woensdag 11 maart 2015

Diagnose

Ik fiets met S. naar de therapeut. Het is mistig en koud. Hij ziet er moe uit, gisteren is hij niet naar school geweest, hij had een beetje verhoging, maar vanmorgen niet meer.
    ‘Moet je je tas niet pakken?’ zei ik voor we weggingen.
    ‘O ja, papa.’ Hij pakt zijn tas en haalt zijn broodtrommel eruit. De tas is verder leeg.
    ‘Moet je geen boeken mee?’
    ‘Ik mag mijn laptop niet meer gebruiken op school, papa.’
    Dat weet ik. Bovendien hou ik die achter slot en grendel. ‘Maar dan heb je toch boeken nodig?’
    ‘Alles is bij ons digitaal, papa.’
    Dat kan ik me niet voorstellen. ‘Moet je dan geen schrift mee, zodat je aantekeningen kunt maken?’
    ‘Nee, papa. Alle lesstof staat op het net.’
    We fietsen samen op over de Apollolaan, hij met een slappe rugzak om.
    Heb je zin? vraag ik bijna, maar ik slik het op tijd in. Natuurlijk heeft hij geen zin in de therapie. Ik ben al blij dat hij bereid is te gaan.
    Ze gaan hem drie keer een uurtje ‘bekijken’ om dan tot een voorlopige diagnose te komen. Daarnaast gaan ze zijn I.Q. weer eens testen. Ik ken S. nu bijna veertien jaar, maar een diagnose zou ik niet durven stellen. Ik begrijp mezelf al nauwelijks, en van anderen snap ik nog minder.
    Ik vind hem lief, grappig, slim, bij vlagen briljant, dominant, manipulatief, zeer charmant, attent en soms verbijsterend onattent, empatisch, egocentrisch, lui, energiek, irritant aanwezig, aanhankelijk, afstandelijk, knuffelig, volwassen, onvolwassen. Hij zou wat vaker schone kleren moeten aantrekken, onder de douche gaan en tenminste ’s morgens zijn tanden moeten poetsen.
    Ik denk dat we erg op elkaar lijken, als ik het zo teruglees. Mijn moeder bleef er elke ochtend en elke avond naast staan om te controleren dat ik inderdaad poetste.
    Arme S. Wat doe ik hem aan, hij heeft er zo duidelijk helemaal geen zin in!
    Gisteren zijn we samen naar de Praxis gegaan om twee plankjes te kopen voor op de voordeur die hij een paar woedeaanvallen geleden heeft beschadigd. Hij moet de schade voor zijn eigen rekening herstellen, dan krijgt hij zijn laptop weer terug.
    De kassajuffrouw heeft niet in de gaten dat het twee planken op elkaar zijn en slaat maar één keer aan. Ik hou mijn mond: dat scheelt S. acht euro.
    ‘Dan betaal ik de kwasten en de roller wel, papa.’
    ‘Die had je sowieso moeten betalen, S.’
    Met een grijns tilt hij de planken ons busje in. ‘Nu heb ik in elk geval genoeg over om een cadeautje voor L. te kopen.’

1 opmerking: