Klassenverschil
We zitten met z’n drieën aan tafel, oudste zoon, dochter en ik. S. zou ook komen maar voelt zich te ziek vanwege overmatig ketamine gebruik, gisteren. Aan de telefoon zegt hij dat ik me geen zorgen hoef te maken, binnenkort start zijn behandeling, hij is hoopvol, het zal zeker goed komen. Dat heb ik hem nog niet eerder horen zeggen, het klinkt meer als een formule dan als iets dat hij echt denkt of hoopt.
‘Dat denk ik ook, S.’ zeg ik maar. ‘Het komt allemaal goed.’
We eten niet zo vaak met z’n drieën, en dan gaat het al snel over vroeger, toen mama nog leefde.
‘Ik begrijp niet waarom jullie ons op de Daltonschool hebben gedaan,’ zegt oudste zoon. ‘Wij pasten daar helemaal niet.’
‘Ik vond het er eigenlijk best leuk,’ zegt dochter.
‘Het mengde gewoon niet,’ meent oudste zoon. ‘Wij zaten daar tussen al die rijkeluiskinderen die de meest absurde vakanties hielden, terwijl wij met onze ouwe Mercedes Vito in Spanje moesten kamperen.’
‘Kasten van huizen,’ bevestigt dochter.
‘Met standaard een kookeiland met de allernieuwste zespits Smegfornuizen, Amerikaanse ijskasten, de duurste koksmessen, keukengerei, pannen en een slecht Nederlands pratende, Filipijnse au-pair die heel soms tomatensaus uit een pakje klaarmaakte, maar meestal Sushi of Pizza liet komen. Je zag meteen dat daar nooit gekookt werd.’
‘Wel heel vaak Sushi en pizza gegeten, toen,’ zegt oudste zoon. ‘Dat is dan weer het voordeel.’
‘Maar we hoorden er nooit echt bij.’
Ik kan het niet ontkennen. Ik voelde me ook altijd ongemakkelijk op het schoolplein of op klassenborrels. Het waren eigenlijk altijd meta-gesprekken om het klassenverschil te verbloemen. En het was ook heel duidelijk dat wij bij sommige gelegenheden welkom waren, maar bij andere niet. Echte vriendschap wordt dan onmogelijk, het ongemak en de gêne zit ongetwijfeld aan beide kanten.
‘Weet je wat jij moet doen?’ kreeg ik dan te horen, ‘jij moet nú vastgoed kopen op Bali. Nu is het daarvoor echt het beste moment.’
Bali? dacht ik, dat is toch een eiland? Wat moet ik daar in godsnaam?
‘Op het Amsterdams was het eigenlijk net zo,’ zegt oudste zoon.
‘Jij wilde er zelf naar toe.’
‘Ja, hallo, ik was twaalf. Wist ik veel.’
Hij heeft natuurlijk gelijk. Maar wij hoopten ook dat het onze kinderen iets zou bieden, een kans om het misschien beter te krijgen dan wij. We realiseerden ons dat het hebben van een relatief klein inkomen niet per se voor iedereen een goed idee hoeft te zijn. Dat ze door de contacten die ze daar zouden opdoen later misschien kansen zouden krijgen die ze anders niet zouden krijgen. Maar we voelden ons er ook ongemakkelijk bij. Ik denk dat mijn eigen ouders mij ooit met dezelfde overwegingen op de Amsterdamse Montessorischool deden; daar voelde ik me ook niet thuis, al duurde het nog een hele tijd voor ik me realiseerde waarom.
‘Het is wel de beste vooropleiding als je Amsterdam-Zuid-moeder wilt worden,’ zegt dochter, die een kater heeft van de vele borrels op haar studentenvereniging.
Als we klaar zijn met eten komt S. binnen. Het gaat gelukkig alweer iets beter dan vanmiddag. S. gaat met dochter en oudste zoon roken in het trapportaal bij het open raam.
Ondanks alles zijn ze elkaar in elk geval niet kwijtgeraakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten