Onze benedenbuurman in de Des Presstraat was
geen gemakkelijk mens. Na diverse kortstondige affaires middels
contactadvertenties had hij de hoop opgegeven. Aan hem lag het niet. Zijn
laatste ‘mevrouw’ had hij de deur gewezen toen bleek dat ze borstkanker had en
er bij haar een borst afgezet zou worden. Daar had hij geen trek in. ‘Je wil
toch wat voor je handen,’ verklaarde hij.
Toen ik boven hem kwam wonen was hij vrijwel
blind van de staar aan beide ogen. We spraken elkaar soms in het trapportaal
waar ik mijn fiets stalde. Ik was op dat moment de enige in het pand met een
fiets en zette die ’s avonds binnen.
Mijn vader was niet lang daarvoor aan staar
geopereerd en ik meende te weten dat er voor mijn buurman, ondanks zijn
gevorderde leeftijd, toch nog wel iets aan te doen was.
Zijn huisarts beweerde dat hij te oud was voor
een operatie. Ik belde eens wat rond en kreeg te horen dat dit onzin was. Hij
moest gewoon doorverwezen naar een oogarts. Ik bood aan een en ander voor hem
te regelen.
Uiteindelijk werd hij – één voor één – aan
beide ogen geopereerd en kreeg hij zijn gezichtsvermogen goeddeels terug.
Toen zag hij ook dat ik mijn fiets in het
gemeenschappelijke trapportaal stalde.
‘Eruit met die fiets!’ mopperde hij. ‘Het is
hier geen fietsenstalling.’
Formeel had hij gelijk. Hij dreigde de
woningbouwvereniging te waarschuwen. Voortaan parkeerde ik mijn rijwiel dan
maar voor de deur.
Na zijn laatste scharrel kreeg hij nauwelijks
nog bezoek. Met zijn kinderen had hij al jaren geen contact. Vrienden had hij
niet.
Hij werd nu ook doof. Tot diep in de nacht zat
hij voor zijn televisie – op vol volume – te doezelen. Op de vloer stampen,
lang aanbellen of op de ramen bonzen had weinig effect. Hij hoorde het gewoon
niet.
Hij kreeg last van zijn been, kon niet meer voor
zichzelf zorgen. De thuishulp dreef hij tot wanhoop met zijn eindeloze
gemopper, tot ook die niet meer kwam. Hij waste zich niet meer, ruimde zijn
huis niet meer op. Dag in dag uit zat hij voor de buis. Soms werden we ’s
nachts wakker van luid gekreun en gehijg onder ons. Dan had hij een pornofilm opstaan. Hoe
hard we ook met de brievenbus klepperden of op het raam bonsden, hij hoorde het
niet. Met ontbloot bovenlijf - op een klein strak bhtje na, daar hadden we hem
al vaker mee gezien - en in een groezelige gestreepte pyamabroek zat hij luid
snurkend voor zijn televisie.
Een enkele keer waarschuwden we de politie.
Die sloegen kordaat een ruit in, zetten het toestel uit en legden hem in bed.
Meer konden ze ook niet doen.
Zijn been verergerde, hij kon helemaal niets meer,
maar koppig weigerde hij elke hulp of ziekenhuisopname.
Het was winter geworden. Stoken deed hij niet.
Daar zat hij dan in zijn onderbroek omringd
door zijn eigen uitwerpselen op zijn stoel voor een familieprogramma in de
vrieskou. Terwijl ik de weekenddokter belde is Bibian hem samen met onze
bovenbuurvrouw in bed gaan leggen.
Toen de arts eindelijk arriveerde blies hij
zijn laatste adem uit. Kennelijk wilde hij niet alleen sterven. Een klein uur
later werd hij rechtop in een plasic lijkzak het huis uitgerold. Exit meneer
Barbiers.
vanmorgen las ik: als je niet verandert ben je dood.'life is a moving target'
BeantwoordenVerwijderenzou dat het verschil zijn tussen leven en dood?
maria
ik wordt van dit verslag zo extreem treurig
BeantwoordenVerwijderenen verdrietig
juist omdat ik weet dat het zo ook kan gaan
maar men vergeet, zelf worden ze ook oud
en wie weet hoe wij dan zijn.............
groeten patty
dit wilde ik nog toevoegen
Verwijdereneen mens wordt zo niet geboren
maar een mens wordt zo gemaakt
denk niet dat gebeurd mij niet
want dat weet je niet
de enige die juist hebben gehandeld
ben jij bibian en de bovenbuurvrouw
de rest heeft hem in de steek gelaten
door zijn rare gewoontes en viezigheid
zo triest.................
Triest.
BeantwoordenVerwijderen