Retoriek
‘Ik vind het echt heel kwalijk dat je mij van antisemitisme beschuldigt.’
‘Dat begrijp ik.’
‘Jij verdedigt het vermoorden van onschuldige burgers, hebt maling aan mensenrechten, dan kan ik jou niet als een weldenkend mens zien of als iemand met een goed functionerend moreel kompas.’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Dus dan wordt het moeilijk om een vriendschapsband te onderhouden, snap je?’
‘Heel moeilijk, ja.’
‘Moeilijk en pijnlijk voor mij om dan afstand te moeten doen van iemand die ik als een vriend zag.’
‘Een duivels dilemma inderdaad. Want vriendschap is natuurlijk niet niets!’
‘Ik heb nou eenmaal bepaalde principes.’
‘Goed om te horen. Dat hoort ook zo op jouw leeftijd. Het is inderdaad heel zorgelijk dat ik de mijne allemaal overboord heb gezet.’
‘Ja, sorry, maar ik vind het dus echt fout om een heel volk van onschuldige burgers moedwillig te bombarderen en uit te hongeren. Dat is voor mij ongeveer hetzelfde als om met een gietijzeren pan onschuldige basisschoolkindjes de hersens in te slaan. Met mensen die vinden dat zoiets überhaupt een punt van discussie is, is vriendschap voor mij niet echt een optie.’
‘Nee, zeg! Met een gietijzeren pan! Stel je voor! Dus je zegt de vriendschap op?’
‘Dat heb ik niet gezegd. Ik zeg alleen dat ik het moeilijk vind om een vriendschap te onderhouden met iemand die in dit soort kwesties standpunten aanhangt die voor mij moreel onverenigbaar zijn met mijn eigen principes. Dat is niet hetzelfde als het verbreken van het contact.’
‘Ik snap het. Je benoemt alleen jouw probleem met mij dus.’
‘Jij beschuldigt mensen die aan de Palestijnse kant staan voortdurend van een gebrek aan nuance, maar kiest zelf heel selectief op welke onderdelen je reageert, en trekt conclusies uit mijn uitspraken die helemaal niet noodzakelijkerwijs kloppen. Vervolgens publiceer je dat online, zonder overleg, uitnodiging tot wederhoor of zelfs maar een aankondiging van tevoren. Ik hoor graag hoe je dat retorisch (en moreel) verantwoord vindt.’
‘Het was anoniem toch? Volgens mij heb ik je niet genoemd.’
‘Impliciet noemen is ook noemen, ook zonder naam en toenaam.’
‘O jee! Wat vervelend voor je. Maar: goed dat je het benoemt! Ik ga erover nadenken. Retorisch én moreel, dat is nogal wat.’
‘Ik zal nooit beweren dat het je niet is toegestaan te schrijven wat je wil en over wie je wil, daar hebben we gelukkig de vrijheid van meningsuiting voor, maar op het moment dat je concrete beschuldigingen uit, vind ik het wel degelijk terecht om die eerst aan de beschuldigde in kwestie voor te leggen. Dat lijkt me in elk geval in lijn met de waarden die je telkens verkondigt zelf zo belangrijk te vinden, namelijk nuance en een wederzijds gesprek.’
‘Goed dat het zegt. Maar je verbreekt het contact dus niet?’
‘Nou doe je het wéér!’
‘Maar wat doe ik dan?’
‘Mij ervan beschuldigen dat ik het contact verbreek. Ik zeg juist dat het belangrijk is het gesprek over dit onderwerp te blijven voeren, en ik hoop dat dit te zijner tijd kan zonder retorische trucjes en het verdraaien van mijn woorden, en ook zonder mij van antisemitisme en het verbreken van het contact te beschuldigen. Wanneer je dat kunt opbrengen, hoor ik het wel.’
‘Vind je het goed als ik het initiatief nu even aan jou laat?’
‘Liever niet. De manier waarop dit gesprek verloopt geeft me niet de indruk dat het tot een retorisch verantwoorde, goed onderbouwde discussie zou komen.’
‘Dank voor je heldere feedback. Ik ga ermee aan de slag.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten