woensdag 20 augustus 2025

 


Poekie

Middelste zoon zit nu alweer bijna een week in detox. Dat geeft ons allemaal wat rust, het voelt toch een beetje alsof we onder een stoomwals hebben gelegen. Ik bedwing mijn neiging om hem te appen en te vragen hoe het daar met hem gaat, ook omdat mijn motieven niet zuiver zijn. Ik doe dat namelijk uit schuldgevoel, terwijl ik eigenlijk heel erg boos op hem ben.
    Zo gaat het nu al jaren: van crisis naar crisis, van relatieve rust naar extreme turbulentie. Periodes waarin het beter met hem lijkt te gaan worden afgewisseld met diepe dalen, waarin hij de verantwoordelijkheid altijd buiten zichzelf legt en niet aarzelt alle aandacht op zichzelf te vestigen door middel van extreem gedrag, dreigen met zelfmoord (zowel impliciet als expliciet) of zichzelf in levensbedreigende situaties te manoeuvreren.
    ‘Het is altijd hetzelfde,’ zegt oudste zoon. ‘In de zomervakantie trekt hij het niet als iedereen weg is, en dan weet hij jou zo te manipuleren dat jij hem hier naartoe haalt.’
    ‘Wat moet ik anders? Ik hou van hem.’
    ‘Hij bespeelt je gewoon.’
    ‘Ik weet het, maar het is mijn kind. Ik kan niet anders.’
    ‘Je helpt hem er niet mee.’
    ‘Ik kan hem toch moeilijk aan zijn lot overlaten?’ 
    Poekie, de kat van middelste zoon, die voorlopig vanwege de detox bij ons logeert, springt op tafel en nestelt zich languit tussen ons. We willen haar eigenlijk nu al niet meer kwijt.
    ‘Maar er verandert toch niets? Je haalt hem hier naar toe vanwege de ketamine, en dan gaat hij na een paar dagen nog veel meer gebruiken tot wij weer de politie en de ambulance kunnen gaan bellen.’
    ‘Ik kon hem daar toch moeilijk laten staan. Hij zei dat hij was verkracht.’
    ‘Hij chanteert je.’
    ‘Ik weet het.’
    ‘Maar toch laat je het elke keer weer gebeuren.’
    ‘Ja.’
    ‘Omdat altijd en eeuwig die mogelijke zelfmoord in je achterhoofd meespeelt. En dat weet hij ook.’
    ‘Ik zou het mezelf nooit vergeven.’
    ‘Maar hier help je hem niet mee. En ik heb er ook last van.’
    ‘Ik zeg toch ook niet dat ik het goed doe? Wist ik maar hoe ik hiermee om moet gaan.’
    ‘Straks is het kerstvakantie en dan moet ik studeren voor mijn tentamens in januari. Zijn vriendin zal dan dus ook wel tentamens hebben, en geen tijd voor hém, dan weet ik nu al wanneer de volgende crisis gaat komen. Ik wil niet dat je hem in december in huis haalt. Ik heb al twee keer eerder door hem mijn tentamens gemist.’
    ‘Alsof het verder zo fantastisch gaat met je studie.’
    ‘Dat is een kut opmerking.’
    We zijn allebei moe en geïrriteerd, maar het escaleert gelukkig al heel lang niet meer tussen ons.
    ‘We zouden wel wat hulp kunnen gebruiken,’ zeg ik tegen oudste zoon. ‘Nu gaan alle aandacht en zorg naar hém, maar het zou fijn zijn als wij ook wat advies konden krijgen over hoe je met zo iemand moet omgaan.’
    ‘Je moet je in elk geval niet meer door hem laten chanteren.’
    ‘En ik vind het ook niet fijn dat jij mij steeds het gevoel geeft dat het allemaal hopeloos is, dat het toch niet meer goed zal komen. Denk je dat echt?’
    ‘Jij met je eeuwige optimisme.’
    ‘Geef eens antwoord.’
    ‘Ik denk van wel. Hij is slim, heeft veel talenten, het komt vast wel goed. Maar een beetje hulp zouden we goed kunnen gebruiken.’
    Meent hij dat werkelijk, of praat hij me alleen naar de mond? 
    ‘Ik ben blij dat je dat zegt. En volgens mij is het jouw beurt om de kattenbak schoon te maken.’ 
     

2 opmerkingen: