L. is bij een vriendinnetje blijven slapen, ze belt om te vragen hoe laat ik haar zal komen halen. ‘We zijn naar het strand geweest en we hebben geshopt, papa.’ Ik luister maar half omdat ik met vriendin S. in cafe de Pels zit.
‘We hebben echt waanzinnig geshopt,’ herhaalt L. ‘De nepvader van R. heeft alles betaald.’
‘Stiefvader bedoel je,’ zeg ik omdat ik het niet laten kan, ‘en ik kom je om vijf uur halen, OK?’
‘OK doei.’ L. hangt op.
‘Ze is wezen shoppen,’ zeg ik bezorgd tegen S. Ik vraag me ondertussen af wat ze bedoelt, ze heeft helemaal geen geld bij zich. Geld is de laatste tijd een beetje een thema geworden, althans het gebrek eraan. Ik red het, maar het houdt allemaal niet over.
‘Ik merk dat ik me er voor schaam,’ zeg ik tegen S. die net twee cappuccino heeft besteld.
‘Wat bedoel je?’
‘Voor die armoede. Ik weet wel dat het onzin is, maar ik zie het toch als een soort persoonlijk falen. Je zou je eigen gezin toch moeten kunnen onderhouden?’
‘Wat een onzin,’ meent S. ‘Je bent componist en je schrijft. Iedereen snapt dat je daar nu eenmaal niets mee verdient. En je houdt in je eentje een heel gezin draaiend.’
Ik knik gerustgesteld.
‘En vroeger met Bibian was het toch net zo? Meestal hadden jullie niets, dan kwam er plotseling een boel geld binnen en maakten jullie het allemaal op en dan hadden jullie weer niets.’
Dat is waar. Als je het zo formuleert, klinkt het haast gezellig. Alleen was Bibian er toen nog bij. Het is ook niet voor mezelf dat ik me er zorgen om maak, het is meer voor de kinderen: die hebben er totaal geen begrip voor.
‘Dan ga je toch gewoon wat meer werken, papa?’ suggereert V. regelmatig.
‘Je wilt toch zeker geen loser zijn?’ vult S. hem aan.
Om vijf uur ga ik L. halen die er stralend uitziet.
‘Wil je weten wat ik heb gekocht?’
‘Nou?’
‘Dit rokje, deze blouse, die haarband, dit slijmspul - er druipt een soort groene drol uit een potje in haar hand - en ook nog…’
De nepvader knikt me bemoedigend toe. ‘De dames weten precies wat ze willen!’ glimlacht hij.
‘Maar… dat is toch… hoeveel ik zal ik je daarvoor?’
‘Welnee, dat is helemaal niet nodig. Het was supergezellig!’
‘En we hebben ook nog in een restaurant gegeten!’ roept L.
‘R. is bij ons ook altijd welkom hoor!’ verzeker ik de nepvader halfhartig. Ik heb opeens haast.
‘Tot maandag!’ roepen de meisjes.
‘Doei!’ We fietsen naar huis door de regen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten