S. heeft een klasgenoot meegenomen. ‘Mag R. blijven eten?’ Ik ben allang blij dat hij vrienden meeneemt, hij is bijna altijd zelf weg. Aan tafel gaat het over school.
‘Ik kan gewoon geen respect hebben voor sommige leraren,’ zegt R, ‘die staan ons een beetje te vertellen dat ze alles beter weten dan wij, terwijl ze zelf helemaal niets meegemaakt hebben in hun leven.’
‘Ze beweren vast niet dat ze alles beter weten,’ suggereer ik, ‘hoogstens dat ze meer van hun eigen vak weten dan jullie. En dat is toch ook de bedoeling? Daar worden ze immers voor betaald.’
Een paar docenten passeren de revue, de een is een grote loser, de andere een ontzettende nerd, en een derde eigenlijk best wel ok.
‘Ik zou bijvoorbeeld nooit les willen hebben van een economieleraar die zelf niet rijk is. Ja, ik snap ook wel dat je in het onderwijs niet zoveel verdient, maar als je economie geeft en niet veel geld hebt, dan heb je toch iets niet helemaal goed begrepen.’
‘Heb je zelf al een idee wat je later wil gaan doen?’
‘Nee, totaal niet. Daarom zie ik ook het nut niet van elke dag les hebben van mensen die ik niet respecteer. Die zelf helemaal niets gedaan hebben met hun leven.’
S. plukt aan zijn lamskarbonade. Het is niet helemaal het soort gesprek waar hij zin in heeft. Zijn klasgenoot R. doet boude uitspraken, maar staat er tegelijk op school een stuk beter voor dan hij.
‘Daarbij haat ik vroeg opstaan,’ gaat R. verder. Het is duidelijk dat hij zichzelf een hele coole gast vindt.
Ik snap het best. ‘Ik denk niet dat je de enige bent,’ zeg ik constructief, ‘maar wij hebben nou eenmaal met zijn allen bedacht dat het voor mensen van jullie leeftijd het beste is om van ’s morgens negen tot ’s middags drie in de schoolbanken te zitten om allerlei dingen te leren waarvan we hopen dat jullie er iets aan hebben.’
‘Ik zie er gewoon het nut niet van in.’
Ik probeer R. duidelijk te maken dat je er ook op een andere manier tegenaan kunt kijken. Dat het niet om de leraren gaat maar om de stof, en dat je met enig relativeringsvermogen je schooltijd een stuk aangenamer kunt maken. Ik richt me tot R., maar in feite praat ik tegen S. die de andere kant uitkijkt. R. doet wel heel recalcitrant, maar haalt ondertussen goede cijfers, terwijl S. er belabberd voorstaat. Ik vind R. een leuke en slimme jongen, maar twijfel of hij nou wel de beste raadgever voor S. is.
Na het eten fietst S. nog een stukje met zijn vriend mee om hem de weg te wijzen. Ik vraag me af of R. dat ook zou hebben gedaan.
Als ik S. voor me zie, moet ik aan Armin van Buuren denken. Vermoedelijk omdat ik het gevoel heb dat ze wat overeenkomsten hebben. Beiden zijn verdomd intelligent , zeer talentvol , creatief , willen best hard werken . Ik hoop echt dat S. een vorm vindt voor al zijn kwaliteiten......met een beetje geluk komt ie er wel, hoop ik!!
BeantwoordenVerwijderenDag Klaas, met veel interesse lees ik regelmatig jouw blog. Ik leef met jou en je gezin mee en er is veel herkenbaar. Zelf verloor ik ook mijn moeder aan kanker toen ik acht jaar was ( ik ben nu 52). Dat heeft blijvende invloed, maar toen ik een kind en tiener was wilde ik daar niet mee bezig zijn ondanks het verdriet.
BeantwoordenVerwijderenWat je zoon betreft, als je er midden in zit denk je als ouder dat het nooit iets gaat worden. Wij hebben ook zo'n zoon, slim en talentvol, maar deed niets op school. Nu is hij twintig en serieus bezig op het conservatorium( Media Music). Het komt echt goed. Veel sterkte met alles. Ik heb bewondering voor je!