donderdag 11 februari 2021

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 2)


Lahav, 23 oktober 1965, Ursula

Lieve Kees,

vanmorgen ben ik weer om vijf uur opgestaan; Klaas niettegenstaande hij helemaal niet kon slapen, (wij hebben om half tien nog een kopje thee gedronken) werd om zes uur wakker. Ik was toen al helemaal klaar en we hebben toen eerst samen koffie gedronken en zijn daarna welgemoed naar de Gan Jeladiem (kinderhuis) gegaan. Daar werd alles meteen weer heel verward. Edna was inderdaad wel hartelijk, toen wilde Klaas niet bij de kinderen gaan eten, wij kwamen veel te vroeg in de eetzaal (kwart over zeven), er zaten wel drie jongens te eten, maar dat waren zeker wachten of zo. Ik heb je al verteld dat je moet aanschuiven, we gingen dus bij hen aan tafel zitten, er was niets meer over, haast geen boter, kaas, brood, enz. Ik ging braaf zitten wachten, maar er gebeurde helemaal niets. Ik pakte dus zelf maar brood, maakte een boterham met chocola voor Klaas en een met jam voor mij, maar er was geen melk, geen thee, en iedereen van de keuken was zelf aan het eten.
    Enfin, ik dacht, dan drink ik thuis wel thee en brood met jam is ook heel lekker. Ik had best zelf eieren, kaas, pap enz. kunnen pakken van een dienkar die er stond, maar omdat niemand het ooit doet, deed ik het ook maar niet.Het zag er ook zo keurig uit. Ineens kregen we toch een ei en ik zag dat er op tafel een soort verrukkelijke zure roompap stond. Net toen ik voor de tweede keer wilde nemen had iemand anders hem al weggehaald. Klaas kreeg melk, ik thee, dus dat kwam nog goed.
    Daarna weer naar de kinderen, die nog zaten te eten. Wij gingen erbij zitten; ineens waren alle kinderen weg. Een heel stel stond te kijken naar bouwwerkzaamheden. Ik dacht ‘vooruit maar, er naartoe,’ maar Klaas wilde niet. Wij kregen ruzie, want hij is meteen zo fel tegenwoordig. Hij sloeg en schopte, krabde en gooide met een steen. Ik voelde me meteen ellendig, hij heeft mijn benen al helemaal kapotgeschopt. Thuis ging ik op bed liggen. Hij kwam me meteen troosten. Toen heeft hij keurig naar een heel goed (al zeg ik het zelf) voorbeeld van mij heel groot (dat van mij) een heel blad vol met keurige Aaaaaa’s geschreven.
    Daarna hebben we koffie en hele vieze Israëlische limonade gedronken. Toen zijn we gaan wandelen naar de kamelen, daar heb ik een paar foto’s van gemaakt, en naar de varkens. Die hadden allemaal piepkleine biggetjes. We zagen iets naars, bij de heel jonge kippen, die nog loslopen in een heel groot hok, in een ruimte ervoor zat een kip heel erg brommig te doen, helemaal verkrampt. Hij ging ergens zitten en toen zagen we dat daar een heel klein en heel ziek en blind kipje zat, doodeng, en er was niemand om het tegen te zeggen. Toen liepen we ergens waar grote kuilen in de grond waren. Wij keken erin, en daar lag in een van die kuilen een egeltje te slapen. Enig gewoon. En weer niemand te zien. Eindelijk na lang zoeken bij grote witte vogels Tovic op een grote traktor. Ik vertelde het hem en hij zei dat ik, als het me lukte, het er best uit mocht halen. Dus ik haalde het er met een lap uit en nu zit het onder mijn bed. Het slaapt. Ik weet niet wat egels eten, ik heb een bakje water neergezet, misschien is het ziek of verhongerd of verdorst. Ik zal eens vragen. Hij heeft een snoezig snoetje met grote zwarte, boze ogen, hij lijkt wel wat op Deborah. (Deborah Goedel, vriendinnetje van Klaas uit Amsterdam, KtH)
    Klaas heeft van stoelen, dekens en boeken een prachtig huis gebouwd, met een schoorsteen, een schuin dak, een tuin met bloemen en een hek erom met een brievenbus, een vlag, een deurmat, een deur met bellen en naamplaatjes van jou, mij, hemzelf en egel, en een mannetje (hij) op de stoep dat op bezoek komt.
    Wij gaan nu eten, ik schrijf straks verder, ……hap hap hap mmmmmm ….. Ziezo, ik ben weer thuis, Klaas ligt in bed. Toen ik met hem naar de eetzaal liep, liep er een vrouw langs me die ik niet ken. Ze zei: ‘there is a letter for you.’ Ik rende verheugd meteen naar het brievenhokje en vond niets. Diep teleurgesteld ging ik zitten en toen ik Nomi zag, vertelde ik het haar. Ze zei dat hij waarschijnlijk op het postkantoor zou liggen. Even later werd de brief (van jou) naast mijn bord gelegd. Aardig wel, he?
    Ik eet hier bijna nooit vlees omdat het bijna altijd wel varkensvlees is. Klaas eet helemaal nooit vlees, toch is er genoeg te eten voor mij, er is zoveel. En Klaas kreeg een grote omelet. Toen wij zaten te eten kwam Tovic vragen og ik de egel had. Ik zei ja, en vroeg wat ie at. Hij wist het niet, maar misschien wist Moshe het, Even later kwam Moshe, hij bleek mijn buurman van de konijnen, en zei dat hij vanmiddag even kwam kijken. Nomi zei ook dat ze kwam kijken met de kinderen. Net toen ik Klaas zat voor te lezen, kwam Moshe, hij zei dat ik hem beter niet binnen kon houden en dat ik hem groente kon geven. Hij keek mijn hele kamer rond, vroeg wie alles getekend had, bekeek mijn stenen, was verbaasd te horen dat ze van zijn eigen kibboets kwamen. Nou werkelijk, liefje, als je mijn prachtig glanzende, kleurige stenen ziet en dan die kale witte troep, zou je het ook niet geloven. Maar Kees, ik laat vanavond m’n egeltje weer lopen, hij slaapt en slaapt, hij is vast ziek, en je kunt hem toch niet houden.
    Ik hoor hem ineens scharrelen onder mijn bed, Ik was zo blij met je brief, ik vind het prachtig dat je de kamer aan het verven bent, misschien als je veel thuis bent, dat je dan ook heel rustig wordt en alles veel beter kunt overzien. Ik heb Klaas je brief voorgelezen, hij praat altijd over jou, dat is goed, je moet niet denken dat ik het niet als half en verkeerd zie dat ik alleen ben met een kind zonder gezin. Ik heb de kaart naar Frankje verstuurd (Frankje Warendorff, buurjongen en vriendje uit Amsterdam, KtH), Klaas stond erop. Ik hoop maar dat het niet verkeerd was. Hij is ook nog voor Piet en Bram aan het maken (jongens uit de straat in Amsterdam), die zal ik in ieder geval niet versturen.
    Klaas gaat niet slapen, hij heeft, schijnt het gewoon geen slaap. Heel vervelend want ik heb nu eigenlijk ook geen rust, en als hij straks inslaapt, wil hij niet meer opstaan. Het zal wel lang duren eer mijn zeer geschokte zenuwen tot rust zullen komen. Ik kreeg ineens buikpijn van die kaart naar Frankje, ik hoop maar dat jij het niet erg vindt. De Brouwers (De fam. Brouwer uit dezelfde straat in Amsterdam, KtH) zullen toch wel wat gezegd hebben? En Klaasje heeft het overal verteld, en het kan toch best vakantie zijn?
    Laten wij allebei ons best doen tot rust en inzicht te komen, dit leven is goed voor mij, tenzij Klaas het niet kan, maar ik doe mijn uiterste best, ik ben echt al veel vriendelijker en geduldiger geworden, ik moet het zijn, want hier is niemand bijna ongeduldig. Iedereen laat een ander met rust, dat is iets wat ik niet gewend ben, niet thuis (bij mijn ouders) en later niet en in mijn omgeving niet, deze mensen hebben iets zeer volwassens, ze lachen je nooit uit, vinden niets raar, dom, afkeurenswaardig of het moet al heel erg zijn, geloof ik. Ze vallen je nooit lastig, ze gaan bij elkaar op bezoek en blijven dan maar even, heus niet zo gek, alleen ik ben bang dat er geen echte vriendschap bestaat, maar dat weet ik nog niet, ik vind ze wel beschaafd, ze zijn vriendelijk.
    Ik wilde zo dolgraag wat bloemen, weet je wel, vandaag vroeg ik het aan dat meisje dat in Holland is geweest en die over de planten gaat. Ze zei ‘pluk maar zoveel je wilt, als je ze maar niet uit het centrum van de kibboets haalt. Dus nu heb ik prachtige, paarse, rode, gele bloemen. Het maakt meteen je kamer zo fleurig. Lukt het met de planten? Als je iets niet weet, vraag het dan maar, van de winter gaan ze wel iets achteruit, Je schreef heel lief dat als ik iets nodig had, jij het sturen zou, maar je hebt nog niet de lange waslijsten gekregen die ik je al gestuurd heb.
    Ik zou wel eindeloze brieven kunnen schrijven aan je. Ik pak steeds weer een brief om te schrijven. Jammergenoeg kan er maar zo weinig op dit velletje. Kees, die foto’s die ik maak zijn vast niet goed, je moet het me nog een keer uitleggen allemaal, ik snap niets van zulk soort dingen, techniek, niets voor mij.
    De egel ligt heerlijk in mijn kachel te slapen, hij heef zich er met grote moeite ingewrongen, maar nu kan hij er dan ook nooit meer uit. Ik ben wel benieuwd wat de muis er van vinden zal en de vliegen, die zullen hem ongetwijfeld prachtig vinden, weer iemand om op te zitten.
    Klaas is niet gaan slapen. Ik denk dat ik vanavond nog een lange brief begin aan jou, er is zoveel te vertellen. Ik wil de kibboets zo’n beetje voor je uittekenen, dan begrijp je er iets meer van. Ik hoop dat jij mij ook alles schrijft wat er bij jou gebeurt. Hoe gaat het met de poezen? Komt de dikke, lieve dommert nu nooit meer? Vergeet je de was niet in te pakken? Hou gaat het met Froukje en Jan? (huren kamers in mijn ouderlijk huis, KtH) Is de broer van Joost er al? Is hij aardig? Heb je nog iets tegen Jean en Hanneke gezegd, of zijn ze nog niet geweest. Nu liefje, ik ga Klaasje wassen en aankleden. Ik schrijf je morgen weer. Een gek idee dat deze brief er meer dan een week over doet om bij jou te komen.
Je Ursula.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten