donderdag 25 februari 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 17)


 

Lahav, 8 november 1965, Ursula

lieve Kees,

vanmorgen kreeg ik een brief die jij precies een week geleden geschreven had, als ik het wel heb, precies de dag dat je belde, achterop stond Jan Fontijn, ik begon te lezen en snapte niets van de brief totdat ik begreep dat jij het was. Gelukkig maar dat ik wist dat jij al wist dat ik post had gehad. Ik zit op het moment met Klaas in mijn kamer, ik heb de deur op slot. Het moet gewoon maar, vanmiddag kwam een vriend van Charlie vragen of we koffie kwamen drinken. Klaas had al de hele tijd gevraagd naar Charlie, dus ik zei ‘om drie uur.’ Ik had er eigenlijk al meteen weer spijt van, maar enfin, wij er naartoe, ik ben hooguit een kwartier gebleven, heb vervolgens gezegd dat ik het druk had en dat ik het onzin vond om de hele dag naar muziek te luisteren en dat er genoeg te doen was en dat als hij zich verveelde, dat hij dan overdag moest gaan werken. Vervolgens begonnen ze weer af te geven op de kibboetsnikken en toen heb ik gezegd dat ze een andere kibboets moesten gaan zoeken en ik ben weggegaan, zeggende dat ik nog een heleboel te doen had. Ik was nog nauwelijks thuis, ik had mijn ene gordijn dicht en de deur op slot, en ik was net thee aan het zetten, of er werd al aan de deur gerammeld. Ik riep ‘nee’, hij riep dat hij postzegels (die ik hem beloofd had) kwam halen en ik riep dat ik ze hem vanavond zou geven en deed niet open.
    O ja, ik wil je nog iets vragen te sturen, een paar bouwplaten van boten, vliegtuigen en andere dingen, want die twee vliegtuigen wil ik echt weggooien. Volgens mij gapt Charlie dingetjes weg, het is reuze vervelend allemaal.

’s avonds
Kees, ik bedoel het niet zo sterk van dat gappen, ik bedoel niet dat hij steelt, maar zo van die kleine dingetjes die andere mensen in lege kamers achterlaten, dus niet zo erg. Ik heb er met Michal over gesproken (niet over het gappen natuurlijk) maar over het lastigvallen, en ik heb wel gezegd dat hij heel aardig was omdat ik niet wilde dat het hem onaardig werd gezegd, d.w.z. (ik vertel alles weer eens heel verward) ik bedoelde helemaal niet dat iemand het hem zou zeggen, maar ik vroeg haar om raad. Toen zei ze meteen dat ze het zou zeggen tegen iemand die over de wachten gaat, ook weer vervelend, maar ja, ik moet er vanaf.
    Vanavond zag ik hem weer en zei dat hij niet kon komen omdat ik bezoek kreeg van Michal. Zij komt zometeen. Toen ik vanavond met Klaas naar de kinderen ging om te eten, hoorde ik de bok heel angstig mekkeren, ik zocht en zocht, en eindelijk vond ik hem achter zijn hok op de grond liggend, volkomen verward in een heel lang touw, hij stikte er zowat in. Ik probeerde eerst hem los te maken, maar het was onmogelijk omdat hij om zich heen trapte, ik ben toen naar de kinderen gerend en riep Edna en nog iemand erbij, die hebben hem losgemaakt. Het was toch al allemaal een beetje luguber, vollemaan, en achter een heuvel flitste telkens licht op.
    Vanmorgen ben ik bij de tandarts geweest, een stukje van een vulling was eruit gevallen. De tandarts komt eens in de veertien dagen, hij zit dan in de kliniek. Hij heeft een ouderwetse boor, zonder waterspuit, en als je spoelt, ook met koud water, ik had er niet veel fiducie in, hij sprak een heel klein beetje Duits. Noeriet (de zuster), was meteen assistente. Hij poerde in het gaatje (hij zag eruit alsof hij er niets van kon) en vroeg iets, Noeriet zei ‘doet het pijn?’, ik ‘een heel klein beetje’. Noeriet vertaalde het en hij begon te boren, het deed geen pijn. Toen vulde hij het netjes, het was zó klaar.
    Daarna ging ik met Klaas wandelen door de boomgaarden die bij Lahav liggen, dodelijk eenzaam. We kwamen tenslotte wel de andere kinderen tegen, daarna pakte ik een stuk tekenpapier om een lief ezeltje te tekenen dat vlakbij de meelfabriek stond te grazen. Klaas tekende het ook. Toen kwam er een tractor en reed zachtjes tegen het ezeltje op, het sprong heel angstig, heel moeizaam weg, toen zag ik dat zijn voorpootjes aan elkaar waren gebonden. Ik had diep medelijden en probeerde hem met wat gras naar me toe te lokken, maar het was veel te bang, ik liet het toen maar met rust. Even later kwamen er twee kerels en die gaven het een paar duwen, gewoon om te plagen, het viel bijna om, het maakte me woedend.
    Michal komt geloof ik niet meer, het is nu al zo laat, kwart voor negen, ze zou om kwart over acht komen, vervelend.
    Je moet tegen Jan en Froukje zeggen dat ik ze geen kaartje kan sturen omdat ik geen briefkaarten heb, er zijn er hier niet. Hoe gaat het met het huishouden? Kun je wel alles vinden? Moet je niet een werkster hebben? Als je iets niet weet of als je nog wat recepten wilt, schrijf me dan. Ik zou wel een werkster nemen als ik jou was. Hoe is het met de planten? De vetplanten moeten maar heel weinig water hebben, de anderen, vooral die in de koperen bak, heel veel. Haal de plantjes uit de serre ook maar in de kamer. Heb je de mezoeza nog gevonden? Ik begrijp niet dat ik hem heb laten liggen, ik hoop maar niet dat hij in het vliegtuig uit mijn tas is gevallen.

maandagochtend 7 uur
Ik ben al twee uur op. Ik heb gymnastiek gedaan, lekker gedoucht, kleren gewassen, gelezen, nagedacht, m’n gezicht gedaan, m’n haar, naar de ochtendnevel gekeken.

later, half 9
Je ziet wel dat ik heen en weer rennen moet. We hebben nog een brief geschreven aan Heleen (zuster van Kees, KtH), en nu zit ik in de Gan Jeladiem (school/kinderhuis). Ik heb eerst met Jaël een boek doorgekeken en zij heeft me overal de naam van geleerd. Nu zitten alle kinderen te eten en ik heb een reuze honger, ik wou dat ik niet zoveel at, maar alles is zo lekker.
    Liefje, ik heb echt nog iets nodig van je, ik heb grote behoeft aan twee gewone hemden want in een broek kan ik geen onderjurk dragen, ik bedoel een vrij lang hemdje, niet té lang, van tricot, en ik heb dringend een Duits woordenboek nodig. En dan nog iets, wil je alsjeblieft aan Klaas schrijven, want hij weet precies hoeveel brieven ik heb gehad en hoeveel hij, hij telt het precies na, en hij is boos dat ik er meer krijg, terwijl hij jou ook schrijft. Je hoeft niet iedere keer als je mij schrijft ook aan hem te schrijven, maar doe het wel, of schrijf desnoods iets onder mijn brief, hij vindt het wel mooier om een eigen brief te krijgen, er hoeft niet zoveel in te staan, maar schrijf b.v. heel groot, zodat hij het zelf lezen kan.
    Ik zie wel dat de kinderen hier ook lelijk en ongezeglijk kunnen zijn. Kun je wel alles lezen wat ik schrijf? Ik schrijf zo bibberig met een ballpoint. Klaas is nu aan het kleien, het is lelijk weer geworden, mistig en zo. Ik ga niet ontbijten in het Chader Ochel (de eetzaal, KtH), ik blijf maar hier, het eten is veel te goed, ik wil niet zoveel eten. Ik heb vanmorgen op mijn kamer twee koppen koffie gedronken, ik kreeg er hier ook een en toen heb ik een stukje overgeschoten brood gegeten met een soort kwark erop. In het Chader Ochel is het eten zo goed dat ik toch niet kan laten veel te veel te eten.
    Michal is gister niet meer geweest, wie wel kwam was Motke. Hij had ons niet in het Chader Ochel gezien en ook niet bij de kinderen en hij kwam kijken of er iets was, en hij kwam vragen of ik tekenpapier nodig had, dan bracht hij het mee uit Be’er Sheba. Hij beloofde ook dat hij me mee zou nemen naar Be’er Sheba. Klaas kwam meteen uit bed en liet Motke alles zien wat hij had, en toen Motke weg was, wilde hij gaan spelen. Hij was volkomen onredelijk, ik begreep het gewoon niet. Eindelijk na veel schootzitten en uiteindelijk heel streng optreden, ging hij slapen. Volgens mij slaapt hij veel te weinig, maar misschien heeft hij hier minder slaap nodig, omdat het zo rustig is.
    Liefje, doe iedereen de groeten, ik zal zien dat ik aan wat prentbriefkaarten kom, er zijn mensen die ik wel iets wil sturen, maar die ik niets weet te schrijven, zie je.
Tot schrijfs, veel liefs,
Ursula.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten