Genocide
Volkerenmoord, het woord werd voor het eerst gebruikt in de jaren veertig van de vorige eeuw in verband met de moord op de joden (en op Roma) door de nazi’s. De term genocide bestond eerder nog niet. De geschiedenis kent veel slachtpartijen, massamoorden en oorlogen, maar de bureaucratische, systematische en industriële wijze waarop de nazi’s het aanpakten, was nog nooit vertoond. Het kon, de tijd was er rijp voor, niets hield ze tegen.
Het antisemitisme was er al, dat hoefde niet te worden uitgevonden, het moest alleen gekanaliseerd. Eerst werden de joden gedemoniseerd, beschuldigd, belachelijk gemaakt en daarna gedwongen zich kenbaar te maken als de ander door middel van een voor elke jood verplicht op zijn kleding te dragen gele ster. De volgende stap was om ze hun burgerrechten te ontnemen, ze uit te sluiten van de meeste beroepen, winkels, openbare gelegenheden en ze te verbieden met niet joden te trouwen. Joden werden in het openbaar, in de officiële media omschreven als ongedierte, als ratten. Een inferieur ras.
Binnenlandse problemen - werkelijke of verzonnen - werden aan de joden als groep toegeschreven en de roep om eindelijk met ze af te rekenen klonk steeds luider. Er was een jodenprobleem en dat moest opgelost. En als je zoiets maar vaak en luid genoeg herhaalt, wordt het vanzelf waar.
Dan volgde de uitvoering van het gene waartoe besloten was, systematisch en efficiënt: deportatie naar kampen in verre uithoeken en daar, uit het zicht, de moord zelf, eerst nog met kogels en massagraven, later met gaskamers en verbrandingsovens. Zes miljoen joden uit heel Europa, omdat het een goed idee leek, omdat het het eigen volk zou verenigen in een opgelegde haat tegen een verzonnen vijand, om de thrill dat zoiets überhaupt mogelijk was, dat het zomaar kon, en dat ze er mee weg zouden komen.
En ze kwamen er mee weg. Veel van de daders zijn nooit gestraft, nooit gepakt, ontkenden later elke betrokkenheid of verantwoordelijkheid, ontkenden zelfs dat het gebeurd was, verklaarden zich onschuldig, zichzelf als slachtoffer.
Maar toen de nazi’s waren verslagen en niet lang daarna de staat Israël werd uitgeroepen en joden voor het eerst sinds eeuwen van ballingschap weer een eigen land hadden waar ze veilig konden wonen, bleef het antisemitisme smeulen. Na de orgie van haat en moordlust, en de steeds gedetailleerder beschrijvingen van wat er nu werkelijk had plaatsgevonden, was er tijdelijk een taboe op openlijke jodenhaat. Dit mocht nooit meer gebeuren, heette het. Maar het gevoel was niet verdwenen, de archetypen niet uitgeroeid, alleen kon men er weinig mee, miste een stok om de hond te slaan.
En toen was daar ineens Gaza, geschenk uit de hemel. Eindelijk waren we van onze schuld verlost, alles wat de joden - onze eigen joden, die we indertijd gemakzuchtig verzuimd hadden te beschermen - was overkomen, deden ze nu zelf een ander volk aan. Al die woorden die betrekking hadden op het verschrikkelijks dat hen onder onze ogen was overkomen, konden ineens hergebruikt, aangepast, opgerekt, geherdefinieerd maar nu met de joden als antagonisten. Niks uitverkoren, net zo slecht als die duivelse nazi’s, slechter nog, zwijnen, varkens, ratten…
Gaza was immers al voor 7 oktober een openlucht concentratiekamp, Israël een neo-koloniale apartheidsstaat, en nu dan ook nog - kers op de taart - de oorlog tegen Hamas in Gaza een genocide. En als de oorspronkelijke definities van die woorden de werkelijke gang van zaken niet beschrijven, dan passen we gewoon de betekenis aan, je moet immers met je tijd meegaan, genocide als password om bij de groep te mogen horen die aan de goede kant van de geschiedenis staat. En dan noemen we onszelf trots antizionisten, want anti-semiet zijn we natuurlijk niet. En dan zingen we from the river to the sea.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten