te zeggen dat het niet jouw schuld is dat je te laat bent.’
    ‘Dag papa.’
    ‘Dag S.’
   

3 opmerkingen:

  1. Wat ga je hier weer verstandig mee om. Petje af. Els

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Nee hoor S. , in Haarlem wonen ook een vader en moeder die regelmatig de laptop van hun 14-jarige
      zoon innemen!

      Verwijderen
  2. Ook hier heerst wel eens een laptopverbod :)

    BeantwoordenVerwijderen