woensdag 18 maart 2015

Tafelconversatie

We zitten aan tafel voor het avondeten.
    ‘Jongens,’ begin ik, ‘ik heb jullie een tijd geleden gevraagd eens na te denken hoe we de sfeer in huis beter kunnen krijgen.’ Het levert me dodelijke blikken op, maar ik zet door. Volgens de therapeut is dat belangrijk.
    ‘Ik heb nog van niemand iets gehoord. Hebben jullie er over nagedacht?’
    ‘Nou…’ begint S.
    ‘Ik had toch al wat bedacht, papa?’ zegt L.
    ‘Dat is waar jongens, L. heeft als enige al wat bedacht.’ Ik praat er een beetje overheen omdat ik niet wil laten merken dat ik ben vergeten wat ze ook alweer had voorgesteld.
    ‘Wat dan?’ vraagt S. die dit perfect aanvoelt.
    ‘Wat was het ook alweer, L.? vraag ik.
    ‘Een lijstje, papa!’
    ‘O ja, een lijstje. Ik weet het weer,’ zeg ik opgelucht.
    ‘Wat voor lijstje dan?’ wil S. weten.
    ‘Wat voor lijstje ook al weer?’ Het wordt zo wel erg doorzichtig allemaal. Misschien moet ik dit maar niet aan de therapeut vertellen.
    ‘Met dingen die we niet moeten doen omdat er altijd ruzie van komt,’ zegt L. trots. ‘En dat hangen we dan overal in huis op.’
    Ik vind het niet een heel goed idee, maar besluit dat niet te laten merken. L. hangt sowieso overal lijstjes op. ’Nog andere ideeën, jongens?’
    ‘Dat V. niet altijd van die kutopmerkingen moet maken!’ moppert S.
    ‘Ho ho!’ grijp ik in. ‘Hoor je wat je doet, S.? Dit is niet constructief. Nu leg je alles bij de anderen neer!’ Ik begin me het vakjargon al aardig eigen te maken.
    ‘Wie is hier nou degene die altijd kutopmerkingen maakt?’ zegt V. met enig recht van spreken.
    ‘Niet doen V., dit is nou precies wat ik bedoel. Dat leidt alleen maar tot ruzie en ergernis.’
    ‘Ik bedoelde dat we allemaal moeten ophouden met kutopmerkingen maken,’ herneemt S. zich.
    ‘Ja,’ zeg ik. ‘Heel goed! Zijn er nog andere ideeën?’ Iedereen staart naar zijn bord. ‘Wel een beetje mager, jongens. Hoelang geleden heb ik jullie hier nou om gevraagd?’
    ‘Maar je bent er zelf ook niet meer op teruggekomen,’ moppert V.
    ‘Ik vond dat het van jullie moest komen,’ lieg ik; ik had er gewoon de energie niet voor, maar de therapeut vindt dat geen excuus.
    ‘Zullen we er dan nú over praten?’ zegt V. Ik zie dat hij boos is. S. ligt ondertussen half te slapen aan tafel.
    ‘Nee,’ beslis ik. ‘Ik kom er zondagavond op terug! Dan verwacht ik dat jullie er alledrie over nagedacht hebben en met voorstellen komen hoe we de sfeer in huis beter kunnen krijgen. OK?’
    ‘Kan het echt niet nu?’ houdt V. vol.
    ‘Ik ben te moe,’ zucht S.
    ‘We doen het zondag. Afgesproken.’
   
   

3 opmerkingen:

  1. Dit gebeurt in veel gezinnen. Jij hebt in elk geval de moed, ondanks je gebrek aan energie, om de confrontatie aan te gaan. Volhouden!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dit gebeurt in veel gezinnen. Jij hebt in elk geval de moed, ondanks je gebrek aan energie, om de confrontatie aan te gaan. Volhouden!

    BeantwoordenVerwijderen