Elke dag oefen ik mijn liedjes voor het
optreden dat ik binnenkort heb. Ik weet dat ik geen begenadigd zanger ben, maar
ik heb wel degelijk een stem. Volgens vriendin L. – die het weten kan – is een
half uur repertoire genoeg om als singer-songwriter aan de bak te kunnen. Ik
werk aan nieuwe liedjes, heb ideeën genoeg, maar weet nog niet welke richting
het op moet. Eerst maar gewoon van alles uitproberen. Kilometers maken.
Onderaan de ladder beginnen.
Als je alleen speelt, zonder band, ben je ook
toeschouwer, buitenstaander. Dat merkte ik voor het eerst toen ik onlangs voor
TEDx Amsterdam sprak en speelde. Een gebouw vol floormanagers, mensen van het
geluid, nog weer andere technici, een presentator, beveiliging, catering. Ik
stond daar met mijn gitaar te wachten tot ik aan de beurt was voor de
soundcheck. Om mij heen: drukte, spanning, grote verantwoordelijkheid. Ik
voelde me onzichtbaar, kalm, temidden van al die belangen, agenda’s, ego’s.
Ik vond het tot mijn eigen verbazing eigenlijk
een heel aangenaam gevoel. Het benadrukte mijn eenzaamheid, mijn buitengesloten
zijn van de rest van de wereld. Dat was jij immers voor mij: de ander. Wij
hoedden en koesterden elkaars eenzaamheid.
Ik herinner me dat ik me in China ook zo
voelde toen ik daar met de Seven Slowhands speelde. Ik was natuurlijk niet
alleen, maar het was wel mijn muziek, mijn initiatief, en op een bepaalde
manier isoleerde me dat van de anderen. Het gaf me een ongemakkelijk gevoel. Ik
wilde aardig gevonden worden, erbij horen. Zag dat als een wenselijk en
haalbaar ideaal: de sympathieke bandleider.
Ik geloof dat ik nooit eerder in mijn leven
zoveel tijd met mezelf heb doorgebracht als in de afgelopen maanden.
Een vriend van mijn vader zei mij eens
vermanend dat ieder mens verplicht tenminste één jaar van zijn leven alleen zou
moeten doorbrengen; hij had makkelijk praten, het overkwam hem. Ik had geen
idee waar hij het over had.
Sociaal zijn. Mijn zieke moeder haatte het.
Kost alleen maar tijd. ‘Had ik maar geen vrienden’, zei ze vaak, ‘dan kwam ik
misschien eindelijk tot iets. Eindeloze sociale verplichtingen, afspraken,
etentjes die tot niets leiden, nergens over gaan. Weer een dag verpest, tot
niets gekomen’. Bitter klonk ze dan. Haar tijd en energie waren beperkt.
Eenzaamheid en geborgenheid. Is het één niet
de illusie van het ander.
In God geloof ik ook al niet. De ultieme
chaperonne, gezelschapsdame.
Altijd verschool ik mij achter anderen.
Dweepziek, angstig. Misschien dat ik nu eindelijk de moed vind mijn eigen Lone
Ranger te zijn. Sterk en onafhankelijk. Alleen.
Zou jij willen dat God wel bestaat als je dat simpelweg helemaal in je eentje voor het zeggen had?
BeantwoordenVerwijderenBeste Klaas,
BeantwoordenVerwijderenDe moed heb je al gevonden, gezien hetgeen je verwoord op je blog!
Het blijkt dat we - noodgedwongen - sterk en onafhankelijk kunnen zijn.
"Alleen"? nee, bewust en onbewust merken we toch de aandacht en het meeleven van anderen (ook via deze blog). Als we daarvoor open staan wordt de eenzaamheid die we nu voelen steeds minder, ook al willen we dat soms (gek genoeg)niet.
Eenzaamheid is een state of mind, geloof ik. En het kan er eentje zijn die zeer behaaglijk gaat voelen, die als een cocon om je past, zonder een gevoel van isolatie. Je ademt erdoorheen, kijkt en luistert er doorheen en maakt zelfs contact en bewegingen zonder je gehinderd te voelen. Alleen zijn kan ook helend zijn en je in touch met je diepere zelf en de realiteit van zijn en leven.
BeantwoordenVerwijderenHet kan iets zijn om te koesteren, al zul je op dit moment nog vooral voelen wat (wie) er niet meer is. Go, Lone Ranger, en succes met je plannen!