Ik zit met S. in café De Pels. We zijn naar een proefles van zijn huiswerk begeleidster geweest, een doortastend type. In krap een uur heeft ze vrijwel de hele Duitse grammatica met hem doorgenomen en op drie blaadjes voor hem opgeschreven. Het is de bedoeling dat hij het de komende week nog een paar keer doorkijkt en dat hij nog wat woordjes gaat leren. De volgende les gaat ze hetzelfde met wiskunde doen.
Er is ook wel enige haast geboden, want het schooljaar is bijna voorbij en S. heeft elf onvoldoendes op zijn rapport. Hoewel ik me realiseer dat de kans op succes niet erg groot is, wil ik het toch graag proberen, S. heeft wel vaker voor verassingen gezorgd.
In het café zitten twee mannen die daar ook al zaten toen ik zelf nog een regelmatige bezoeker in de avonduren was. Ze kennen mij nog wel.
‘Met bier drinken kun je niet vroeg genoeg beginnen,’ meent de ene.
S. laat zich niet van de wijs brengen en bestelt een warme chocolademelk met slagroom. Zelf neem ik een cappuccino.
‘We zijn naar een huiswerkcursus geweest,’ verklaar ik onze aanwezigheid. ’S. staat er niet zo heel goed voor op school, maar we hebben goede hoop dat het nog gaat lukken. Toch, S.?’
S. knikt en roert wat in zijn chocolademelk.
De verhalen komen los, ons gezelschap blijkt vroeger ook op school te hebben gezeten.
‘Vreselijk! Van die ouwe kerels die met een sigaar in hun mond voor de klas zaten.’
‘Kinderhaters, stuk voor stuk,’ bevestigt de andere.
‘Eindeloos moesten we van die Franse woordjes leren. Volstrekt zinloos natuurlijk.’
S. vertelt het een en ander over het onderwijs op zijn school en de vakken die hij daar heeft: robotica, filosofie en argumentatieleer, lifestyle en informatics. Daar kijken ze toch wel van op.
‘Nieuw onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen van rond de dertien tussen negen uur en elf uur in de ochtend helemaal niets opnemen,’ zegt een van onze tafelgenoten somber. ‘Dan kun je dus net zo goed niet naar school gaan.’
‘Ik had ook bijles,’ zegt de andere. ‘Elke dag. Wat een hel was dat.’
‘Ik ook,’ zegt de eerste weer. ‘Het hielp wel, anders had ik natuurlijk nooit mijn school afgemaakt.’
‘Vind jij school eigenlijk leuk?’ willen ze van S. weten.
Hij werpt een snelle blik op zijn vader. ‘Jawel hoor,’ zegt hij.
‘En ga je het nog halen, denk je?’
‘Ik denk het wel.’
Samen fietsen we terug door de regen. We spreken af dat we ook een keer samen op reis zullen gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten