Ik was in de Ruïnekerk in Bergen op de
afscheidsbijeenkomst van Simeon ten Holt. Ik was met mijn stiefzusje M.,
dochter van één van Simeons exen, mijn latere stiefmoeder. M. heeft hem goed
gekend in de periode dat hij aan Canto Ostinato werkte. Herinnert zich hoe hij
eindeloos die loopjes op hun piano speelde. Hij was niet altijd even prettig in
de omgang, soms op het botte af direct. Toch praat ze met liefde over hem; is hem
altijd blijven opzoeken, ook toen zijn relatie met haar moeder allang verbroken
was.
Ik had verwacht dat er een grote opkomst zou
zijn, maar dat viel nogal tegen; misschien vanwege de natte sneeuw en het
druilerige weer. Ik werd bij binnenkomst hartelijk begroet door de
begrafenisondernemer en zijn partner, die ook Bibian’s begrafenis hadden
verzorgd.
Ik zat achter de componist Diederik Wagenaar,
en voor zover ik kon zien waren wij de enige vakbroeders in het publiek.
Er werd afwisselend gespeeched en gemuciseerd.
Simeons trouwe vertolkers hadden het niet laten afweten en streden om de eer
van meest authentieke interpreet. We kregen een stuk Canto te horen dat na enige
minuten abrupt werd afgebroken, waarna de pianist met gekwelde blik van het
podium stapte, om na een laatste groet aan de overledene in zijn kist,
vertwijfeld zijn plaats in het publiek weer in te nemen.
Een bekend improvisator boog zich een poosje
somber over de laagste noten van de vleugel, om langzaam via enige vakkundige
modulaties met toepasselijk repeterend motief in de bovenhand heel symbolisch
uit te komen in het hoogste register.
De manlijke sprekers noemden Simeon steevast
een vaderfiguur. Hij had ze geleid, gewezen en geïntroduceerd. Voor hen
vertegenwoordigde hij vooral het kunstenaarschap.
Het balanceerde allemaal behoorlijk op de rand
van de kitsch, zoals dat wel vaker op begrafenissen het geval is. Dat geldt wat
mij betreft trouwens ook voor Simeons muziek, maar vanwege de familieband vind
ik het moeilijk om er zuiver over te oordelen.
De vrouwelijke sprekers waren wat kritischer.
Hij was geen gemakkelijke man geweest. Hoewel het woord egocentrisch niet in de
mond werd genomen, zweefde het onuitgesproken door de ruimte.
Zijn dochter Marijn, die ik nooit eerder
ontmoette, sprak niet, maar speelde een fraai lied op de trekzak.
Het aandoenlijkst was het verhaal van een
vroege ex uit de tijd van voor zijn grote doorbraak. Het was ook vóór de
mobiele telefonie: hoewel ze tegenover elkaar woonden had Simeon haar ‘s avonds
met lichtsignalen geseind of ze langs mocht komen, of dat hij aan het werk was
en niet gestoord kon worden. Ze kon er wel om lachen.
Stilistisch van grote schoonheid, maar
volstrekt pretentieloos was het verhaal van zijn trouwe fysiotherapeut met wie
hij zich jarenlang elke maandag onderhield. Ze spraken over kunst, politiek en
filosofie. Misschien uiteindelijk wel zijn beste vriend.
Colette sprak als laatste. Zij heeft de
laatste vijftien jaar lief en leed met hem gedeeld.
Op de terugweg liepen we langs cafe ‘Het huis
met de Pilaren’, ooit de verzamelplaats van de Bergense kunstenaarsscene, waar
jarenlange vriendschappen zomaar verbroken konden vanwege een verkeerd
geciteerde versregel van Roland Holst.
Afgelopen donderdag heb ik met mijn studenten
in Groningen naar Canto geluisterd en de partituur bekeken. Volgende week zal
ik nog wat meer van zijn muziek laten horen, al was het alleen omdat Simeon mij
daar de laatste keer dat we elkaar spraken zo uitdrukkelijk naar vroeg.
‘Je behandelt toch niet alleen Canto?’
‘Nee hoor,’ zei ik, ‘niet alleen Canto.’
Mooi, kritisch verslag!
BeantwoordenVerwijderenOnverwacht. Ik was daar gisteren ook en heb het zo anders beleefd.
BeantwoordenVerwijderenBeste Klaas, ik vraag me al een tijdje af: wat was nu precies de familieband? Is Simeon een oom? Of oudoom?
BeantwoordenVerwijderenWat een geestige beschrijving van de musici, haha! Kan me het helemaal voorstellen (zelf werkzaam in de muziek)
BeantwoordenVerwijderen