Mijn neven woonden in Amsterdam-Noord in een
twee-onder-een-kapwoning aan de Kadoelenweg. De achtertuin keek uit op
weilanden met loom grazende koeien. Mijn oom was iets hoogs bij uitgeverij
Meulenhoff, hoog genoeg om naar de première van de verfilming van Turks Fruit
van Jan Wolkers, wiens boeken hij uitgaf, te mogen. Hij vroeg bij die
gelegenheid mijn moeder mee, die er ‘niet zoveel aan’ vond.
Later legde hij het aan met zijn secretaresse.
Mijn oom en tante gingen uit elkaar. Hij
vertrok en zij bleef achter met drie puberjongens. Alles mocht en kon vanaf dat
moment. Er was geen bevoegd gezag meer. ’s Nachts om drie uur eieren bakken en
harde muziek draaien was geen probleem.
Ik kwam er graag.
Om er te komen moest ik met de pont het IJ
oversteken, die ook toen al achter het Centraal Station vertrok.
Ik werd dan opgebeld door een van mijn neven:
‘Klaas, je moet nu komen, Zep vijf is uit en wij
hebben hem in huis.’ Dat betekende dat we de hele nacht naar de nieuwste elpee
van Led Zeppelin, zouden gaan luisteren. Nog altijd associeer ik hun muziek met
de Kadoelenweg en het houten schuurtje in de achtertuin waar mijn neef M. zijn
kamer had.
Mijn jongste neef G. - een tenger, witblond
verongelijkt jongetje dat niet voor het geluk in wieg gelegd bleek - lieten we
dan rustig urenlang wanhopig op de deur bonzen en schelden. Hij mocht er niet
in, was nog te jong. Of we hoorden het gewoon niet omdat we voor een directere
beleving van de muziek koptelefoons ophadden.
We rookten joints die we in kartonnen
wc-rollen staken. De drugs werden aan huis bezorgd. Dan zoog je aan één kant
terwijl je de andere met je hand bedekte. Als je die vervolgens wegtrok schoten
je longen in een keer vol. Klaboem noemden mijn neven dat.
De pont van toen was groter en logger dan de
snelle gele pontjes die tegenwoordig varen, en er was geen overkapping. Je
stond buiten tussen de auto’s en de stadsbussen. Als je het koud had stak je
een sigaret op. De IJ-tunnel was er al wel, maar menig automobilist vekoos toch
nog de pont.
Eenmaal in Noord moest ik nog een heel stuk
fietsen over een dijk en langs weilanden. Ik oriënteerde me op een opvallend
flatgebouw met een gat in het midden. In mijn ogen een verbluffend staaltje van
moderne grootsteedse architectuur.
Amsterdam-Noord had voor mijn gevoel weinig te
maken met het Amsterdam waar ikzelf woonde. Het was toch een beetje of je naar
de provincie ging. Ze vierden er Sint Maarten en vonden alles ‘onwijs’.
In het weekeinde waren er stevige knokpartijen
rond het lokale jongerencentrum waar wij wel eens naar een bandje gingen
kijken. Dan sloegen we vooraf spijkers in de hakken van onze laarzen. Ik zat
bij mijn neef M. achterop zijn opgevoerde Kreidler. Als we dan op de dijk een
fietser inhaalden lieten we onze hakken over de straat slepen zodat we een
regen van vonken achterlieten.
‘Ben je weer naar je ‘hasj-neven’ in noord
geweest,’ kreeg ik dan later op school te horen vanwege de geur die nog aan
mijn jas en spijkerbroek hing.
terug in de tijd
BeantwoordenVerwijderenwij hadden een huis in west
ik zat in zuid op school
en met de pont over naar
de vriendin van mijn moeder
in mijn tijd was er nog geen tunnel
alleen de pont
pas veel later kwam die tunnel
zie het allemaal
zo voor me
geweldig.............
groetjes patty
ik woonde ook in west.
BeantwoordenVerwijderenwe noemden noord 'het overkant van ut IJ'
ik kwwam er nooit het was de andere wereld te ver..
later werkte ik bij het amsterdams conservatorium.
Ik beheerde er de kas.
bij tekort aan bevoegde leraren mochten ook bijna afgestudeerde studenten les geven.
Die waren dan onbevoegd!
Vaak maakte ik van een O een B op het declaratieformulier.
Ik vond dat die studenten vaak beter en geinspireerder les gaven dan de bevoegden!
maria
Mooie herinneringen blijven je altijd bij, ik moest grinniken om die spijkers in de hakken van je laarzen. Onbesuisde jeugd :-)
BeantwoordenVerwijderenRose