dinsdag 26 augustus 2025

Adversity

‘You know, sometimes we’re not prepared for adversity, when it happens, sometimes we’re caught short, we don’t know exactly how to handle it when it comes at, sometimes we don’t know just what to do when adversity takes over (chuckles), and I got advice for all of us, I got it from my pianist Joe Zawinul, who wrote this tune, and it sounds like what you’re supposed to say when you have that kind of problem, it’s called: mercy, mercy, mercy.’
    Bij tegenspoed doe ik eigenlijk altijd hetzelfde, ik stop met drinken en ik ga rennen, dan slaap ik meteen beter, en ik heb geleerd dat je door hardlopen endorfines aanmaakt die helpen tegen depressie. Daar stel ik me dan een soort kleine mannetjes bij voor die mij aansporen om niet op te geven: ‘Komop, Klaassie, ben je een man of een watje?’
    ‘Een watje natuurlijk.’
    ‘Niks daarvan, je bent een vent. Niet opgeven, denk aan je kinderen, denk aan mevrouw Janssen. Vooruit! Hup, hup!’
    Thuis ligt oudste zoon die in theorie wiskunde studeert nog in bed, hoewel het al laat in de middag is, terwijl middelste zoon zijn laatste dagen in de detox doorbrengt. Allebei bovengemiddeld begaafde jongens die er vooralsnog weinig van bakken voor wat betreft het benutten van hun talenten en het verwezenlijken van hun dromen.
    Een eindeloze stoet van therapeuten is inmiddels voorbijgekomen, de een nog aardiger en mindfuller dan de andere. De oorzaak werd steeds opnieuw benoemd: de dood van je moeder, traumatisch natuurlijk. En dat dan uitgesmeerd over vele sessies. Maar daarna wisten de therapeuten het ook niet meer.
    En nu lees ik The Tools, van de Amerikaanse psychiater Phil Stutz, een celebrity shrink, die een andere aanpak voorstaat. In bed blijven liggen, drinken, drugs gebruiken, het is allemaal comfort zone, een vlucht om niet de dingen te hoeven doen die je eigenlijk juist wel zou moeten doen op grond van je capaciteiten en je ambities, maar die je steeds weer uitstelt en afstelt, waar je voor vlucht omdat de confrontatie ermee je teveel pijn doet. Dus blijf je in bed liggen in plaats van naar college te gaan omdat je bang bent voor je medestudenten, waarvan je jezelf hebt wijsgemaakt dat die allemaal slimmer en gedisciplineerder zijn dan jij, en dat die jou wel als hun mindere zullen zien omdat je zo vaak niet bent komen opdagen. Een heerlijk, veilig, baarmoederlijk gevoel.
    Het is precies die pijn die je volgens Stutz nou juist zou moeten koesteren. Hij beschrijft het als een wolk van pijn waarin je je steeds opnieuw moet begeven; die je moet aangaan, oproepen, uitnodigen. En die pijn staat los van het ‘ding’ waar je zo bang voor bent, waar je steeds voor terugdeinst.
    ‘Pijn, ik roep je op! Pijn, ik wil je!’ En dat is heel iets anders dan masochisme, dit is noodzakelijke pijn, pijn met een doel, niet pijn om je tegen te houden, die je in je comfort zone houdt.
    Ik heb het boek voor oudste zoon gekocht en hem gesommeerd het te lezen. ‘Dit boek gaat over jou, en het geeft je handvatten om je demonen te lijf te gaan. Lees!’
    En tegelijk draai ik zelf maar weer een rondje in het Vondelpark tussen de fatbikes en de bakfietsen op de muziek van The Cannonball Adderley Quintet, waar mijn vader ook al naar luisterde en werk ik met de moed der wanhoop verder aan Die Juden, mijn opera in wording. ‘Natalja, möchtest du ihm einen Kuss geben? Oder vielleicht… durch andere ausprobieren lassen?’ lees ik vandaag in het libretto.

 op de foto: Phil Stutz   
    
    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten