zaterdag 4 maart 2023

In april, mei en juni 1989 speelde ik met mijn gitarenseptet The Seven Slowhands een reeks concerten in de Sovjet Unie, Mongolië, de Volksrepubliek China en Indonesië. We speelden muziek die ik speciaal had gecomponeerd voor het septet dat bestond uit gitaristen Vincent van Warmerdam, Corrie van Binsbergen, Edwin Ligteringen, Franky Douglas, Hans Croon, John van der Veer en mijzelf. Ik hield een dagboek bij.

15 mei
Ik heb om tien uur een afspraak met professor Dīng Shàndé, docent compositie aan het Shanghai conservatorium sinds 1949, met een korte onderbreking tijdens de culturele revolutie waarin hij tijdelijk als tuinman tewerk gesteld werd en het grootste gedeelte van zijn oeuvre verbrand werd. Vincent en ik worden door onze gids met de taxi naar zijn huis in de Franse wijk gebracht, waar wij allervriendelijkst ontvangen worden met thee en koekjes en later nog aardbeien met ijs uit de ijskast die pontificaal midden in de woonkamer staat.
    Dīng Shàndé heeft tot 1948 in Parijs gestudeerd, o.a. bij Olivier Messiaen en is veel in het westen geweest. Hij draait voor ons een cassette met een trio van zijn hand (piano, viool en altviool), romantische, melodieuze muziek met thema’s uit de Chinese volksmuziek, helaas nogal belabberd uitgevoerd door een of ander Amerikaans trio en daardoor nogal braaf klinkend. Ik denk dat het stuk een betere uitvoering verdient. Hij geeft me een aantal partituren van hem mee en cassettes met traditionele Chinese muziek. Ook hij vindt het een goed idee als ik gastdocent aan het conservatorium van Shanghai zou worden.
    Dīng Shàndé heeft in zijn huis alleen een portable cassetterecorder en een oude pick-up. Westerse hedendaagse muziek is ook voor hem niet te krijgen, dus bied ik aan hem het een en ander te sturen. Dat wil hij wel, maar liever niet ál te modern.
    Over het feit dat tijdens de culturele revolutie bijna al zijn werk is vernietigd, doet hij zeer laconiek. Weg is weg, zegt hij. Ik vermoed dat hij, zoals veel kunstenaars in landen met een totalitair regime, een dubbelleven leidt. Zijn symfonische werk, zoals bijvoorbeeld The Long March Symfonie is aangepast en propagandistisch, maar zijn ziel legt hij in zijn kamermuziek waaruit een heel andere toon spreekt. Ik spreek af dat ik hem mijn eerste poging tot een strijkkwartet zal sturen en dat hij me zal schrijven wat hij er van vindt. Misschien dat er op die manier iets van een correspondentie kan ontstaan. Hij is zeer aimabel, maar weinig persoonlijk. Waarom zou hij ook voor een stelletje Hollanders met een grote mond over culturele uitwisseling?


    Om drie uur vertrekken we naar het vliegveld waar het warm en benauwd is en waar om vijf uur ons vliegtuig naar Canton vertrekt.
    Twee uur later komen we aan. De temperatuur is 26 graden. Ik begin mijn gevoel voor tijd en plaats te verliezen. We worden ondergebracht in het China hotel, een joint venture met Hong Kong, het zoveelste super de luxe hotel met veel glimmend koper en marmer en personeel in apenpakjes, het soort hotel waar ik in Nederland niet eens binnen zou durven lopen. In mijn kamer is een kleine bar met veel keuze, maar één blik op de prijslijst doet mij beseffen dat het hier een tantaluskwelling betreft. Hetzelfde geldt voor de wasserij service, ik zal moeten zien ergens waspoeder vandaan te halen om het zelf te doen. Ik had liever in een wat minder duur hotel gezeten, zonder airconditioning, maar wij zijn het slachtoffer van het prestige van de Chinese vriendschapsvereniging.
    Om half tien wordt ons het zoveelste banket aangeboden, ditmaal met Cantonese specialiteiten. Tijdens de welkomstspeech van onze gastheer zetten twee beeldige Chinese meisjes glazen schalen met door elkaar krioelende garnalen op tafel ter goedkeuring, om ze daarna op een klein tafeltje met sterke drank te overgieten (hevige reactie van de garnalen) en aan te steken. Terwijl ik probeer te luisteren naar de beleefdheidsfrasen van onze gastheer zie ik vanuit mijn ooghoeken de doodsstrijd van de levend verbrandende garnalen, hun kwelduivels, de charmant glimlachende meisjes en de verbijsterde gezichten van de andere Slowhands. Hoewel dit soort praktijken mij zeer tegen de borst stuit, vind ik het tegelijkertijd - als niet vegetariër - hypocriet om hier heel geschokt over te doen; dan moet je geen vlees eten.
    Bij de overigens voortreffelijke maaltijd schenkt men ons een Chinees drankje dat het midden houdt tussen port en saké. Iedereen is moe en wordt snel dronken. De sfeer is uitgelaten.
    Later in het hotel krijgen we te horen dat we morgen voor vierduizend mensen moeten spelen en dat ons concert live door de Shanghai televisie zal worden opgenomen met een verwachte kijkdichtheid van tachtig miljoen. We moeten morgen ook een workshop doen die eveneens zal worden gefilmd. De groep is bang dat het niveau van de gitaristen hier veel hoger is en dat wij een slechte beurt zullen maken. Ze verwijten mij dat ik de workshops niet beter heb voorbereid.
    Ik vind dat je een workshop niet beter kunt voorbereiden dan een vaag plan met een paar noodvariaties, omdat je toch nooit van te voren weet wat het niveau zal zijn en wat de deelnemers van je verwachten. Dat is nou juist de aardigheid ervan.
    Ik wordt enorm aangevallen en men vindt dat ik de verantwoordelijkheid dan maar op me moet nemen. Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen, en bovendien weet ik vrijwel zeker dat het niveau van de gitaristen hier in Canton niet veel anders zal zijn dan in de rest van China. Ik vind dat een aantal van mijn bandleden wel erg onzeker is over het eigen kunnen en vermogen tot improvisatie, maar misschien komt dat omdat ik veel vaker met dit bijtje heb gehakt. Het kost wel veel energie, dit soort stomme discussies.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten