donderdag 21 augustus 2025

 


Carel Alphenaar

Het schrijven van een operalibretto is geen sinecure. Opera is totaal iets anders dan toneel, en stelt heel andere eisen aan de tekst. Aan lange volzinnen heb je over het algemeen niets, wat je nodig hebt zijn korte statements, een uitgebeende en gestileerde taal, die gezongen overkomt als realistisch waar dat de bedoeling is, maar karikaturaal waar dát weer de bedoeling is. Dat realisme ver te zoeken is, blijkt alleen al uit de herhalingen van zinnen of fragmenten om dramatische en compositorische redenen, die in het theater en zeker in het echte leven idioot zouden overkomen.
    Het zijn zelden schrijvers of dichters die de kunst verstaan, alleen realiseren veel componisten zich dat niet. Voor een goed operalibretto heb je een librettist nodig, en dat is een vak, niet iets dat je er zomaar even 
bijdoet als schrijver.
    De reden dat ik graag met een librettist werk en niet zelf een tekst schrijf, zoals sommige componisten doen (Richard Wagner bijvoorbeeld), is dat er daardoor een extra laag aan het drama wordt toegevoegd die ik zelf nooit had kunnen verzinnen. Opera wordt niet voor niets als gesamtkunstwerk omschreven, en het is precies dát, wat ik er zo aantrekkelijk aan vind. 
    Op dit moment werken Carel Alphenaar en ik aan Die Juden, onze vijfde gezamenlijke productie in een tijdsbestek van vijfendertig jaar. We hebben ons tot nog toe altijd gebaseerd op een bestaand toneelstuk of een roman, soms door Carel aangedragen en soms door mij, en dan door Carel omgewerkt tot zingbaar libretto. 
    Ik herinner me een interview met componist Peter Schat over zijn opera Symposion (over de dood van Tsjaikovski, Schats grote, romantische held) waarvoor Gerrit Komrij het libretto schreef. ‘Hoe gaat zoiets nou?’ vroeg de interviewer, ‘overleggen jullie veel? Praten jullie ook over de muziek?’
    ‘Nee, natuurlijk niet,’ antwoordde Peter geïrriteerd door zoveel naïviteit en onbegrip. ‘Ik ga toch niet met mijn librettist in gesprek over mijn noten?’
    Precies dát doen Carel en ik nou juist de hele tijd wél! Al meteen bij het schrijven van het libretto zijn we voortdurend met elkaar in overleg. Is de toon precies goed? Is een passage lang genoeg? Of juist te lang? Is een overgang geloofwaardig? Een enkele keer verschillen we enorm van mening over een detail waarbij ik vind dat de componist altijd het laatste woord heeft, wat Carel dan weer betwist, en héél soms verander ik stiekem iets in zijn tekst zonder dat te zeggen in de hoop dat hij het niet merkt.
    En dat libretto van Komrij is een draak; van een vervelend soort literaire pretentie en dan ook nog op rijm, waarbij de rijmwoorden irritant als kilometerpaal gaan werken. Schats noten zijn hier en daar wel prachtig. Zo herinner ik me een bloedstollend mooie homoseksuele liefdesaria van een tenor, en hier en daar wat fraaie treingeluiden. 
    Maar bij Carel krijg je een schat aan vakkennis, een feilloos en virtuoos taalgevoel, een gigantische repertoirekennis, brille en eruditie, muzikaliteit en een geheel eigen esthetiek gratis meegeleverd.
    En omdat Carel als cellist het notenschrift uitstekend beheerst, kunnen we ook tijdens het componeren regelmatig overleggen. Ik werk al jaren met een digitaal notatieprogramma dat met redelijk klinkende samples van de meeste gangbare instrumenten een aardige indruk geeft van hoe het zou kunnen gaan klinken, en dat geeft ons de mogelijkheid om ook over mijn noten met elkaar van gedachten te wisselen. Carel heeft vaak uitgesproken ideeën over hoe een bepaalde passage gezongen zou moeten worden en aarzelt dan niet om 
die voor te zingen, waarbij het natuurlijk niet om de exacte noten gaat, maar om de sfeer, de impact, de aanpak. Deze werkwijze is mij door de jaren heen zeer dierbaar geworden. 
    Toen we in 1990 voor het eerst samenwerkten (aan de scheepsopera Where the cross is made) was ik als operacomponist nog totaal onervaren, en zonder zijn hulp, geduld en vertrouwen had ik het nooit tot een goed einde gebracht. Ook de compositie van een opera is een vak apart en het is dankzij Carel dat ik er nu met autoriteit over durf te praten.   
    Carel is dit jaar vijfentachtig geworden (we schelen precies twintig jaar), maar heeft het alweer over een volgend gezamenlijk project, en als het aan mij ligt, gaat dat gebeuren ook. We zijn elkaar over de jaren heen niet altijd trouw gebleven, zowel Carel als ik zijn hier en daar vreemdgegaan, maar zoals Carel vaak over mij praat als zijn componist, zie ik hem evenzeer en bij uitstek als mijn librettist.
        

Geen opmerkingen:

Een reactie posten