zaterdag 1 november 2025

 


Nergens

‘Voel jij je eigenlijk Nederlander?’
‘Nee, ik geloof van niet.’
‘Waarom niet?’
‘Ik denk vooral omdat we geen cultuur hebben die ons definieert. Geen keuken, geen muziek, geen literatuur. Alles dat we hebben is import, nagemaakt van buitenlandse voorbeelden. Nederlandse kunst doet er nauwelijks toe in de wereld.’
‘Is dat dan belangrijk?’
‘Ja, voor mij wel. Maar het leeft gewoon niet. Nederlanders zijn niet trots op hun kunstenaars, ze kennen ze niet eens. Vraag iemand op straat om tien componisten, tien schrijvers of tien dichters te noemen, als je geluk hebt noemen ze er één, en dan altijd de verkeerde.’
‘Hoe komt dat dan?’
‘Ik denk deels calvinisme, je mag niet trots zijn op je eigen cultuur, maar vooral het kloterige Nederlandse onderwijs, waar alles dat boven de middelmaat uitkomt verdacht is, waar excelleren een vies woord is.’
‘En daarom voel je je geen Nederlander?’
‘Ja, en een kut klimaat.’
‘Goed punt. Maar Nederland is een welvarend land.’
‘Dat is waar. Het is hier beter leven in dan op heel veel andere plekken op aarde, maar het lijkt wel of mensen hier alleen nog maar zeuren en elkaar niets gunnen. Ze worden ook steeds lelijker, valt me op.’
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, iedereen leeft in een soort eigen biotoop of zuil, waarin een aantal duidelijk omschreven gedragscodes heersen, eigenlijk heel tribaal. En als je daar van afwijkt, wanneer je binnen je zuil over een bepaald onderwerp een afwijkend standpunt inneemt, lig je er meteen uit, ben je een verrader, wordt je integriteit in twijfel getrokken of je onderscheidingsvermogen. Maar gelukkig komt straks het water en worden we allemaal Duitsers.’
‘Heb je het over Israël?’
‘Dat is op dit moment de populairste stok om de hond mee te slaan, inderdaad. Ben je links, dan zie je Israël als een neokoloniale apartheidsstaat die genocide op arme, onschuldige Palestijnse kindertjes pleegt, en ben je rechts dan snap je zogenaamd heel goed waarom Israël Hamas bestrijdt zoals het dat doet. Er zit een soort automatisme in die stellingnames dat me helemaal niet zint.’
‘Bedoel je dat het eigenlijk over iets anders gaat?’
‘Het gaat in elk geval over afbakening. En daarmee heb ik dus een probleem. En eigenlijk denk ik dat het allemaal afleiding is van de werkelijke problemen. Niet dat het niet vreselijk is om nu als Palestijn in Gaza onder Hamas te wonen, maar toch nog altijd beter dan in El Fasher, alleen weet niemand waar dat ligt of wat er daar aan de hand is.’
‘Maar voel je je dan joods?’
‘Eigenlijk ook niet. Ik heb nauwelijks joodse vrienden, ga nooit naar de synagoge. Ik ben heel blij dat Israël er is, dat is nog altijd een lichtpuntje in het midden oosten tussen al die afschuwelijke Islamitische landen er omheen.’
‘Ook voor de Arabieren die er wonen?’
‘In elk land heb je tweederangs burgers, ik denk niet dat moslims het in Nederland veel beter of slechter hebben dan in Israël. Het is geen modelstaat, verre van dat, maar wel een democratie die net als veel andere democratieën door het opkomend populisme wordt bedreigd. Ook binnen de verschillende joodse gemeenschappen in Israël is er veel haat en nijd, zijn er klasse en standenverschillen. Niets menselijks is ze vreemd.’
‘Zou je er willen wonen?’
‘Nee, veel te warm. Opgefokte mediterrane types. Dienstplicht. En de hele tijd die overvliegende raketten.’
‘Waar zou je wél willen wonen?’
‘Ik denk dat ik eigenlijk het liefste nergens zou willen wonen.’
    

vrijdag 31 oktober 2025


An Teallach
 

Toen mijn moeder nog maar net was gestorven, had mijn vader voor twee weken een huisje in Schotland gehuurd, hetzelfde huisje aan de westkust waar we talloze malen in de zomervakantie waren geweest. We maakten lange wandelingen door het fotogenieke hobbitlandschap, waarbij mijn vader voornamelijk het woord voerde. Het was of hij lijstjes opdreunde; uit angst om de grip op zijn leven te verliezen, probeerde hij het verleden, het heden en zelfs de toekomst te ordenen en te schematiseren. Hij had een goed huwelijk gehad en altijd van mijn moeder gehouden. Hij was nooit vreemdgegaan, ook al had zijn vrouw hém wel bedrogen. Dat kwam door haar obsessie met het jodendom, zei hij. Het was niet dat ze niet van hem had gehouden, ze had hem alleen nooit vergeven dat hij niet joods was. Daarom had ze zich ook in de armen van die idioot gestort, meende mijn vader. Ze moest en zou een joodse man hebben, alleen dan kon ze zich werkelijk joods voelen. Hij kon zich niet voorstellen dat ze werkelijk iets voor die Israëlische dirigent zou hebben gevoeld. 
    Ondertussen las hij de kaart, controleerde het kompas, hield van tijd tot tijd een verrekijker tegen zijn ogen, citeerde Shakespeare en Wordsworth, fotografeerde het landschap en maakte aantekeningen in een opschrijfboekje.
    ‘Wat vind je van die vrouw?’ Ik begreep meteen op wie hij doelde: de knappe vrouw met lang donker haar en een Duits accent, die sinds de dood van mijn moeder vrijwel dagelijks op bezoek was gekomen om mijn vader door de eerste moeilijke dagen heen te helpen.
    ‘Ze lijkt me heel aardig.’
    ‘Doet ze je niet aan iemand denken?’ 
    ‘Ik weet het niet. Bedoel je aan mama?’
    ‘Ja, vind je ook niet?’
    ‘Ze is toch met die neef van jou, die componist uit Bergen?’
    ‘Nee, nee,’ zei mijn vader. ‘Dat is allang uit.’
    ‘Ze kwamen vroeger toch wel eens samen bij ons eten?’
    ‘Ja precies. Dan was hij de hele avond aan het woord over die stomme muziek van hem en hij ging pas weg als alle drank op was. Maar ik vind háár echt een heel bijzondere vrouw,’ zei mijn vader, ‘dat vond ik toen ook al, alleen was ik toen natuurlijk nog met je moeder.’
    Na het avondeten bij mevrouw Urquhart, van wie we het huisje huurden, werd mijn vader onrustig en belde hij naar Nederland. ‘Ik ben er nog helemaal niet aan toe,’ zei hij wanneer we na het eten samen terug wandelden naar ons huisje, ‘maar het is zo fijn om iemand te hebben die precies begrijpt wat er in je omgaat en die aanvoelt hoe het is als je je partner hebt verloren.’ Partner. Dat woord had ik mijn vader nog niet eerder horen gebruiken. Klaarblijkelijk was mijn moeder nu mijn vaders partner geworden.
    ‘Take your time, Kees,’ zei mevrouw Urquhart. Ze was erg op mijn vader gesteld, en had ook mijn moeder goed gekend. ‘Don’t rush things.’ ‘You should look after the boy, he’s your responsibility now.’ 
    Maar mijn vader had haast. Hij kon niet alleen zijn, de eenzaamheid verlamde hem. Daarnaast was hij bang, hij had prostaatkanker waarvoor hij weliswaar was bestraald, maar je kon nooit weten of de kanker zou terugkomen en aan mijn moeder had hij gezien wat er dan met je kon gebeuren.
    ‘Ze praat trouwens ontzettend aardig over je, weet je dat?’ Met zijn legerzaklamp lichtte hij ons bij op het onverharde weggetje naar het piepkleine huisje aan de voet van Stirkhill uitkijkend over Loch Ewe. ‘Ze vindt je een slimme, knappe en erg aardige jongen. Het evenbeeld van je moeder, zei ze ook nog. Ze vindt het alleen verkeerd dat je zo weinig aan je studie doet.’ In de verte blaatte een schaap en er zoemden kleine zwarte steekvliegjes rond onze hoofden. Dit was de inleiding tot een gesprek over mijn toekomst, mijn studieresultaten, mijn vermeende desinteresse in de wereld om me heen, mijn algemene onverantwoordelijkheid en mijn weigering om eindelijk eens volwassen te worden. 
    Terwijl het eten zakte, steeg mijn irritatie. ‘Hoe lang heb jij zelf ook alweer over je studie engels gedaan?’ Mijn vader schepte vaak op over zijn studententijd en dan vooral het uitgaansleven.
    ‘Twaalf jaar. Maar dat waren andere tijden. En toen je moeder zwanger werd, ben ik versneld afgestudeerd terwijl ik er ook nog bij werkte. Denk maar niet dat ik tot één uur in de middag in bed lag als ik eigenlijk college had.’
    ‘Is dit waarom ik mee moest naar Schotland? Ik dacht dat we gingen wandelen. Misschien moet je morgen die stomme berg maar in je eentje gaan beklimmen.’
    ‘Doe niet zo ontzettend kinderachtig. En ik wil dat je je aan je afspraken houdt. We zouden samen de An Teallach beklimmen.’ Mijn vader gooide een paar muntjes in de elektriciteitsmeter die buiten voor het huisje was geplaatst.

donderdag 30 oktober 2025

 


Genocide

Volkerenmoord, het woord werd voor het eerst gebruikt in de jaren veertig van de vorige eeuw in verband met de moord op de joden (en op Roma) door de nazi’s. De term genocide bestond eerder nog niet. De geschiedenis kent veel slachtpartijen, massamoorden en oorlogen, maar de bureaucratische, systematische en industriële wijze waarop de nazi’s het aanpakten, was nog nooit vertoond. Het kon, de tijd was er rijp voor, niets hield ze tegen.
    Het antisemitisme was er al, dat hoefde niet te worden uitgevonden, het moest alleen gekanaliseerd. Eerst werden de joden gedemoniseerd, beschuldigd, belachelijk gemaakt en daarna gedwongen zich kenbaar te maken als de ander door middel van een voor elke jood verplicht op zijn kleding te dragen gele ster. De volgende stap was om ze hun burgerrechten te ontnemen, ze uit te sluiten van de meeste beroepen, winkels, openbare gelegenheden en ze te verbieden met niet joden te trouwen. Joden werden in het openbaar, in de officiële media omschreven als ongedierte, als ratten. Een inferieur ras.
    Binnenlandse problemen - werkelijke of verzonnen - werden aan de joden als groep toegeschreven en de roep om eindelijk met ze af te rekenen klonk steeds luider. Er was een jodenprobleem en dat moest opgelost. En als je zoiets maar vaak en luid genoeg herhaalt, wordt het vanzelf waar. 
    Dan volgde de uitvoering van het gene waartoe besloten was, systematisch en efficiënt: deportatie naar kampen in verre uithoeken en daar, uit het zicht, de moord zelf, eerst nog met kogels en massagraven, later met gaskamers en verbrandingsovens. Zes miljoen joden uit heel Europa, omdat het een goed idee leek, omdat het het eigen volk zou verenigen in een opgelegde haat tegen een verzonnen vijand, om de thrill dat zoiets überhaupt mogelijk was, dat het zomaar kon, en dat ze er mee weg zouden komen.
    En ze kwamen er mee weg. Veel van de daders zijn nooit gestraft, nooit gepakt, ontkenden later elke betrokkenheid of verantwoordelijkheid, ontkenden zelfs dat het gebeurd was, verklaarden zich onschuldig, zichzelf als slachtoffer.
    Maar toen de nazi’s waren verslagen en niet lang daarna de staat Israël werd uitgeroepen en joden voor het eerst sinds eeuwen van ballingschap weer een eigen land hadden waar ze veilig konden wonen, bleef het antisemitisme smeulen. Na de orgie van haat en moordlust, en de steeds gedetailleerder beschrijvingen van wat er nu werkelijk had plaatsgevonden, was er tijdelijk een taboe op openlijke jodenhaat. Dit mocht nooit meer gebeuren, heette het. Maar het gevoel was niet verdwenen, de archetypen niet uitgeroeid, alleen kon men er weinig mee, miste een stok om de hond te slaan.
    En toen was daar ineens Gaza, geschenk uit de hemel. Eindelijk waren we van onze schuld verlost, alles wat de joden - onze eigen joden, die we indertijd gemakzuchtig verzuimd hadden te beschermen - was overkomen, deden ze nu zelf een ander volk aan. Al die woorden die betrekking hadden op het verschrikkelijks dat hen onder onze ogen was overkomen, konden ineens hergebruikt, aangepast, opgerekt, geherdefinieerd maar nu met de joden als antagonisten. Niks uitverkoren, net zo slecht als die duivelse nazi’s, slechter nog, zwijnen, varkens, ratten…
    Gaza was immers al voor 7 oktober een openlucht concentratiekamp, Israël een neo-koloniale apartheidsstaat, en nu dan ook nog - kers op de taart - de oorlog tegen Hamas in Gaza een genocide. En als de oorspronkelijke definities van die woorden de werkelijke gang van zaken niet beschrijven, dan passen we gewoon de betekenis aan, 
je moet immers met je tijd meegaan, genocide als password om bij de groep te mogen horen die aan de goede kant van de geschiedenis staat. En dan noemen we onszelf trots antizionisten, want anti-semiet zijn we natuurlijk niet. En dan zingen we from the river to the sea

woensdag 29 oktober 2025

 


Frutti di mare

‘Waar heb je afgesproken?’
    ‘Op de Ruysdaelkade, tegenover die muziekwinkel.’
    S. heeft zijn dealer naar het exacte bedrag van zijn schuld gevraagd: € 510,-, iets meer dan hij zelf dacht. Ik ben niet heel erg verbaasd, half opgelucht dat het niet méér is.
    ‘Hoe laat?’
    ‘Om half zes. Kan iets later worden.’
    S. gaat morgen, eerder dan verwacht, twee weken in detox in Utrecht. De kans is groot dat hij aansluitend zes weken gaat afkicken in de Jellinek. Omdat hij nu ook therapie heeft, ben ik hoopvol. Het is een beetje nu of nooit, als hij hierna opnieuw terugvalt, zie ik het somber in. Ik probeer daar niet aan te denken.
    Mevrouw Janssen vindt dat wij zijn schuld voor hem moeten aflossen, zodat niemand meer een claim op hem heeft als hij straks weer thuis is. Hij moet een nieuwe start kunnen maken, en daar hoort zijn ketaminedealer niet bij. Ik twijfel. S. is zo moeilijk te doorgronden. Wat als hij niet alles aflost maar een gedeelte gebruikt om toch weer ketamine van te kopen? Hij is verslaafd, kunnen we hem wel met zo’n verantwoordelijkheid opzadelen. Maar er is niet echt een keuze, we houden van hem en we willen alles doen om hem te helpen.
    ‘Ik ga met je mee,’ zeg ik. ‘Ik wil zeker weten dat je alles aflost.’
    ‘Dat is goed,’ zegt S, ‘maar je kunt er niet bij zijn als ik hem het geld overhandig. dat vindt hij zeker niet goed.’
    We wandelen samen naar de Ruysdaelkade, het is wintertijd en al vroeg donker. Ik ga op een bankje tegenover de muziekwinkel zitten, terwijl S. een stukje verderop op wat bouwmaterialen plaatsneemt. Ik weet niet hoe zijn dealer er uitziet, dus bekijk ik iedere voorbijganger argwanend. Mechanisch kijk ik op mijn telefoon hoe laat het is, maar het dringt niet tot me door. Het doet er ook niet toe.  
    S. appt dat zijn dealer er nu bijna aankomt, nog een minuut of tien. Als ik even opsta om mijn benen te strekken is S. plotseling verdwenen. Ik wandel omzichtig langs de plek waar hij zonet nog zat, maar ik zie hem nergens meer, ook niet in de dichtstbijzijnde zijstraat.
    Wanneer ik dan maar terug naar huis loop, komt S. me tegemoet. ‘Het is gelukt, papa,’ zegt hij.
    ‘Waar was je nou?’
    ‘Achterop zijn fatbike, hij wilde het op de fiets afhandelen.’
    ‘Dus je bent nu van hem af?’
    ‘Ja. Ik heb gezegd dat hij mij uit zijn appgroep moet verwijderen, zodat ik geen berichten meer krijg over aanbiedingen en zo.’
    ‘Heel goed.’
    ‘Hij wil zelf ook stoppen met dealen,’ zegt S. We lopen samen naar de Albert Heijn om boodschappen te doen. S. gaat pasta frutti di mare maken, en daarna naar zijn eigen huis om zijn tas in te pakken. Wat een leven, denk ik. Zit hij weer wekenlang in een hufterproof kamertje met alleen een bed, een tafel en een stoel. Maar goed, hij is er inmiddels aan gewend, het is een deel van zijn leven geworden.
    ‘Hij zei dat het allerbelangrijkste bij afkicken is dat je iets te doen hebt. Een dagbesteding. Zonder dagbesteding word je depressief en ga je vanzelf weer gebruiken. Hij drukte me op het hart dat ik ervoor moest zorgen dat ik iets te doen heb als ik ben afgekickt.’
    ‘Dat lijkt me goed advies van je dealer.’
    ‘Bij het N.P.I. gaan ze me ook helpen met een dagbesteding. Ik denk dat het deze keer wel gaat lukken.’    

dinsdag 28 oktober 2025

 


Dealer


S. ligt in bed en vraagt om thee met suiker. Hij zou gisteren bij vrienden van mij gaan eten en meteen daarna naar huis komen, maar in plaats daarvan is hij ergens ketamine gaan gebruiken. Maandag is de dag dat hij zijn dealer moet aflossen, en hij had al aangegeven dat het moeilijk zou worden.
    ‘Heb je wel iets afgelost? Of alleen nieuwe keta gekocht?’
    ‘Nee, ook afgelost.’
    ‘Maar hoe groot is je schuld inmiddels?’
    ‘Dat weet ik niet. Minder dan vijfhonderd, volgens mij. Ik zal het vragen.’
    ‘Bedoel je dat je zelf niet weet hoe hoog het bedrag is? Op die manier kunnen ze je toch eeuwig aan het lijntje houden?’
    ‘Nee, ze houden het eerlijk bij.’ Hij ligt in zijn hoogslaper in zijn oude kamer die nu een soort rommelhok is. Overal ligt en hangt was, schone was aan een rekje, vuile was op de grond. Tegen de muur staan hardboard vloerdelen, een stofzuiger, een oude tafel bezaaid met lege pillenstrips van antidepressiva, slaapmedicatie en paracetamol, lege flessen Aa-drank, een knijplamp, een bord met een halve boterham. Ik heb de energie niet om het voor hem te gaan opruimen, vermoedelijk zou hij het niet eens zien.
    ‘Hier is je thee. Pas op, het glas is erg heet.’
    ‘Ik heb mijn dealer gevraagd of hij me niet meer op krediet wil geven, maar hij zei dat hij dat niet mag van zijn baas.’
    ‘Nee, natuurlijk niet. Het zijn criminelen, geen welzijnswerkers.’
    ‘Nou, mijn dealer is wel oké, maar zijn baas alleen niet.’
    Mevrouw Janssen vindt dat wij zijn schuld in een keer voor hem moeten aflossen zodra hij weer in rehab gaat, maar ik vraag me af of dat niet te optimistisch is.
    ‘Waarom komt je vriendin je nooit opzoeken?' vraag ik. 'Ik vind dat ze je behoorlijk aan je lot overlaat.’
    ‘Ik zie haar morgen.’
    ‘Waarom steunt ze je niet wat meer? Houdt ze wel genoeg van je? Volgens mij is ze vooral met zichzelf bezig.’
    ‘Ja, dat is misschien wel zo.’ Misschien is het om af te kicken wel beter als hij geen relatie heeft, helemaal op zichzelf aangewezen is. Als het hem dan lukt is het ook echt zijn eigen verdienste.
    ‘Denk je dat het je lukt om vanavond niet te gebruiken? Morgen heb je therapie.’
    ‘Ik ga het proberen.’
    ‘Vanavond ben je alleen thuis. Dan wordt het misschien wel moeilijk.’
    ‘Ik ga het proberen.’
    Waarom blijf ik niet gewoon thuis, denk ik. Om er voor te zorgen dat hij niet gebruikt, dat hij eet en op tijd naar bed gaat. Maar ik ben zelf ook nog iemand, ik hou het niet vol om de hele dag omringd te zijn door kinderen die allang geen kinderen meer zijn. Bij mevrouw Janssen is het rustig, kan ik nog wat aan mijn opera werken, een paar bladzijden lezen in Terug tot Ina Damman. Ik wil me niet eeuwig laten gijzelen door mijn ketamine-zoon. Als hij naar de klote wil gaan dan moet hij dat maar doen. Ik vraag me wel eens af hoe ik me zou voelen als hij er werkelijk een eind aan zou maken, zijn ketaminegebruik is zo ontzettend destructief, in feite een soort zelfmoord in slow motion, ik hou verschrikkelijk veel van hem, maar dat gevoel is langzaam toch ook vertroebeld en gekleurd door alles wat er de afgelopen jaren is gebeurd, eigenlijk al vanaf zijn geboorte, die eerste twee jaar waarin hij voornamelijk huilde en wij maar niet begrepen waarom. Pas jaren later bleek dat de oorzaak waarschijnlijk een niet ontdekte liesbreuk was. S. heeft het in zijn leven allemaal niet cadeau gekregen.
    Zou ik hem missen als hij er niet meer was? Heel erg natuurlijk, maar ik zou misschien toch ook opgelucht zijn. Nee, zo wil ik niet denken, bedoeling is dat hij nu met rehab en therapie een nieuw leven gaat beginnen, en dan helpt het misschien als hij geen schuld meer heeft aan zijn dealer.

maandag 27 oktober 2025

 


Ondermaans

In café De Pels vertel ik ’s middags mijn levensverhaal aan een studente Russisch die mij aan een ex van lang geleden doet denken, alleen heeft ze een heel andere stem. Ik ken haar nog van de basisschool van dochter, maar inmiddels is zij een volwassen vrouw geworden en bijna afgestudeerd. Het is niet mijn gewoonte mijn hart uit te storten bij meisjes van meer dan veertig jaar jonger dan mijzelf, maar ik voel me eenzaam, hoewel daar niet echt aanleiding voor is, en ik had geen zin om thuis te zijn waar oudste zoon wiskunde doet in de woonkamer met een koptelefoon op, dochter wiskunde doet in mijn slaapkamer met oortjes in en middelste zoon jazz-standards probeert te spelen op de piano in de gang.
    Ik vraag of ze Grossman heeft gelezen en Solzjenitsyn, maar ze zegt dat ze niet van boeken over de oorlog houdt. Ik vertel haar dat ik lang geleden in Moskou Oorlog en Vrede las, inspiratie voor zowel Leven & Lot als 1914, liggend in bad in een appartement waar ik woonde toen ik als gitarist bij een Moskouse theatergroep was ingehuurd, terwijl het buiten veertig graden vroor. Ik vertel haar over Frans Stapert, van wie ik drie jaar Russische les had, die Ilf en Petrov op eigen kosten uit het Russisch vertaalde en in eigen beheer uitgaf en die zich met een jachtgeweer door het hoofd schoot op zijn landgoed in Limburg en hoe ik ooit met mijn toenmalige vriendin R. in een oude Fiat naar Moskou reed toen de muur nog niet gevallen was.
    Als je zo oud bent als ik is het makkelijk indruk maken, hoewel ik vermoed en hoop dat ze me niet al te serieus nam. Ze kent me natuurlijk ook al langer. Het ging me ook niet om haar, het ging me om de aandacht, iemand om even mee te praten, desnoods alleen tegen aan te praten, om de tijd mee door te komen tot het op zou houden met regenen, tot mijn onrust wat gezakt zou zijn, tot mijn kinderen volwassen zouden zijn en eindelijk het huis uit. Ik probeer mijn leven te duiden, snap niet goed waarom de dingen gaan zoals ze gaan en waarom ik er nooit grip op lijk te krijgen. 
    Ben ik dan ontevreden? Nee, dat geloof ik niet. Als ik eerlijk ben, denk ik niet dat ik het anders zou willen, althans dat ik me toch ook gelouterd voel door al die raadselachtige, zinloze en idiote dingen die mij steeds maar overkomen. Gelouterd door de dood van Bibian? Is dat waar? Ja en nee, zou ik zeggen. Haar dood heeft me - misschien alleen omdat ik er voor openstond - ook heel erg veel gebracht dat ik anders niet zou hebben meegemaakt. Maar ben ik nu gelukkiger dan toen ik nog met haar was? Nee, dat denk ik niet, maar toch zeker ook niet ongelukkiger. Gewoon, net zo verbaasd over hoe de dingen gaan in mijn leven, hier op dit ondermaanse, hoe het een lukt en het ander niet, en hoe ik er keer op keer niet in slaag te begrijpen waarom.      

zondag 26 oktober 2025

 


Dienstplicht


De tijd waarin we leven, ik kan er veel over zeggen, heb ook recht van spreken, ik ben immers ooggetuige, ik was er bij, stond er midden in toen de dingen zich voltrokken, maar tegelijk had ik het overzicht niet, zag ik maar een klein stukje van het geheel, en kon ik niet weten waar het toe zou leiden.
    Het is weer verkiezingstijd, hoe vaak zou ik al gestemd hebben? Vroeger met grote stelligheid, vol vertrouwen in de daadkracht en de integriteit van de partij van mijn keuze, die meestal de partij van de arbeid was. Hoopvol verliet ik het stemhokje, ik had mijn bijdrage geleverd, het goede gedaan. Dat optimisme heb ik niet meer.
    Voor het eerst overweeg ik serieus maar eens niet te gaan stemmen, laten anderen maar bepalen welke kant het op moet, me mijn ongelijk bewijzen. Mijn stemwijzer is eenduidig: Groen links-PvdA, maar ik geloof niet dat het me gaat lukken mijn stem op ze uit te brengen. Toen het nieuws van de fusie van de twee partijen kwam, leek het me een goed idee: de krachten bundelen om samen een groot links blok te vormen, maar ik denk dat het een rampzalige vergissing is geweest. Het dogmatisme van Groen links past de PvdA niet, de partij wordt er door opgevreten, uitgehold.
    Daarbij komt dat ik het gevoel heb dat ze zelf ook niet meer gelooft in de haalbaarheid van al haar mooie, sociale plannen; het zijn holle frasen geworden, reclamekreten voor een product dat nooit geleverd gaat worden.
    Ik denk dat de wereld te complex is geworden, we zijn met teveel, putten onze aardkloot uit, en hebben ons uitgeleverd aan een systeem dat van de duivel komt, onze door het neo-liberalisme gestuurde economie waarin de markt heilig is verklaard. Als je het aan de markt overlaat, komt alles vanzelf goed. De markt als religie in de plaats van religie, god in de plaats van god.
    De afstand tussen rijk en arm is nog nooit zo groot geweest, ik las ergens zelfs niet tijdens het regime van Lodewijk de Veertiende, het archetype van luxe en decadentie, en de zeer kleine groep van bovenbazen die al het kapitaal naar zich toe heeft weten te trekken, zal daar goedschiks nooit meer afstand van doen. Als je als overheid dreigt met speciale belastingen, dreigen zij net zo lief naar het buitenland te zullen vertrekken, en omdat we ze op hun woord geloven, we hebben ze immers heilig verklaard, laten we ze maar betijen en zich nog wat meer verrijken, want geld trekt geld aan, zo is het altijd geweest.
    En dus moet de rest het doen met steeds minder geld, wordt ze wijsgemaakt dat de zorgkosten de draagkracht van de economie boven het hoofd groeien, dat de pensioenen onbetaalbaar zijn geworden, dat het onderwijs te duur is, de energietransitie onbetaalbaar. We hebben onszelf uitgeleverd aan een cynisch systeem, onze eigen american dream en ik vrees dat er geen weg terug meer is, geen vredige weg in elk geval.
    En de oplossing, wanneer de problemen te groot en te complex zijn geworden, is al eeuwen dezelfde: oorlogvoeren. Dan is er weer werk voor iedereen, zijn alle tegenstellingen even vergeten, verenigen we ons in het nobele doel de vijand te verslaan, de agressor, het ultieme kwaad.
    De uitvinding van de atoombom leek lange tijd oorlogsvoering voorgoed onmogelijk te maken, maar nu blijken er toch nog uitwegen te zijn: tactische kernwapens openen nieuwe perspectieven, en daarbij is het doel aan beide kanten van de scheidslijn van de nieuwe grootmachten hetzelfde: ruimte maken, binnenlandse problemen futiel maken, een nieuwe start, dus kom maar op met die dienstplicht en verhoog die defensie budgetten maar. John ist gestorben und Jimmy ist tot und George ist vermisst und verdorben. Aber Blut ist immer noch rot, für die Armee wird jetzt wieder geworben!

zaterdag 25 oktober 2025

 


Hardwerkende Nederlander


Ik ga met S. naar een arts van de Jellinek die hem onderzoekt om te beoordelen of hij in aanmerking komt voor een spoedindicatie voor een nieuwe detox. De afspraak is om half elf, om half twaalf staan we weer buiten. S. voelt zich niet lekker en gaat direct naar huis, ik ga eerst nog even boodschappen doen. Er is thuis van alles op, en geen van mijn kinderen neemt de moeite om uit zichzelf iets aan te vullen. Waarom doe ik dit? Geen idee, ik doe het gewoon omdat het erbij hoort. Waarbij dan? Bij de dingen die ik nu eenmaal doe, ik vermoed vanuit een soort verantwoordelijksgevoel.
    Dochter heeft liefdesverdriet en wil even uithuilen. Ik was eigenlijk bezig een opera te componeren, maar dochter heeft aandacht nodig. ‘Wat ga je doen vanavond?’ vraag ik. 
    ‘Naar een terrasje met vrienden.’
    ‘Drink je niet teveel, de laatste tijd?’
    ‘Ja, maar ik word gek als ik alleen thuiszit. Ik heb echt afleiding nodig.’
    ‘Je moet niet elke avond zoveel drinken, meisje.’
    ‘I know.
    Ze vertelt over een gesprek, de vorige avond met twee studenten van de kunstacademie die ze ergens had ontmoet. Maar het gaat niet om die studenten, ze wil gewoon even bij haar vader op de bank zitten. Ik hoef niets te zeggen of haar raad te geven, ze wil alleen maar dat ik luister en er ben.
    Ik ben er.
    Ik fiets door de regen naar een basklarinettiste die ik ken om advies over hoe je een basklarinet als een didgeridoo zou kunnen laten klinken, hoe het dan zit met de boventonen - een basklarinet produceert alleen oneven boventonen - en hoe ik dat zou kunnen noteren. We praten over muziek, literatuur, over onze kinderen.
    Weer thuis vraag ik me af hoe ik S. het beste kan helpen om de komende dagen geen ketamine te gebruiken. Hij ligt in bed en ziet er niet gelukkig uit, ik denk niet dat hij nu op een preek van mij zit te wachten.
    Ik zit op de bank en laat mijn gedachten de vrije loop. Ik probeer na te denken over een tekst voor een liedje dat ik voor mijn band The Loop Dogs aan het schrijven ben.
    Oudste zoon roept me naar zijn kamer om te zeggen dat hij het moeilijk vindt om mij om geld te vragen wanneer hij boodschappen doet voor het avondeten van S. en hemzelf wanneer ik bij mevrouw Janssen ben. 
    ‘Dat hoeft toch niet?’ zeg ik. ‘Stuur me gewoon een tikkie, natuurlijk hoef jij zijn eten niet te betalen.’ S. heeft zelf geen geld omdat zijn volledige weektoelage naar zijn dealer gaat, bij wie hij een schuld van enige honderden euro’s heeft opgebouwd.
    ‘Ja, maar dat vind ik dus moeilijk,’ zegt oudste zoon. ‘Kun je het niet gewoon zelf naar me overmaken? Bijvoorbeeld tien euro als ik de boodschappen heb gedaan?’
    Dat lijkt me redelijk, al vraag ik me af hoe ik dat moet betalen als dit vanaf nu elke dag is. Maar goed: S. wordt hopelijk straks weer voor acht weken opgenomen in de Jellinek, en het idee is dat hij daarna eindelijk - met hulp van therapie bij het N. P. I. - zijn leven weer op de rails krijgt.
    Ik heb me voorgenomen honderd dagen elke dag een stukje van tenminste vijfhonderd woorden te produceren als een soort voorstudie voor een nieuw te schrijven boek. Meestal lukt me dat in een uur, en dan nog redigeren. Een vergaarbak van materiaal, dat ik mogelijk kan hergebruiken, en ook gewoon om mijn pen te oefenen, kilometers te maken. Ik las ergens dat de Amerikaanse componist John Zorn ooit een heel jaar lang lang elke dag een stukje schreef, een kleine compositie, en dat hij die stukken daarna eindeloos gebruikte voor allerlei verschillende doeleinden.
    Op donderdagen rijdt ik naar Groningen om de laatste jaren voor mijn pensioen een enkele geïnteresseerde student iets over componeren te vertellen en wat daar zoal bij komt kijken. Ik weet niet of de wereld behoefte heeft aan componisten, maar ik doe het graag, en bovendien is het mijn voornaamste bron van inkomsten. Op zaterdagen geef ik les aan de schrijversvakschool, waar ik ongeveer hetzelfde doe, maar dan met iets oudere en over het algemeen iets beter gemotiveerde studenten, maar dan over schrijven.
    En elke dag, zeven dagen in de week, schrijf ik aan mijn opera, noot voor noot, maat voor maat. Zoals alles dat ik maak, doe ik dat in de hoop iets moois toe te voegen aan het vele dat er al is, een andere, hopelijk originele blik te tonen op hetzelfde, want uiteindelijk is het nieuwe meestal niet meer dan een variatie op het oude, maar als het goed is wel een persoonlijke variatie. En als je die gedachte serieus neemt, en je je naar eer en geweten van je taak kwijt, met inzet van je volledige persoonlijkheid, bestaat er soms de mogelijkheid dat er onder jouw handen iets ontstaat waar anderen nog lang plezier van kunnen hebben.
    Wordt de wereld daar beter van? Misschien. Dient het de economie? Daar heb ik geen zicht op, ik weet niet niet wat dat is: economie.
    Kun je het bovenstaande als ‘werk’ omschrijven? Wie het weet mag het zeggen. Werk, een lastig te definiëren begrip. Ik voel me altijd ongemakkelijk zodra het gaat over de hardwerkende Nederlander. De hardwerkende Nederlander, c’est les autres.
      

vrijdag 24 oktober 2025

Massa

Ik kijk niet vaak televisie, iets in de manier waarop je vanuit het beeldscherm toegesproken wordt - alsof je een debiel bent, bedoel ik dan - zint me niet, het joviale toontje, de kapsels en de lelijke pakken van de presentatoren, de overdaad aan zinloze informatie, de vaak aantoonbare leugens die schaamteloos voor waar verkocht worden, de gespeelde emotionaliteit, het geprofessionaliseerde bordkarton, de lelijke muziek die je constant voorgeschoteld krijgt, het lachen op commando van het studiopubliek, en de geveinsde gezelligheid zolang de camera draait. Ik kan het niet helpen, maar wanneer een presentator bij een debiliserend muziekje van een van zijn gasten zijn publiek voorgaat met in de maat in zijn handen te klappen, en dan iedereen spontaan enthousiast inhaakt, zie ik meteen die beelden voor me uit Nazi-Duitsland waar mensenmassa’s synchroon de Hitlergroet brengen bij een al even debiele toespraak van de Führer.
    Mensenmassa’s, hoed je ervoor, maar niet in Nederland, waar steeds weer nieuwe volksmenners opstaan om een verzonnen verontwaardiging te kanaliseren en er een lucratief platform voor te vormen. En er zijn heel veel verontwaardigde Nederlanders, ik denk dat er geen land ter wereld is waar het zo goed gaat en men tegelijk zo verontwaardigd is. Eerst zag je die verontwaardiging vooral bij rechts, of wat we tegenwoordig extreem rechts noemen, bij mensen als Fortuyn en Wilders, maar tegenwoordig doet links er net zo hard aan mee, met Frans Timmermans - daartoe ingefluisterd door het in de arm genomen reclamebureau - als kampioen. En dat allemaal om de gunst te winnen van de hardwerkende Nederlander, een niet bestaand volk, waarmee we altijd onszelf bedoelen zodat we ons boos kunnen maken over de luiheid van de ander, de subsidieslurper, de uitkeringstrekker of de de statushouder.
    De massa is nooit genuanceerd, twijfelt niet, wuift haar eigen hypocrisie weg, is kort van memorie, stelt haar opinie gemakkelijk bij zodra dat beter uitkomt en is daar collectief tevreden mee. Ze heeft het helaas zelden bij het rechte eind omdat er nu eenmaal geen eenduidige waarheid bestaat, niemand ooit alle feiten kan kennen, de informatie die ons bereikt vrijwel altijd uit voor ons oncontroleerbare bronnen komt en de meeste mensen sowieso niet in staat zijn te oordelen over abstracte zaken als goed en kwaad. Een waarachtig mens - een status quo waaraan heel wat denkwerk voorafgaat en die de meesten van ons nooit bereiken - laat bovendien altijd ruimte voor twijfel.
    En de twijfelaars, degenen die - al was het maar bij wijze van gedachtenexperiment - tegen de heersende opinie in durven gaan, of deuken slaan in de argumentatie van de groep waarvan zij zelf misschien ooit deel uitmaakten, of die persifleren, belachelijk maken, de narren en de dwazen, de nestbevuilers, hen wordt het zwijgen opgelegd, het podium ontnomen met het geruststellende gelijk van het verontwaardigde collectief.
    Niets heerlijker dan bij de groep te horen die het gelijk aan zijn kant heeft, tenminste, als dat je aard is. En van de meesten van ons is dat ook de aard: te denken dat je geheel toevallig op eigen kracht - een groter compliment is er bijna niet - precies het goede vindt, terecht verontwaardigd bent, moreel superieur ook, want kijk maar: het staat zelfs in de krant! In mijn krant, wel te verstaan, natuurlijk niet in die andere krant die alleen maar leugens verspreidt.
    Ik zou dan ook nooit met al te grote stelligheid durven beweren dat ik het gelijk aan mijn kant heb (een Ten Holt heeft altijd gelijk zei mijn vader vroeger gekscherend, die dat op zijn beurt weer van zijn vader had) en als ik iets heb geleerd hier onder de maan en de sterren, dan is het dat op het moment dat heel veel mensen ergens heel erg zeker van zijn, de kans ook heel groot is dat ze zich met z'n allen keihard vergissen, en dat het dan misschien raadzaam is, al was het maar voor de zekerheid, je daar liever niet mee te associëren.   
    

donderdag 23 oktober 2025

Wiedergutmachungskind

S. komt thuis van therapie met een formulier. ‘Ik moet wat vragen beantwoorden over mijn familie,’ zegt hij.
    ‘Wat wil je van me weten?’
    ‘Over je jeugd, er zijn vier mogelijkheden. Waren jouw ouders afstandelijk? Niet geïnteresseerd? Voelde jij je veilig om je emoties te uiten? Werd er dan naar je geluisterd?’
    Ik moet even nadenken. Er was natuurlijk van alles mis bij ons thuis, mijn ouders gingen uit elkaar toen ik vijf was, waarop ik met mijn moeder naar Israël emigreerde en met haar in een klein houten huisje zonder douche en W.C. in een kibboets moest gaan wonen waar niemand me verstond of begreep, terwijl ik mijn vader miste die gelukkig wel elke dag schreef en tekeningen stuurde; maar al na drieënhalve maand hield mijn moeder het daar niet meer uit en gingen we weer terug naar huis, ik denk dat mijn vader meer van mijn moeder hield dan andersom, maar ze respecteerde hem wel, tijdens mijn pubertijd kreeg mijn moeder kanker en toen ik negentien was ging ze dood, ja, je kunt wel zeggen dat er een hoop drama bij ons was, heftige emoties, hevige ruzies, maar die werden toch ook altijd vrij snel weer uitgepraat; ik herinner me dat ik ooit mijn moeder zó intens haatte dat ik van boven aan de trap een stoel naar haar gooide - ze kon nog net opzij springen, beneden in het halletje - ‘kutwijf, ik haat je’ gilde, en zij: ‘ik wou dat ik je nooit gekregen had, jij wordt nog eens mijn dood’ schreeuwde, ’s nachts kwam ze mijn kamer binnen en maakte me wakker, ‘het spijt me zo vreselijk,’ zei ze, ‘ik heb zulke vreselijke dingen tegen je gezegd,’ ze kwam naast me op mijn bed zitten - ik kon het me allang niet meer herinneren - ‘het geeft niet mama,’ zei ik, ‘ik hou van je,’ ‘ik ook van jou.’, de volgende dag was er niets meer aan de hand, de kapotte stoel bij het grofvuil gezet, het was immers maar een stoel; mijn ouders waren oorlogskinderen en hadden zelf niet heel goede herinneringen aan hun eigen ouders, ik was een wiedergutmachungskind, ik zou alles krijgen waaraan het hen had ontbeerd: liefde, aandacht, bewondering, tegen mij waren ze, dat is het toch dat bij mij overheerst  - in elk geval tot aan mijn pubertijd - eigenlijk vooral heel erg lief en zorgzaam, misschien niet altijd even verantwoordelijk, maar het was dan ook een andere tijd, ik denk dat ze tot aan mijn pubertijd vooral erg veel van me hielden en daarna vooral erg teleurgesteld waren, toch heb ik me altijd gewild en veilig bij ze gevoeld, zelfs toen, na de dood van mijn moeder, mijn vader vrijwel meteen bij zijn nieuwe liefde introk die van meet af aan een pesthekel aan mij had, en hij, te laf of te bang om het voor me op te nemen, mij meer en meer begon af te vallen, om het dan plotseling, meestal op het verkeerde moment, weer goed te willen maken door lelijke dingen over zijn nieuwe vrouw aan mij te vertellen: ‘in sommige dingen is ze zo stom als het achtereind van een varken,’ zei hij dan, om er aan toe te voegen dat ze wel geweldig met hem vree, veel lekkerder dan het met mijn moeder was geweest, wat vooral tot gevolg had dat ik hem op dat moment nóg minder respecteerde.
    ‘Ik heb eigenlijk een hele fijne jeugd gehad,’ zeg ik tegen S. ‘Schrijf maar op dat je vader hele lieve en zorgzame ouders had.' 

woensdag 22 oktober 2025

 


Misdaadcijfers

S. vertelt dat vrienden van hem in het kraakpand wonen waar Maccabi fans de Palestina vlag naar beneden probeerden te halen. ‘Die Maccabi fans waren vreselijk agressief, mijn vrienden waren doodsbang voor ze.’
    ‘Voetbal hooligans,’ zeg ik. ‘Welk kraakpand?’
    ‘Waar ook die vlag hangt met aan de ene kant Anne Frank en aan de andere kant dat meisje uit Gaza.’
    ‘Waar is dat dan?’
    ‘Op het Surinameplein, boven dat hotel waar jij me toen kwam ophalen bij die ketamine dealer, weet je nog?’
    Ik weet het nog. Waarom kan het nooit eens over iets gewoons gaan?
    ‘Die Maccabi fans begonnen bij aankomst op Schiphol al te brullen dat alle Palestijnen dood moesten.’
    ‘Zou goed kunnen,’ zeg ik. We eten wraps die L. voor ons heeft gemaakt. Ik ben blij dat hij eet. We komen al snel op etnisch profileren. ‘Je kunt niet ontkennen dat Marokkanen hoog scoren in de misdaadcijfers.’
    ‘Nee,’ zegt S., ‘maar denk je dan dat zij een gen hebben dat ze crimineel maakt?’
    ‘Dat lijkt me niet.’
    ‘Marokkanen hebben een veel grotere kans op schizofrenie,’ beweert S. ‘Dat komt omdat ze zich gediscrimineerd voelen. Daar worden ze paranoïde van en in combinatie met blowen kan dat tot schizofrenie leiden.’
    ‘Misschien wat minder blowen?’
    ‘Het zijn niet alleen Marokkanen die blowen, papa.’
    ‘Dat snap ik.’
    ‘Er wordt in Nederland echt enorm etnisch geprofileerd. Als ik met mijn Marokkaanse vrienden naar de Albert Heijn ga, kan ik rustig jatten wat ik wil, niemand kijkt naar mij om. Maar zij worden altijd gecontroleerd, terwijl ze helemaal niet stelen.’
    ‘Ik zou toch naar oppassen, S.’ zeg ik, ‘je hebt al problemen genoeg.’
    ‘Maar dat profileren op afkomst, dat deugt gewoon niet. Het gaat om waar je woont, de buurt waarin je opgroeit. Als je alleen naar de percentages Marokkanen in de gevangenis kijkt, krijg je een vertekend beeld. Van de niet Marokkanen, waaronder dus ook Nederlanders, uit dezelfde buurt zijn die percentages precies even hoog. In Amerika gebeurt hetzelfde met de zwarten, die zijn ook oververtegenwoordigd in de gevangenissen, maar dat komt door waar ze wonen. Echt niet omdat ze zwart zijn.’
    ‘Ik denk dat je gelijk hebt.’ Ik ben eigenlijk te moe en te grieperig voor dit gesprek, maar mijn kinderen willen het altijd over dit soort zaken hebben. Racisme, misogynie, zionisme. Ze gaan alledrie PvdA-Groen Links stemmen, want die scoort bij alledrie het hoogst op de kieswijzer. Maar ze zijn er klaarblijkelijk niet gerust op wat hun vader gaat stemmen.
    ‘En de cijfers worden ook vertekend door het etnisch profileren bij controles van de politie,’ gaat S. verder. Als je bijna alleen maar Marokkanen controleert, is het ook logisch dat die veel vaker gepakt worden.
    ‘Het gaat niet alleen om criminaliteit,’ zeg ik vermoeid. ‘Het is ook een cultuurprobleem. In islamitische landen denken ze heel anders over vrouwenrechten en democratie. Dat botst. En het lijkt me niet onredelijk om van degenen die het laatst zijn binnengekomen te vragen zich aan te passen aan de mores van hen die hier al woonden.’
    ‘Vrouwenrechten?’ zegt S. ‘En de S.G.P. dan? Die vindt dat vrouwen niet moeten werken, zijn tegen abortus. Dat zijn toch ook allemaal mannen die denken dat ze over de levens van vrouwen mogen beschikken?’
    ‘Geen fijne partij, inderdaad. Maar gelukkig ook een hele kleine partij.’
    ‘En de P.V.V. is toch volstrekt ondemocratisch? Die heeft maar één lid. Dat kan alleen in Nederland.’
    ‘Zou jij willen afwassen, S? Ik geloof dat ik weer op de bank ga liggen.’
    ‘Ja, papa.’ 

dinsdag 21 oktober 2025


Boerkaverbod


‘Ben jij voor het boerkaverbod?’ vraagt dochter.
    Ik weet het niet zo goed. Ik vind een boerka als uiting van het behoren bij een groep behoorlijk extreem en intimiderend. Iemand met een kruis om haar nek of een davidster kun je nog gewoon aanspreken of iets vragen op straat, in de bus of de tram, maar een vrouw in een boerka nodigt daar niet meer toe uit. De boodschap is: ik wil geen deel uitmaken van jullie samenleving, ik wil zelfs niet gezien worden, niet aangeraakt, geen oogcontact hebben, niets.
    Het dragen van een boerka is voor vrouwen niet verplicht volgens de islam en is alleen gebruikelijk in streng islamitische kringen. In een boerka kun je je nauwelijks zonder begeleiding voortbewegen omdat je zicht enorm beperkt is.
    Bijkomend probleem is dat het nog maar de vraag is of de draagsters ervan dit wel altijd vrijwillig doen of dat het ze wordt opgelegd door hun man of hun familie. Streng islamitische milieus zijn over het algemeen patriarchaal, vrouwonvriendelijk, vrouwonderdrukkend, net zoals de meeste andere orthodoxe milieus, en vormen een soort autonome samenleving binnen de samenleving. De vrouw is het bezit van de man, heeft geen enkel zelfbeschikkingsrecht, mag vaak niet zonder begeleiding van een man haar huis uit.
    Dan is het ook nog zo dat je van iemand in een boerka niet kunt zien of het een vrouw of een man is, of de drager misschien iemand anders is dan zij zich voordoet. Je kunt je afvragen hoe erg dat is, of hoe belangrijk, maar ongemakkelijk is het wel. Als we allemaal een masker zouden dragen, zou dat het einde van onze samenleving zijn. Aan de andere kant: wat levert een verbod de samenleving op? Wie wordt daar beter van?
    ‘Ik geloof van wel,’ antwoord ik toch maar. Ik voel me grieperig en heb geen zin in dit gesprek. Nog geen tien jaar geleden zou ik dit nooit hebben gezegd, maar vandaag wel. ‘Ik zou me zelf in elk geval ontzettend oncomfortabel voelen in zo’n ding.’
    ‘Dus jij denkt te weten hoe het voor een vrouw is om een boerka te dragen?’
    ‘Volgens mij is het niet zo heel moeilijk om je dat voor te stellen.’
    ‘Dat is mansplaining, papa. Typisch het gedrag van een man die denkt wel even te weten hoe het is om een vrouw te zijn.’
    ‘Dat zeg ik toch niet? Ik denk alleen dat ik me wel kan voorstellen hoe het is om in zo’n ding te moeten lopen. Zou jij in een boerka willen lopen?’
    ‘Daar gaat het niet om. Dat boerkaverbod is weer typisch zo’n door mannen bedacht ding om vrouwen te verbieden zelf over hun kleding te beschikken.’
    ‘Ik denk niet dat er veel vrouwen zijn die als ze de keuze hadden zo’n ding zouden willen dragen.’
    ‘Mansplaining, papa. Dat kan jij helemaal niet weten.’
    ‘Papa heeft gewoon een probleem met de islam,’ zegt S. die eieren heeft gebakken en nu in zijn onderbroek aan tafel is komen zitten.
    ‘En een rare obsessie met Israël.’
    'Dat heeft hier helemaal niets mee te maken!'    
    ‘Ga jij straks nog boodschappen doen?’ vraagt oudste zoon die nu ook aan tafel is komen zitten. ‘Er is geen koffie meer en de melk is ook op.’
    ‘Misschien dat een van jullie even naar de Albert Heijn kan gaan? Ik voel me grieperig vandaag, ik blijf liever thuis.’
    ‘Waarom kijk je míj daarbij aan? Zeker omdat ik een meisje ben?’
    ‘Jij zit naast me op de bank. Ik kan toch godverdomme niet naar jullie alledrie tegelijk kijken?’
    ‘Mansplaining, papa.’     

maandag 20 oktober 2025

I’m waiting for my man

‘Hoi S., moet je niet eens wakker worden? Je hebt vandaag toch een afspraak met je neuroloog vanwege je epilepsie?’ S. heeft sinds een paar jaar af en toe epileptische aanvallen, vermoedelijk vanwege zijn drugsgebruik.
    ‘Hoe laat is het?’
    ‘Half twaalf. Hoe laat heb je die afspraak?’
    ‘Ik zal zo wel even kijken. Vanmiddag geloof ik.’
    ‘Iets anders: vandaag krijg je toch je weekgeld van budgetbeheer?’
    ‘Is het maandag vandaag?’
    ‘Ja. Hoeveel krijg je eigenlijk?’
    ‘Honderd euro.’
    ‘Maar daarvan moet je je dealer afbetalen, toch?’
    ‘Ja.’
    ‘Hoeveel.’
    ‘Deze week alles.’
    ‘Maar dan heb je dus geen geld voor boodschappen.’
    ‘Nee.’
    ‘Hoe ga je dan aan eten komen?’
    ‘Weet ik niet.’
    ‘En hoe gaan we er voor zorgen dat je niet meteen weer ketamine op krediet gaat kopen?’
    ‘Ik kan proberen dat niet te doen.’
    ‘Denk je dat dat gaat lukken?’
    ‘Weet ik niet.’
    ‘Heeft het zin als ik met je mee ga?’
    ‘Nee. Dat gaat niet echt.’
    ‘Kun je die honderd euro niet naar je dealer overmaken? Of kan hij je een tikkie sturen?’
    ‘Nee, zo werkt dat niet.’
    ‘Kun je hier in de buurt met hem afspreken? Misschien kan ik met je meegaan?’
    ‘Ik kan wel op het Museumplein afspreken. Dan kan jij ergens op een bankje gaan zitten. Maar samen kan niet.’
    ‘Maar die dealer komt natuurlijk niet op tijd.’
    ‘Nee, meestal zit ik wel een uur te wachten, inderdaad.’
    He's never early, he's always late, first thing you learn is you always gotta wait, I'm waiting for my man.
    Ik voel me ziek, grieperig. Ik ga niet een uur met S. op het Museumplein op zijn dealer zitten wachten. Dit is niet wat ik me van het hebben van kinderen had voorgesteld. Ik heb vanmorgen al geprobeerd zijn behandelaar bij Fact te bereiken, zijn behandelaar bij Jellinek, maar die geven niet thuis. Misschien bellen ze me later op de dag nog terug, maar ik vermoed dat ze toch niets kunnen doen. Ik moet geduld hebben, hij staat op de wachtlijst, hij is niet de enige. En ondertussen hopen dat hij tegen de tijd dat hij aan de beurt is nog leeft, geen onherstelbare schade aan zijn lichaam heeft toegebracht.
    Ik ga oudste zoon dan maar voor de tweede keer wakker maken. Hij heeft vanmiddag een wiskunde tentamen, ik weet niet hoe zoiets werkt, maar misschien is het een goed idee als hij de stof nog een keer doorkijkt? Hij mompelt wat en draait zich weer om. Ik trek de deur zachtjes achter me dicht.
    Ondanks alles werk ik toch nog een uur of twee aan Die Juden, mijn opera in wording. Discipline is niet mijn grootste probleem, op de een of andere manier lukt het me om me te concentreren en me te realiseren dat het uiteindelijk toch hún problemen zijn, dat zij hun eigen leven moeten leiden, dat niet alleen maar een afgeleide van het mijne is, dat ze ook buiten mij bestaan, in hun eigen universum dat waarschijnlijk net zo absurd en onbetekenend is als het mijne. 

zondag 19 oktober 2025


Stemadvies


Dit is uw persoonlijk stemadvies opgesteld na een uitgebreide analyse van de door u verstrekte antwoorden en de programmatische context.
Uit uw antwoorden blijkt een duidelijke voorkeur voor een samenleving waarin sociale rechtvaardigheid, een krachtige publieke sector en ambitieus klimaatbeleid centraal staan. U hecht waarde aan betaalbaar wonen, een eerlijk inkomen voor iedereen en een zorgstelsel dat voor iedereen toegankelijk is. Daarnaast toont u een sterke betrokkenheid bij dierenwelzijn en een progressieve ethische houding ten aanzien van persoonlijke vrijheden. Uw keuzes wijzen op een visie waarbij de overheid een sturende rol heeft in het aanpakken van maatschappelijke problemen en het beschermen van kwetsbaren. De partij die het beste aansluit bij deze waarden is GroenLinks/PvdA.

Volledige analyse
Matchscores per partij:
GroenLinks/PvdA: 60%
BIJ1: 35%
Partij voor de Dieren: 30%
Volt: 15%
SGP: 10%

Basishouding van de ondervraagde over maatschappelijke thema's: 

Uw antwoorden schetsen het beeld van een persoon met een uitgesproken progressieve en sociaal-economische oriëntatie. U geeft prioriteit aan een robuust sociaal vangnet en de herverdeling van welvaart, wat blijkt uit uw voorkeur voor een hoger minimumloon, gekoppeld aan uitkeringen en AOW, en een belasting op kapitaal zoals een miljonairsbelasting. De zorg moet in uw visie publiek georganiseerd zijn, met het terugdringen van marktwerking en behoud van regionale voorzieningen. Ook vindt u dat het eigen risico afgeschaft moet worden.
Op het gebied van klimaat en milieu kiest u voor ambitieuze doelen, zoals een aanzienlijke investering in klimaatbeleid en een forse krimp van de veestapel, wat duidt op een diepe zorg voor de planeet en dierenwelzijn. Uw inzet voor betaalbare woningbouw, huurbevriezing en een nationaal isolatieplan onderstreept uw visie op wonen als een basisrecht.
Internationaal gezien toont u een voorkeur voor een sterke defensie, maar wel gefinancierd door de rijksten, en met onverminderde steun aan Oekraïne. Tegelijkertijd bent u kritisch op bepaalde internationale conflicten, wat blijkt uit uw keuze voor "Geen van deze" bij de vraag over internationale conflicten en mensenrechten, wat kan duiden op een genuanceerde of afwijkende mening dan de voorgestelde opties. Ethisch gezien bent u een voorstander van zelfbeschikking, met een pleidooi voor het uit het Wetboek van Strafrecht halen van abortus en steun voor euthanasie bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Opmerkelijk is uw prioriteit voor het behoud van de politieke functies van de Koning en tegen het afschaffen van de Eerste Kamer, wat een meer traditionele kijk op democratische structuren suggereert.

Prioritair gemaakte keuzes en bijbehorende partijen:


U heeft de volgende onderwerpen als prioritair aangemerkt en hiervoor de volgende keuzes gemaakt:
Klimaatbeleid: U heeft gekozen voor een aanpak die inzet op 5% van het BBP voor klimaat en natuur, een 75% krimp van de veestapel en een verbod op vervuilende transportmiddelen. Deze keuze past bij Partij voor de Dieren.
Woningmarkt: Uw prioriteit ligt bij het bouwen van 1 miljoen woningen met de nadruk op betaalbaarheid en een bevriezing van de huren. Dit sluit aan bij de standpunten van GroenLinks/PvdA.
Minimumloon en inkomensbeleid: U geeft de voorkeur aan een verhoging van het minimumloon naar €18 per uur, met gekoppelde stijging van uitkeringen en AOW, en een miljonairsbelasting. Dit is een kernpunt van GroenLinks/PvdA.
Zorgstelsel en eigen risico: Uw prioriteit ligt bij het publiek organiseren van de zorg en het terugdringen van marktwerking. Deze visie wordt gedragen door GroenLinks/PvdA.
Defensie en internationale samenwerking: U kiest voor het verhogen van de uitgaven aan defensie naar 3,5% van het BBP, gefinancierd door de rijksten, en onverminderde steun aan Oekraïne. Dit standpunt komt overeen met dat van GroenLinks/PvdA.
Migratie- en asielbeleid: U heeft als prioriteit gesteld een humaan EU-beleid met solidaire verdeling, kleinschalige opvang, snelle procedures en recht op werk en onderwijs vanaf dag één. Dit past bij Volt.
Ethiek en persoonlijke vrijheden: Uw prioritaire keuze voor zelfbeschikking, het uit het Wetboek van Strafrecht halen van abortus en steun voor euthanasie bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden, komt overeen met de standpunten van BIJ1.
Landbouw en dierenwelzijn: U prioriteert het fors krimpen van de intensieve veehouderij, indien nodig met dwang, en het juridisch steviger verankeren van de rechten voor natuur en dieren. Dit past bij GroenLinks/PvdA.
Democratische hervormingen: Uw prioritaire keuze voor het behoud van de politieke functies van de Koning en het tegen zijn van het afschaffen van de Eerste Kamer, komt overeen met de standpunten van de SGP.
Internationale conflicten en mensenrechten: U heeft hier gekozen voor "Geen van deze", wat betekent dat geen van de voorgestelde opties volledig aansluit bij uw voorkeur.

Stemadvies:

Op basis van uw antwoorden past partij GroenLinks/PvdA het beste. Uw voorkeuren voor een sterke verzorgingsstaat, ambitieus klimaatbeleid en een eerlijke verdeling van welvaart vinden een duidelijke weerklank in hun programma.
Hoewel GroenLinks/PvdA de hoogste matchscore heeft, matchen uw antwoorden ook goed met partij BIJ1 (35%) en Partij voor de Dieren (30%).
De verschillen tussen deze partijen liggen in de mate van radicaliteit en focus. GroenLinks/PvdA combineert een sterke sociaal-economische agenda met klimaatambities en een pragmatische benadering van defensie. Bij BIJ1 vindt u een nog radicalere insteek op economische hervormingen, met een pleidooi voor een 30-urige werkweek, maximumprijzen en een volledige afschaffing van de vrije huursector. Ook op het gebied van defensie staat BIJ1 voor het verlaten van de NAVO en het omzetten van het defensiebudget in een vredesfonds, wat afwijkt van uw geprioriteerde keuze voor GroenLinks/PvdA. Partij voor de Dieren legt een nog grotere nadruk op dierenwelzijn en natuur, met een zeer forse krimp van de veestapel en het expliciet vastleggen van dierenrechten in de Grondwet, en de inzet van 5% van het BBP voor klimaat en natuur.
Uw geprioriteerde keuze voor het klimaatbeleid, waarbij 5% van het BBP naar klimaat en natuur gaat en de veestapel met 75% krimpt, sluit uitstekend aan bij Partij voor de Dieren. Uw keuze voor ethiek en persoonlijke vrijheden, met een focus op zelfbeschikking en het uit het Wetboek van Strafrecht halen van abortus, komt overeen met BIJ1. 
Opvallend is uw geprioriteerde keuze voor democratische hervormingen, waar u het behoud van de politieke functies van de Koning en het tegen zijn van het afschaffen van de Eerste Kamer kiest, wat overeenkomt met de SGP en daarmee een meer traditionele lijn volgt dan de andere door u gekozen partijen.

zaterdag 18 oktober 2025

 


AA-Drank

S. ligt al de hele dag in bed, ziek van de nawerking van de ketamine. Hij mag op vrijdag en zaterdag bij mij slapen op voorwaarde dat hij dan niet gebruikt, maar daar houdt hij zich niet aan, daarvoor is hij al veel te ver heen.
    ‘Ga je nog boodschappen doen?’ vraagt hij, ‘kun je dan misschien AA-Drank voor me meenemen?’ AA-Drank, paracetamol en een warme kruik, ik geef het hem allemaal.
    ‘Steek je je niet in de schulden, zolangzamerhand?’
    ‘Wel een beetje, ja.’
    ‘Hoeveel dan?’
    ‘Driehonderd euro.’ Ik vrees dat het misschien veel meer is.
    ‘Wie heeft je dat dan voorgeschoten?’
    ‘Mijn dealer.’
    ‘En hoe betaal je hem terug?’
    ‘Van mijn weekgeld.’
    S. krijgt wekelijks een vast bedrag van budgetbeheer om boodschappen van te doen.
    ‘Maar dan kun je geen boodschappen meer doen?’
    ‘Ik eet thuis ook bijna niets meer. Ik heb sowieso geen honger als ik gebruik.’
    Ik geef hem een nieuwe kruik en trek de deur van zijn kamer achter me dicht zodat het net lijkt of hij er niet echt is, of dit niet echt gebeurd. Gisteravond laat stond S. in zijn onderbroek in de keuken om thee te maken. ‘Gaat het weer een beetje,’ vroeg ik. Hij kon nauwelijks antwoorden. 'H-h-h-het k-komt wel weer goed. St-straks wordt ik opgenomen.’ Als ik naar hem kijk, vind ik het moeilijk er in te blijven geloven. Hij is zo ver weg, en tegelijk zo dichtbij. Ik probeer Bibian aan te roepen en mijn eigen moeder, die moeten ook maar eens hun invloed aanwenden, als ze nog ergens zijn, maar ik geloof er niet echt in. Was er maar iemand die ik kon bellen, iemand die me kon vertellen wat ik moest doen, een reddende engel. Maar ik weet niemand, ken niemand. Dus bel ik de crisisdienst maar.
    ‘Het gaat om mijn zoon, mevrouw.’
    ‘Geboortedatum?’
    ‘Ik maak me echt grote zorgen, ik snap niet waarom hij niet wordt opgenomen.’
    ‘Hij staat op de wachtlijst meneer, meer kunnen we niet doen.’
    ‘Kunt u zien hoe lang dat nog gaat duren?’
    ‘Ik verwacht niet heel lang meer, twee of drie maanden hooguit.’
    ‘Over twee of drie maanden is hij dood, mevrouw. Hij gebruikt tussen de drie en vijf gram ketamine per dag en hij eet niet meer.’
    ‘Ik raad u aan maandag zijn behandelaar te bellen.’
    ‘Welke behandelaar? Van Fact, van Jellinek of van het N.P.I.?’
    ‘Ik wens u veel succes. Fijne avond.’
    Oudste zoon heeft deze week vier tentamens en wil daarom absoluut niet dat S. bij ons logeert. Dat had ik hem ook beloofd, alleen weet ik nu niet meer of ik het nog wel kan waarmaken. Ik kan S. toch moeilijk morgen ijskoud de deur wijzen? Aan de andere kant wil ik niet opnieuw gedwongen worden zijn therapeut, behandelaar en verzorger te zijn. Het groeit me boven het hoofd en het helpt ook niet: hij gebruikt gewoon toch, het maakt niet uit wat ik zeg of doe, alleen professionele hulp kan hem misschien nog redden.
    ‘Ik wil hem niet kwijt,’ zeg ik tegen oudste zoon, die me niet hoort omdat hij met een koptelefoon op wiskunde zit te doen. ‘Ik hou van hem.’ 

vrijdag 17 oktober 2025

 


Klassenverschil


We zitten met z’n drieën aan tafel, oudste zoon, dochter en ik. S. zou ook komen maar voelt zich te ziek vanwege overmatig ketamine gebruik, gisteren. Aan de telefoon zegt hij dat ik me geen zorgen hoef te maken, binnenkort start zijn behandeling, hij is hoopvol, het zal zeker goed komen. Dat heb ik hem nog niet eerder horen zeggen, het klinkt meer als een formule dan als iets dat hij echt denkt of hoopt.
    ‘Dat denk ik ook, S.’ zeg ik maar. ‘Het komt allemaal goed.’
    We eten niet zo vaak met z’n drieën, en dan gaat het al snel over vroeger, toen mama nog leefde.
    ‘Ik begrijp niet waarom jullie ons op de Daltonschool hebben gedaan,’ zegt oudste zoon. ‘Wij pasten daar helemaal niet.’
    ‘Ik vond het er eigenlijk best leuk,’ zegt dochter.
    ‘Het mengde gewoon niet,’ meent oudste zoon. ‘Wij zaten daar tussen al die rijkeluiskinderen die de meest absurde vakanties hielden, terwijl wij met onze ouwe Mercedes Vito in Spanje moesten kamperen.’
    ‘Kasten van huizen,’ bevestigt dochter.
    ‘Met standaard een kookeiland met de allernieuwste zespits Smegfornuizen, Amerikaanse ijskasten, de duurste koksmessen, keukengerei, pannen en een slecht Nederlands pratende, Filipijnse au-pair die heel soms tomatensaus uit een pakje klaarmaakte, maar meestal Sushi of Pizza liet komen. Je zag meteen dat daar nooit gekookt werd.’
    ‘Wel heel vaak Sushi en pizza gegeten, toen,’ zegt oudste zoon. ‘Dat is dan weer het voordeel.’
    ‘Maar we hoorden er nooit echt bij.’
    Ik kan het niet ontkennen. Ik voelde me ook altijd ongemakkelijk op het schoolplein of op klassenborrels. Het waren eigenlijk altijd meta-gesprekken om het klassenverschil te verbloemen. En het was ook heel duidelijk dat wij bij sommige gelegenheden welkom waren, maar bij andere niet. Echte vriendschap wordt dan onmogelijk, het ongemak en de gêne zit ongetwijfeld aan beide kanten.
    ‘Weet je wat jij moet doen?’ kreeg ik dan te horen, ‘jij moet nú vastgoed kopen op Bali. Nu is het daarvoor echt het beste moment.’
    Bali? dacht ik, dat is toch een eiland? Wat moet ik daar in godsnaam?
    ‘Op het Amsterdams was het eigenlijk net zo,’ zegt oudste zoon.
    ‘Jij wilde er zelf naar toe.’
    ‘Ja, hallo, ik was twaalf. Wist ik veel.’
    Hij heeft natuurlijk gelijk. Maar wij hoopten ook dat het onze kinderen iets zou bieden, een kans om het misschien beter te krijgen dan wij. We realiseerden ons dat het hebben van een relatief klein inkomen niet per se voor iedereen een goed idee hoeft te zijn. Dat ze door de contacten die ze daar zouden opdoen later misschien kansen zouden krijgen die ze anders niet zouden krijgen. Maar we voelden ons er ook ongemakkelijk bij. Ik denk dat mijn eigen ouders mij ooit met dezelfde overwegingen op de Amsterdamse Montessorischool deden; daar voelde ik me ook niet thuis, al duurde het nog een hele tijd voor ik me realiseerde waarom.
    ‘Het is wel de beste vooropleiding als je Amsterdam-Zuid-moeder wilt worden,’ zegt dochter, die een kater heeft van de vele borrels op haar studentenvereniging.
    Als we klaar zijn met eten komt S. binnen. Het gaat gelukkig alweer iets beter dan vanmiddag. S. gaat met dochter en oudste zoon roken in het trapportaal bij het open raam. 
    Ondanks alles zijn ze elkaar in elk geval niet kwijtgeraakt. 

donderdag 16 oktober 2025

 


Bolognese

We eten Bolognese. Ik weet dat het niet oudste zoons lievelingsgerecht is, maar ik kan niet altijd met iedereen rekening houden. Hij eet sowieso slecht.
    ‘Er zijn allerlei problemen met de ontwikkeling van A.I.,’ vertelt hij als ik hem pasta opschep. ‘Ze geven A.I. dan bijvoorbeeld de opdracht om iets op een bepaalde nieuwe manier te doen en dan beloven ze het niet te zullen controleren. Dat doen ze dan natuurlijk toch, en dan blijkt dat A. I. het gewoon op de oude manier blijft doen.’
    ‘Maar waarom dan?’
    ‘Dat weten ze dus niet. Maar A.I. neemt dus zelfstandig beslissingen, houdt zich niet aan de opdracht.’
    ‘Maar dat moet A.I. ergens geleerd hebben of afgekeken,’ zeg ik, ‘A.I.kan toch niets zelf verzinnen?’
    ‘Dat is niet duidelijk. Als ze A.I. een virtueel notitieblok geven om haar overwegingen in te noteren, blijkt dat A. I. daar dingen in schrijft als: dat kunnen ze wel willen, maar ik doe het toch gewoon zoals ik het eerst deed.’ 
    Van het gebruik van A.I. komen we op zoekmachines. Hij legt uit dat de Google zoekmachine die eerst alleen maar groeide, uiteindelijk haar plafond had bereikt.
    ‘En bedrijven willen natuurlijk eeuwig blijven groeien, iets anders kennen ze niet.’
    ‘Om toch nog meer zoekopdrachten te generen hebben ze toen bedacht dat ze gebruikers niet meer bij hun eerste zoekopdracht het goede antwoord zouden geven, maar alleen een stukje daarvan, zodat ze dan dus verder moeten zoeken. Daarmee genereerden ze een enorme toename van zoekopdrachten, alleen is Google nu wel klantonvriendelijker geworden.’
    Ik had er nooit bij stilgestaan, maar het was me inderdaad al opgevallen dat ik de laatste tijd meer moeite moet doen om iets te vinden, of dat er dan dingen tussen zitten die volkomen irrelevant lijken.
    ‘En ze maken nu dus ook filmpjes die niet meer van echt te onderscheiden zijn.’
    Ik weet het. Politieke partijen maken er misbruik van, met A.I. kunnen ze hun ideeën zichtbaar maken, ook als die niet realistisch zijn.
    ‘We gaan toe naar een nieuwe realiteit,' zeg ik, 'waarin de waarheid, als die al zou bestaan, een steeds kleinere rol zal gaan spelen. Maar het wordt overal voor gebruikt. Ze kunnen nu oude twee-sporenopnamen van The Beatles uit elkaar trekken, alle instrumenten apart een plek geven en opnieuw, naar de mores van vandaag mixen.’
    ‘Ik geloof niet dat ik daar een probleem mee heb.’
    ‘Ik wel. Die rare extreme stereomixen van hun zijn wel de mixen die zij toen hebben gemaakt, daar zitten ook artistieke beslissingen bij die je dan niet respecteert.’
    ‘Maar zij zouden het nu zelf toch ook niet meer op die manier hebben gedaan?’
    ‘Nee, maar toen wisten ze niet beter. Ze wisten niet dat het ooit anders zou zijn, ze werkten met de technologie van hun tijd. Het is misschien een beetje hetzelfde als Beethoven op een moderne vleugel spelen en dan zeggen dat hij het zelf ook zo gewild zou hebben als die in zijn tijd tijd hadden bestaan. Dat weten we niet, en daarbij: we weten ook niet wat er straks nog allemaal uitgevonden gaat worden dat onze blik en ons perspectief opnieuw zal veranderen. Laten we liever de muziek van nu op het instrumentarium van nu spelen, en van die van vroeger in elk geval beide versies naast elkaar laten bestaan.’
    ‘Dus vindt dat Bach op een klavecimbel moet worden gespeeld?’
    ‘Was jij af? Ik heb boodschappen gedaan en gekookt.’   

woensdag 15 oktober 2025

 


Kunstonderwijs

Vroeger ging ik soms nadat ik had lesgegeven in Groningen ergens wat eten voordat ik naar huis reed, en een enkele keer vroeg ik dan een student mee, meestal degene die ik die dag het laatste uur op les had gehad. Dat was altijd gezellig, ik bewaar er goede herinneringen aan. 
    Ik denk namelijk dat het contact tussen leraar en student bij een kunstopleiding open en persoonlijk moet zijn. Kunst heeft natuurlijk een ambachtelijke kant, en daarvoor hoef je elkaar niet per se goed te kennen, maar voor de inhoudelijke kant is dat volgens mij wel degelijk belangrijk. Het gaat in de les niet alleen om het werk van de student en de problemen waar zij op dat moment misschien mee worstelt, maar ook om het ontwikkelen van een opvatting over kunst, een poëtica, en dat raakt aan hoe je over kunst in het algemeen denkt, maar ook aan hoe je in het leven staat.
    Ik denk dat het voor de student goed is om om te begrijpen waarom een docent bepaalde dingen belangrijk vindt, en dat kan alleen wanneer zij hem beter kent dan alleen als een soort vat van kennis zonder enige persoonlijkheid, maar als iemand met een geschiedenis, een achtergrond, die handelt vanuit een bepaalde traditie.
    En omgekeerd helpt het de docent als hij wat meer van zijn studenten weet, van hun motivatie, hun achtergrond, hun belangstelling, om beter te snappen waarom ze bepaalde dingen doen zoals ze die doen, en dus om een betere leraar te zijn.
    Ik ben eigenlijk altijd heel persoonlijk met mijn studenten omgegaan, zo min mogelijk autoritair of hiërarchisch, niet als iemand die hun wel even zal vertellen wat er schort aan hun werk, maar meer als iemand die samen met hen naar oplossingen zoekt. En daarbij breng je dan natuurlijk als docent je ervaring en als het goed is je vergaarde kennis mee.
    Studenten kwamen ook regelmatig naar Amsterdam voor extra begeleiding, of soms gewoon voor de gezelligheid. Het kwam ook wel voor dat iemand vroeg of hij mocht blijven overnachten na een concert in Amsterdam omdat er geen treinen meer reden, wat mij betreft nooit een probleem. Oud-studenten doen dat nog regelmatig.
    Maar de tijden zijn veranderd. Vanuit de opleidingen wordt persoonlijk contact ontmoedigd of zelfs verboden. Geen contact buiten school, geen contact waarbij er niet ook anderen aanwezig zijn.
    Ik snap het wel, er kan natuurlijk een hoop mis gaan, en er is op dat vlak ook zeker een hoop mis gegaan. Ik heb het zelf meegemaakt op mijn middelbare school en op het conservatorium waar ik studeerde: docenten die zich aan studenten vergrepen. In die tijd werd daar vaak vanuit de opleidingen vergoelijkend over gedaan. Docenten werden zelden op het matje geroepen, en dat is natuurlijk schandalig. Zolang er sprake is van een hiërarchische verhouding moet je geen relatie met iemand aanknopen, punt uit. En ja, ook niet onbelangrijk: het waren zonder uitzondering mannen die zich aan hun veel jongere studentes vergrepen.
    Maar om alle persoonlijk contact tussen studenten en docenten te ontmoedigen of te verbieden, vind ik het andere uiterste. Dan ga je voorbij aan wat een kunstopleiding is en uit de aard der zaak ook moet zijn, en dat is veel meer dan een cursus, een traject met een vooraf bepaald curriculum. En ja, daar zitten bepaalde risico’s aan vast.
    Probleem is dat de meeste kunstopleidingen tegenwoordig bestuurd worden door niet-kunstenaars met een management achtergrond met wie je deze discussie niet kunt voeren. Kwaliteit, inhoud, diepgang, relevantie zijn voor hen onmeetbare grootheden en dus niet relevant. Voor hen is de beste oplossing altijd de goedkoopste.
    Maar mij lijkt het veel beter om docenten goed te instrueren, duidelijke afspraken te maken, de studenten goed voor te lichten over wat wel en niet toelaatbaar gedrag is, en ervoor te zorgen dat er vertrouwenspersonen zijn, instanties waar je terecht kunt bij grensoverschrijdend gedrag. En dan het vertrouwen kweken dat er bij problemen ook werkelijk geluisterd wordt en ingegrepen.
    Maar helaas leven we in een totaal verkrampte samenleving waarin mensen niet meer naar elkaar kunnen en willen luisteren, en dan maar liever de gemakkelijke weg kiezen zonder zich daarbij af te vragen of er daarmee niet iets essentieels verloren gaat.   

dinsdag 14 oktober 2025

 

L.

Ik wandel met mijn oud student L. door Amsterdam. Zij woont en werkt alweer tien jaar in New York, in Manhattan, heeft eigenlijk alles gedaan wat ik niet heb gedaan. Als ze in Nederland is voor familiebezoek zien we elkaar meestal wel even, en verder houden we contact via de app. Ze verdient haar geld als geluidstechnicus in de studio en bij concerten, en maakt ook zelf muziek. Toen S. tweeënhalf jaar geleden een zelfmoordpoging had gedaan en ik haar daarover vertelde, ze kent mijn kinderen en onze situatie, zei ze zonder daarover te hoeven nadenken: stuur hem maar naar mij. Hij mag blijven zolang hij wil, ik heb ruimte genoeg in mijn huis. Dat is goed voor hem, nieuwe lucht, weg van alles wat hem tegenhoudt. Hij is welkom.
    S. realiseerde zich gelukkig dat dit een geweldig aanbod was, en bleef uiteindelijk zes weken in New York, waarvan twee weken helemaal alleen, omdat L. met haar musicerende vriend mee op toer in Europa was.
    ‘Hij moet wel goed voor m’n katten zorgen, kan ik daarvan op aan?’ vroeg ze. Dat kon ik haar garanderen. S. heeft misschien issues, maar hij is volstrekt betrouwbaar.
    Twee maanden geleden is S. haar opnieuw gaan opzoeken in Manhattan, dit keer samen met zijn vriendin.
    L. vindt Amsterdam mooi. Ze komt zelf uit Dokkum en kent de stad niet goed. We wandelen onder het Rijksmuseum door langs de violist van de vier jaargetijden, ik wijs haar de plek waar Peter R. de Vries is doodgeschoten en dan via de Leidsestraat naar Luxembourg aan het Spui waar we een Twaalfuurtje nuttigen. Ik mopper wat over de teloorgang van de stad, maar zij ziet het heel anders. Ze vindt Amsterdam een optimistische stad en mij veel te negatief. ‘Er hangt hier een goeie energie,’ zegt ze stellig.
    ‘Maar het gaat toch ontzettend slecht met de wereld?’
    Ook dat is ze niet met me eens. ‘Ik weet zeker dat het allemaal veel beter gaat worden. Juist omdat we nu op een dieptepunt zitten, kan het alleen maar beter gaan.’
    Geen speld tussen te krijgen.
    We bezoeken het Begijnhof dat tegenwoordig minder vrij toegankelijk is en waar je alleen nog mag fluisteren, maar L. vindt het prachtig. ‘Wat een mooie stad hebben jullie toch.’
    Bij rederij Kooij waar ik ooit werkte als rondvaartfotograaf steken we via de Nes door naar de Ouderzijds en dan naar de Nieuwmarkt. Ik wijs haar op slot Bommelstein, maar Marten Toonder kent ze niet.
    ‘Wat een positieve uitstraling heeft Amsterdam,’ zegt ze steeds maar weer. ‘Ik zou hier best willen wonen.’
    Ik vertel haar over een demonstratie een paar dagen geleden bij mij om de hoek op het Museumplein tegen asielzoekers waarbij de Hitlergroet werd gebracht, maar het maakt geen indruk op haar. Via de Zeedijk, langs Nam Kee komen we bij het Victoria hotel waar ik haar op het kleine huis wijs waar het hotel omheen is gebouwd. Publieke werken heeft ze niet gelezen, maar goed, ik zelf ook niet.
    We slenteren over de Herengracht en de Keizersgracht, langs de schrijversvakschool waar ik lesgeef en langs het huis van Louis Andriessen waar ik een tijdje les kreeg.
    ‘Zou je hier echt willen wonen?’
    ‘Ik denk het wel. Amerika is sowieso geen land om kinderen te krijgen. Amsterdam is echt een van de mooiste steden die ik heb gezien.’ 
    Ik begin nu zelf ook enthousiast te worden.  

maandag 13 oktober 2025

 

Die Juden

‘Hoe staat het met je opera?’
‘Wat zal ik zeggen? Ik werk er elke dag aan. Ik heb nu de eerste twee actes op papier, twee keer vijfendertig minuten muziek.’
‘Dan ben je al een heel eind, dus.’
‘Ik ben aan de derde en laatste acte begonnen.’
‘En uitvoeringsmogelijkheden?’
‘Ik hou mijn hart vast. Opera is duur en het onderwerp is controversieel.’
‘Maar dat is toch juist goed? Een beetje reuring kunnen we wel gebruiken, gebeurt er eindelijk weer eens wat.’
‘Dat zou je wel denken, ja. Maar in een tijd waarin 
kwaliteit aan succes wordt gekoppeld en dus aan verkoopcijfers en zaalbezetting, durft niemand meer zijn nek uit te steken. Dan krijg je voorspelbare retro-kunst met controverses die honderd jaar geleden al geen controverse meer waren.’
‘Maar daar neemt het publiek toch geen genoegen mee?’
‘Welk publiek bedoel je?’
‘Maar waarom doe je het dan?’
‘Verschillende redenen. Ik heb een pesthekel aan opera, althans aan hoe er daarin vaak gezongen wordt, met een vibrato waarop je een ei kunt bakken en alles zo luid mogelijk de zaal in geslingerd - oké, ik overdrijf, maar toch niet zo heel erg veel -, men realiseert zich niet hoe gekunsteld dat is, en dat het palet veel groter zou kunnen zijn, dat er niet altijd op die manier werd gezongen, maar ik hou wel heel erg van muziektheater als medium om iets over te brengen, de combinatie van tekst en muziek en hoe die zich tot elkaar zouden moeten verhouden, het samenkomen van verschillende disciplines, misschien ook wel het megalomane ervan, de onmogelijkheid nog iets toe te kunnen voegen en de droom dat misschien toch te zullen doen. Ik schrijf sowieso graag voor stemmen, niets mooiers dan de menselijke stem, het orgaan dat ons tot mensen maakt.’
‘En wat nog meer?’
‘Ik vind het heel erg leuk om eindelijk weer met Carel Alphenaar samen te werken, in mijn optiek de enige en de allerbeste librettist die we in Nederland hebben. We hebben van meet af aan heel veel samen gezeten, overlegd, soms gestreden. En ook nu nog, nu het libretto klaar is en ik aan het componeren ben, overleggen we voortdurend over dramatische of dramaturgische problemen, over kleine aanpassingen in de tekst, bespreek ik mijn ideeën met hem. We doen dit echt samen, en dat vind ik heel bijzonder. Ik geloof niet dat dit heel gebruikelijk is, maar ik zou het niet anders willen.’
‘Maar niemand gaat jullie opera dus horen?’
‘Ik weet zeker van wel, maar of Carel en ik er dan nog zijn is nog maar de vraag. Maar deze opera wil ik geschreven hebben. Dit is zo’n bizar verhaal, zo wars van elke conventie, en over een onderwerp dat mij na aan het hart ligt.’
‘Waar gaat Die Juden dan over?’
‘Over hoe er naar joden gekeken wordt, alle idiote ideeën die mensen over het jodendom hebben en hadden, complottheorieën, maar ook over het jodendom zelf, de talmoed, de geschiedenis. Niet over Israël trouwens, want het speelt in de jaren veertig toen Israël nog niet bestond. Er komen ook geen Palestijnen in voor.’
‘Maar waarom is het dan controversieel?’
‘Wist ik het maar. Maar dat ik krijg ik steeds te horen.’
‘Misschien moet je gewoon de titel veranderen?’