Na een onrustige nacht waarin mevrouw Janssen en ik steeds opnieuw wakker worden en elkaar moed inspreken en ik haar gerust stel dat ‘ook als het mis is, we er nog altijd heel erg op tijd bij zijn’, en zij zegt dat ze geen zin heeft in bestralingen of chemo, maar liever meteen ook haar andere borst wil laten verwijderen, fietsen we ’s morgens samen naar het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis voor een nieuwe mammografie en een punctie.
Ik blijf achter in de wachtkamer en bereid me voor op het ergste. Een Marokkaanse schoonmaker voelt aan de enorme, kleurige bos bloemen op de balie en constateert verbaasd dat die van plastic zijn. ‘Plastic maakt geen zuurstof,’ zegt hij, ‘is niet goed.’
De receptionisten geven hem gelijk en mopperen over de kwaliteit van de koffie in de kantine. Mijn telefoon gaat, het is middelste zoon. Ik loop naar buiten en bel hem terug.
‘Hoe gaat het?’
‘Waar ben je?’ vraagt hij.
‘Ik ben met Sasja in het A.V.L.’
‘Wanneer kom je naar huis?’
‘Geen idee. Ik wacht op de uitslag.’
‘Ik sta voor de deur. Er doet niemand open.’
‘Ben je dan klaar met je detox?’
‘Ja.’
‘Waarom heb je me dat niet even gezegd? Ik had geen idee wanneer je thuis zou komen.’ Ondertussen vraag ik me af waarom hij niet naar zijn eigen huis gaat. Moet ik er wat van zeggen?
‘Ik dacht dat de Jellinek jou wel zou berichten. Daar had ik toch toestemming voor gegeven?’
‘Ik heb niets gezien. Geen e-mail of app. Maar je had het me toch ook zelf kunnen vertellen? Hoe ging de detox?’
‘Ik had eergisteren een stom gesprek met mijn psychologe van de Jellinek.’
‘Waarom stom?’
‘Ik dacht dat ik meteen na de detox met mijn behandeling kon beginnen. De dokter vond het ook heel vreemd. Er doet nog steeds niemand open. Kun je niet naar huis komen?’
‘Ik ben met Sasja bij het A.V.L. Volgens mij is je broer gewoon thuis, misschien slaapt hij nog. Waarom ga je niet naar je eigen huis?’
‘Omdat mijn sleutels nog bij jou liggen.’ Ik hoor hem opnieuw aanbellen.
‘Maar ze hadden toch gezegd dat een behandeling bij Jellinek alleen zin heeft als je ook therapie krijgt? Dat ze je pas zouden opnemen wanneer je ook bij het N.P.I. terecht kon?’
‘Waarom duurt het allemaal zo lang?’
‘Dat is gewoon hoe het is, S. Je bent echt niet de enige. Daar is niets aan te doen. En tot die tijd zul je zelf iets moeten verzinnen om van de ketamine af te blijven.’
‘Hm.’
‘Je moet iets gaan doen. Van dat nietsdoen wordt je depressief en ga je weer gebruiken.’
‘Hm.’
‘Kun je niet opnieuw bij dat dierenasiel vrijwilligerswerk gaan doen? Dat vond je toch leuk? En je bent geweldig met dieren.’
‘Ik was ook van plan ze te bellen.’
‘Heel goed.’ Ik hoor de deur opengaan en S. mijn trap oplopen. ‘Je moet echt in beweging komen, niet alles van therapeuten of de omstandigheden laten afhangen. Ga iets doen, je hebt zoveel talent. Doe wat je het allermoeilijkste vindt: spreek je netwerk aan, solliciteer, stap er op af.’
‘Dat wil ik ook wel. Wanneer kom je thuis?’
‘Ik ben in het A.V.L. Ik denk dat ik vandaag bij Sasja blijf.’
‘Doe haar de groeten.’
‘Zal ik doen, S. Ik spreek je later.’
In de wachtkamer gaat de deur open en verschijnt mevrouw Janssen met een stralend gezicht. ‘Het is allemaal goed,’ zegt ze. ‘Geen kanker, kalkspatten.’
Het lukt me om mijn stem onder controle te houden. ‘Echt waar? Weet je het zeker?’
‘Het komt doordat het landelijk bevolkingsonderzoek op borstkanker vanwege de wet op de privacy geen toegang tot mijn medisch dossier heeft. Anders hadden ze meteen gezien dat die kalkplek er jaren terug ook al zat, dat er niet is veranderd. Ze hebben er met vier artsen naar gekeken, het zijn kalkspatten, niet kwaadaardig, niets aan de hand. Ik ga even mijn moeder bellen.’
‘Kan dat niet straks?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten