woensdag 17 februari 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 12)


 

Lahav, donderdag 4 november, Ursula

lieve Kees,

voor ik het vergeet wil ik je vragen, ik heb de mezoeza die de Lachmans mij gegeven hebben (Hans Lachman, componist en organist van de Liberaal Joodse Gemeente, KtH) in Amsterdam laten liggen. Ik hoop nu maar dat jij hem gevonden hebt, anders zou ik het wel erg pijnlijk vinden. Hoe gaat het toch met je? Wat doe je, gaat het een beetje? Klaasje staat naast mij en is bezig een prachtige puzzel te maken. Hij ziet er gezond en opgewekt uit, straks om zeven uur ga ik met hem naar het kinderhuis, zodat hij de kinderen weer eens ziet, want het is koud en winderig weer, ik mag wel zeggen stormachtig, zodat er niemand in de speeltuin was.
    Tegen het vallen van de avond zijn we samen de heuvel vlakbij de kibboets opgeklommen om naar het ondergaan van de zon te kijken. Een indrukwekkend gezicht, een geeloranje lucht boven donkere heuvels, zoiets zie je in Holland nooit. De kleuren lijken hier wel heel anders. Doorgewaaid renden wij de heuvel weer af, zoiets heerlijks, je voelt je sterk en gezond. Het is hier ook echt gezond, alleen zijn er teveel vliegen, en gisteravond, toen ik toch al erg down was, kwamen wij thuis en liep er een duizendpoot van een centimeter dik en twee decimeter lang op Klaas zijn bed, walgelijk. De vliegen zijn het ergste, ik sla ze de hele dag dood, en dan blijven ze nog een uur nazoemen. De vloer ligt vol, ik veeg ze met een bezem naar buiten. Ik maak wel drie keer per dag ons huisje schoon; het is zó klein, als we er tien minuten zijn is het er een beestenstal.
    Ze hebben hier heerlijke koffie. Je smijt een schep in een kop, water erop en klaar is het (dat schreef ik je al), ik drink me er een ongeluk aan. Een ding is er dat ik zeer mis en dat is melk voor Klaas, ik vind dat hij veel te weinig melk drinkt.
    Lieve Kees, waarom ben ik eigenlijk weggegaan? Ik weet het niet meer, ik moet niet zo gauw de moed opgeven, ik moet nu ook niet meteen terugkomen, ik moet eerst goed tot rust komen en weten wat ik wil. Ik moet ook weten of jij wel echt van mij houdt en of ik echt van jou houd.
    Vanmorgen was ik erg droevig. Ik zat met Klaas in de eetzaal en het was zo ongezellig, ik vergeleek het met thuis en kon mijn tranen haast niet inhouden. Toen wij thuis waren begon ik gewoon te huilen, ik kon gewoon niet meer. Ik vind het zo akelig voor Klaas, hij is zo lief, soms ook wel erg moeilijk. Ik ben ook erg moe, ik voel me niet helemaal lekker, ik ben een beetje verkouden. Enfin, ik zat dus net te huilen toen er werd geklopt, heel vervelend, maar het kon me ook niet meer schelen, ik ben hier ontzettend onverschillig op mijn uiterlijk, ik maak me niet op, mijn haar zit beestachtig, ik draag smerige schoenen, altijd een trui en broek, het doet er ook niet toe, bijna iedereen loopt er zo bij, zeker als het lelijk weer is. Nomi ziet er meestal beeldig uit, maar zij is ook echt heel fijn en mooi, Michal ziet er ook altijd keurig uit, dus, waar was ik, er klopte dus iemand, de electricien, een heel aardige vent, je moet je bij zo iemand niet een Amsterdamse electricien voorstellen, want dit is een leuke, beschaafd uitziende jongeman.

De volgende dag (vrijdag)
Waar was ik ook weer, o ja de electricien, hij kwam dus binnen en bracht me een gloednieuwe oliekachel, en hij ging ook nog twee lampen voor me halen. Ik heb nu een buitenlamp op mijn galerij, dat is vooral voor Klaas prettig omdat hij dan iets minder bang is om naar huis te lopen. Die kachel kikkerde me wel enigszins op, hoewel ik hem niet goed aan durf te steken, je weet dat ik zulke dingen altijd erg eng vind.
    Vandaag is het weer heel mooi weer, wel waait het erg hard. Ik zit in de speeltuin op een bank onder een soort hangboom, met slierten héél fijne, puntige blaadjes en trossen kleine, roze besjes. Klaas is lief aan het spelen, nog steeds nauwelijks met de andere kinderen. Vanmorgen liep ik met hem naar de eetzaal, ik had iets vergeten en zei ‘wacht je hier even, ik ben zo terug.’ Het was tot mijn verbazing goed, en ik rende weg. Even later kwam hij huilend achter mij aan, hij had zó’n enge mijnheer gezien, ik zei welnee dat is een soldaat, hij zei nee, het was geen soldaat, maar hij had wel een geweer en dat richtte hij op mij, en hij keek me heel boos aan. Even later waren het al drie meneren geweest die hun geweren op hem hadden gericht, maar toen had hij gezegd dat hij zijn moeder ging halen en toen waren ze bang geworden en meteen hard weggehold.
    Ik zei je al dat wij zo’n eenzame wandeling gemaakt hadden, en ik wist eigenlijk niet helemaal zeker of het nu gevaarlijk was of niet, maar het schijnt niet veilig te zijn, tenminste niemand doet het alleen. De man op de tractor had tegen Nomi gezegd dat hij ons zo ver van huis gezien had en dat zij moest zeggen dat ik niet alleen zo ver moest gaan. Het zal wel niet erg gevaarlijk zijn, maar ja, ik zal het dan maar niet meer doen. Iedereen vindt alles best, je moet zelf weten wat je doet.
    Dit leven is zo heel anders, veel rustiger, niemand zeurt, iedereen heeft tijd, iedereen praat zacht, ze spelen met grote rust met hun kinderen, ik kan er nog heel wat van leren. Aan tafel is het soms heel moeilijk, iedereen wacht totdat hij iets krijgt, als b.v. het brood op is, steekt hij het lege mandje in de lucht en wacht dan af, in grote rust, ik heb daar gewoon geen geduld voor, zij zijn zo opgevoed. B.v. iemand vraagt of ik dit of dat stuk vlees wil, ik zeg ‘is het varkensvlees?’ ‘Ik zal het vragen, ja het is varkensvlees,’ ik zeg ‘nee, dank je wel, ik eet wel iets anders.’ ‘Wil je dan kip?’ Nou en dan krijg ik kip, Klaas wil niets, en dan proberen ze met eindeloos geduld alles en alles. Ik word daar erg zenuwachtig van.
    Als je iets aan iemand vraagt, wordt het onmiddellijk aan de desbetreffende instantie doorgegeven. Ik geloof ook dat überhaupt alles wat men mij ziet doen, wordt doorgegeven of besproken. B.v. ik vraag een lamp aan Michal en even later komt de electricien hem brengen, of ik hoor zo vaak van iemand, ja, die en die heeft me dat verteld (b.v. iets dat ik met Klaas had gedaan en dat ik aan Michal of Nomi vertelde).
    Ik begin vandaag iets beter mijn tijd in te delen, deze hele week kwam ik tot niets, het moeilijkste vind ik het vroege opstaan. Namelijk, ik zou om vijf uur op moeten staan, want dan staat iedereen op, en ik ga vroeg genoeg naar bed, en bovendien slaap ik soms ’s middags ook nog. De anderen gaan vaak veel later naar bed, zoals Nomi, die slaapt geloof ik van ongeveer half een tot half vijf en dan ook nog ’s middags.
    Ik zet de wekker op zes uur, en kom er met moeite om half zeven uit. Dat is vervelend want dan heb ik maar een uur voor het eten, en ik moet ’s morgens zo veel doen omdat ik ’s avonds de deur niet meer uitga voor Klaas. Weet je wat wel vervelend is, maar ik los het aardig op, namelijk die grote intimiteit met Klaas. Nu b.v. ben ik ongesteld, je begrijpt wel dat ik me ten eerste niet graag was waar hij bij is, dat moet ik dus doen voor hij op is, en ik kan hem nu ook echt niet meer bij mij in de W.C. hebben ’s avonds. Dus breng ik hem eerst thuis, steek de lamp op de galerij aan, dan is hij niet bang, en ga dan.
    Vandaag heb ik mijn haar gewassen in het washok en zelfs Klaas zijn haar mocht toen gewassen, en ik heb nu zelfs krulspelden in, een formidabele prestatie voor mij.
    Klaas wil vandaag niet schrijven, ik wil dat hij iedere dag iets leert, hij kan het best. Hij wil het wel, maar dan wil hij twee dropjes en ik wil er maar één geven. Hij snoept hier al veel te veel en ik ook, ik word er doodziek van, ik ben blij dat die ellendige lekkere koekjes op zijn en die misselijke heerlijke chocolaatjes ook, ik vraag maar geen nieuwe meer.
    Vanavond eten we weer heerlijk, ik kijk altijd erg naar het eten uit, hoewel het al wat minder wordt gelukkig, ik ben flink opgedikt.

’s avonds
Vanmiddag ben ik eens met Klaas naar Michal en Eri gewandeld. Ik vind het nog een beetje moeilijk om die mensen zomaar op te zoeken. Ik was voor later in de middag bij Nomi en Motke uitgenodigd. Ik werd door Michal en Eri heel hartelijk ontvangen. Eri deed spelletjes met zijn zijn oudste (Ranen) en Galia (van Nomi) en een kleine Michal (allemaal uit Klaas zijn groep) en Klaas. Hij deed het met kaarten en wel zo, dat Klaas mee kon doen. Ik speelde met Ofer (hun jongste zoontje), een schatje van drie jaar, erg lief en aanhalig, het was er zo gezellig dat ik veel te lang bleef, en ik ben toen wat laat naar de Pelegs gegaan. Motke is een aardige vent, ik weet niet hoe het komt maar als ik met hem praat, spreek ik ineens veel beter Iwriet, vanavond zelfs zo goed dat hij zowel als Nomi twee keer zeiden hoe goed ik Iwriet sprak.
    Later gingen we naar het kinderhuis, daar zaten alle kinderen om een ronde tafel, staken kaarsjes aan, zongen, deden spelletjes, aten heerlijk gebak (ik kreeg gelukkig ook) hoewel ik eigenlijk al veel te dik ben. Klaas wilde eerst niet aan tafel gaan zitten, maar later deed hij het wel, en nog later speelde hij met alle kinderen. Hoe beter ik de kinderen leer kennen, hoe leuker ik ze vind. Ik zal je hun namen geven, Galia (dochter van Nomi, zes jaar) Ranen (zoon van Michal, vijf jaar) Or en Gil (een tweeling, ongeveer vijf) Offra (een meisje van ongeveer zes) Jaël (meisje van vijf of zes, ze zijn allemaal zoiets) Amots (jongen, heel aardig) Boaz (een heel stout jongetje) Uriël (een heel pienter uitziende jongen die ook Engels spreekt) Michal (een klein, dikkig, lief meisje, vriendin van Galia) en nog een meisje waarvan ik de naam niet weet, en nog een jongetje en nog een heel grappig meisje dat op Geertjan van May lijkt (May Hobijn-Roth, oudere zuster van Ursula, KtH), ik geloof dat ze Anath heet.
    Ik vergat je nog iets te vertellen, in een gesprek vroeg Michal Doron aan mij, heel aarzelend, ze zei erbij dat ze het eigenlijk niet kon vragen over Klaas ‘is hij Joods?’ ik zei ,wat bedoel je?’ ‘nou,’ zei ze, ‘ik bedoel, is hij besneden?’ ik zei ja, en ik zei erbij dat dit pas gebeurd was vlak voordat ik naar Israel ging, omdat je dat toch nog wel zien kunt. Toen zei ze dat het ook wel beter was omdat de kinderen dat anders wel vreemd gevonden zouden hebben. Ik was eigenlijk verbaasd dat ze niet zomaar had aangenomen dat hij dat was. Met halachische zaken houden ze zich hier kennelijk helemaal niet bezig, want dat jongetje waar zij het over had gehad, dat zo moeilijk was geweest, had een moeder wiens moeder ook niet Joods was.
    Toen ik vanavond thuis was, zag ik net iets in de kast tussen mijn kleren wegglippen. Ik riep ,hé, dat zie ik nu eens net, kom jij eens hier!’ en een schichtige muis keek me met twee bange kraaloogjes aan. Hij kwam dichterbij, nam een sprong over mijn schouder en verdween door de deur. Ik hoor hem trouwens nu weer in de kast, hij eet zoute koekjes, daar is hij dol op. Ik eet ze toch niet, en Klaas ook niet, dus ik laat hem maar. Ik wou alleen dat hij iets minder lawaai maakte.
    Ik werd vandaag tot mijn onuitsprekelijke verrassing twee keer opgebeld. De eerste keer was het Daan (Daan Sajet, KtH), reuze aardig, hij vroeg of ik eens kwam en hij zou ook eens langskomen. De tweede keer was het ene Elie, die zijn pakje wilde hebben. Hij gaf me zijn adres, ik zal het hem sturen. Het was toch wel leuk om opgebeld te worden. Ik heb ook een brief van mevr. Frank gekregen, dat is de enige brief die ik tot nog toe gekregen heb, ik heb er zelf al tientallen verstuurd. Maar misschien is het wel goed dat ik niets krijg, misschien krijg ik er alleen maar heimwee van, en dat is een ondraaglijke pijn.
    Motke vindt dat ik beleefder tegen Klaas moet zijn, want als zij met iemand praten en hun kinderen praten er tussendoor, dan geven ze meteen antwoord. Eerst dacht ik eventjes dat hij gelijk had, maar achteraf vind toch eigenlijk van niet; ik praat de hele dag met Klaas, en als ik even met iemand anders praat en hem niet meteen antwoord geef, gaat hij me slaan en schoppen en duwen, heel vervelend, hij kan best even wachten tot ik klaar ben. Hun kinderen kunnen trouwens ook vreselijk lastig zijn, steeds zeuren en dwingen.
    De liefste kinderen heeft Michal, altijd lief en opgewekt, gedragen zich gastvrij en gezellig. Maar Eri en Michal zijn zelf ook echt aardige mensen, doen gewoon rustig, eenvoudig, werken hard. Nomi en Motke trouwens ook, iedereen werkt vrij hard geloof ik. Hoe ze zo rustig en gemakkelijk komen is me een raadsel.
    Er kwam iemand binnen bij Michal en Eri, een jongeman Avi genaamd, die er heel vies uitzag, een hemd had hij aan, een blauw hemd en een werkbroek, en hij maakte zijn excuses tegen mij dat hij er zo vies uitzag. Kon mij wat schelen, dus dat zei ik tegen hem, maar ik geloof dat hij beledigd was dat ik niet beledigd was.

zaterdagavond
morgen is er, verwacht ik, post van jou, of tenminste iemand. Ik hoop van jou, ook voor Klaasje. Vandaag was op de een of andere manier een moeilijke dag. Ik was moe, Klaas was erg springerig, ik moest om zeven uur opstaan van hem, terwijl ik juist wilde uitslapen. Ik ging met hem naar de speeltuin toen Eri vroeg of we mee wilden gaan wandelen. Ik dacht, dat is gezellig voor Klaas, dan kan hij met Ranen spelen, maar hij wilde niet. In de speeltuin was ook niemand, het was erg warm, dus gingen wij maar naar huis. Enfin, toen gingen wij een eindje wandelen, toen deed hij een plas en spoot hem om te plagen tegen mijn brandschone broek, nou, ik was woest. Het duurde niet lang, want wij moeten nu eenmaal samen optrekken. Wij hebben daarna nog een wandeling tot boven op een heuvel gemaakt. Onderweg zagen wij eerst twee bunkers, vervolgens een slang (ik schrok me wild), maar deze zwarte slangen zijn geen gifslangen. Toen klommen wij nog een heel eind een heuvel op en het was doodstil om ons heen, geen mens te zien, witte stenen, kleine plantjes, en een warme zon aan een felblauwe hemel, en toen weer een grote, ronde bunker en een schitterend uitzicht, kilometers ver, overal zon. In het dal zag je een kibboets trillen in de lucht. Toch is die eenzaamheid beklemmend, wij gingen dus weer naar beneden. Ik wilde even een uur rust nemen, ik word doodmoe van dat steeds maar praten tegen mij, ik kan nooit lezen of denken, maar Klaas wilde niet stil zijn. Toen ik voorstelde naar de speeltuin te gaan, wilde hij zijn cowboypak aan. Dat was precies de druppel die mij liet overlopen, want ik heb een hekel aan dat pak. Het spijt mij wel, voor Amsterdam is het enig, maar hier heeft niemand zo’n pak, en wij zijn al vreemd. Ik vond het reuze vervelend, maar goed, ik trok het hem aan. Iedereen (alle kinderen) kwamen om hem heen staan plagen, lachen, toen ging hij vechten, hij is bepaald niet laf, hij vocht met veel grotere kinderen, nou moet ik zeggen dat die hem alleen duwden en plaagden, ik geloof dat hij het heerlijk vond.
    Later gingen wij nog naar Michal. Daar vindt hij het fijn, hij heeft van twee latten een prachtige bank getimmerd en die mocht hij meenemen, dus die staat nu in de kamer. Hij heeft trouwens vanochtend en vanmiddag heel ijverig thuis een bootje geplakt en een vliegtuig gemaakt en op de muur geplakt. Hij is altijd bezig, hij maakt van alles. Het was heel prettig dat hij bij Michal eerst ging spelen en toen ging timmeren, want ik kon even lezen. Bij Michal en Eri lopen voortdurend mensen binnen, iedereen zoekt ze op. Aan hun is ook te merken dat ze door en door integer zijn. Nomi en Motke zijn ietwat luchtiger lieden. Motke is dik, hij zou een Fransman kunnen zijn, Nomi is fijn, mooi en lacht altijd.
    Ik heb nog steeds Gauloises, want ik rook bijna niet. Gekkerwijs soms wel ineens overdag en ’s avonds een of twee. Dat komt waarschijnlijk (of wel zeker) omdat ik de hele avond alleen zit. Het is voorlopig wel goed zo, want ik heb rust nodig. Lezen doe ik nauwelijks, ik vind het erg prettig om te schrijven. Ik krijg wel een krant van Michal, maar ik lees hem nauwelijks, ik heb geen zin in Engels lezen. (van een krant)
    Morgen ga ik als het niet te warm is en Klaasje het kan, een eind lopen naar een andere kibboets langs de hoofdweg, maar het zal denk ik wel te ver zijn. Misschien kan ik de kar van Eri lenen, dan kan ik Klaas trekken. Van Be’er Sheva (dichtstbijzijnde grote stad, KtH) zal voorlopig wel niets komen, de auto gaat om vijf uur weg, dat is me te vroeg vroeg voor Klaas, en dinsdag is er geen markt want er zijn dan verkiezingen.
    Ik heb op het ogenblik een intense behoefte om de kibboets eens uit te gaan en iets meer van Israel te zien, jammergenoeg heb ik haast geen geld, want om die zeshonderd gulden durf ik niet goed te vragen. Ik heb er een keer iets over gezegd tegen Michal, maar ze zei alleen dat ze gestuurd waren. Ik krijg hier zoveel, en ik doe er niets voor, maar het is wel jammer.
    Vandaag vroeg ik aan Michal of ik ergens een paar bloemen voor mijn kamer zou kunnen plukken, zij wist het niet precies, er staan wel overal bloeiende bomen, maar daar kun je natuurlijk niet zomaar bloemen vanaf halen. Toen ik later thuiskwam, stond er al een vaasje met bloemen en een bakje met kleine bloemetjes, heel aardig.
    Sommige dingen zijn erg moeilijk, b.v. het eten van Klaas. Ik wil graag dat hij melk drinkt, dat kan ik krijgen in de eetzaal, maar hij drinkt hem niet. Toen heb ik cacao gevraagd, ik kreeg een pot vol, ik neem iedere keer een beetje cacao mee, dan krijgt hij warme melk en dan gooi ik de cacao erin, die lost gewoon op en dan drinkt hij hem soms. Thuis kan ik geen melk warm maken, maar ik geloof juist, dat als ik het thuis kon maken, dat hij hem dan wél zou drinken. Hij eet de pap hier ook niet. ’s Middags eet hij haast helemaal niet. Hij snoept wel veel te veel, iedereen geeft hem snoep. Als Nomi in de keuken werkt dan loopt ze naar de kast en pakt snoep, werkt Eri er, dan geeft hij snoep, is Avi er, snoep, is Tovic er, snoep. Komt hij bij Michal dan krijgt hij een zak vol snoep, bij Nomi thuis een raar mannetje gevuld met snoep. Ik stop het zoveel mogelijk in een doos.
    Liefje, ik ga slapen, deze brief is al heel dik, morgen gaat hij op de bus. Veel sterkte en liefs, schrijf nu eens gauw, doe iedereen de groeten. (kijk je nog of je de mezoeza ziet?)
Ursula.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten