zondag 9 mei 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 69)


 

Lahav, donderdag 20 januari 1966, Ursula

lieve Kees,

ik schrijf je uit een ontzaglijke behoefte met je te praten. Ik denk na over onze laatste dagen samen, en ik ben werkelijk verbijsterd, ‘hoe hebben we dit allemaal kunnen verdragen?’, begrijp jij er nog iets van? Überhaupt 'hoe hebben we alles kunnen verdragen?’ Het schijnt mij nu veeleer zo natuurlijk dat we terugkomen, alsof dit altijd de bedoeling was.
Nog sterker: het was de bedoeling. Ik herinner me dat ik pas ben begonnen te pakken op de laatste dag, en dat ik met alles gewoon ben doorgegaan tot de laatste dag, en hier? Ik zou wel ieder moment willen inpakken, ik ben al lang half weg. Hoe kan dit toch allemaal? En is dit nu de waarheid die ik opschrijf? Of zie jij het niet zo? En wat je schreef over wat ik in het laatste moment voor je had opgeschreven en wat je als min of meer “profetisch” beschouwde? Was dat een expressie van ware diepe en onbewuste gevoelens, wat was het?
    Het duizelt me een beetje, en dit is geen frase. Hoe hebben we geleefd, de laatste maanden? Het is geen wonder dat we niet meer konden slapen, hartkloppingen hadden, vermagerden, ziek waren, kalmerende middelen moesten slikken. Zoiets mag nooit meer gebeuren! Psychiaters zijn geen uitkomst hierin. Hiermee wil ik niets afdoen aan de steun die ik van Musaph gehad heb. We moeten al onze krachten geven aan een uiterste verbondenheid, vertrouwen, oprechtheid, begrip, steun, hulpvaardigheid. We hebben veel gepraat, dat is waar, maar wat voor een soort licht scheen er over dit alles? Ik kan het zelf niet peilen. Er was geen eenheid in ieder geval, geen liefde geloof ik, geen echte liefde voor elkaar. Heb ik het dan allemaal alleen gedaan, zoals jij zegt? Maar waarom heb jij mij dit dat allemaal laten doen? Hoe moeten we elkaar helpen, duwen in de goeie richting? We moeten helemaal overnieuw beginnen met als achtergrond onze ervaringen, vanuit die ervaringen. We moeten elkaar meer liefhebben.
    Hoe het precies moet weet ik niet, we moeten kameraden zijn, alles weer samen doen. Ik ben ontzettend moe, ik kan mijn gedachten niet goed verzamelen, ik wil iets zeggen en ik kan het niet formuleren, ik voel een grote spanning.
    Ik verheug me op ons samenzijn, ik ben niet bang. Het zal moeilijk zijn, maar wat geeft het. Alles is moeilijk, dit is net zo moeilijk als leven. Ik voel me zo warm. En hoe ben jij? Wij kunnen met elkaar op geen enkele manier aan de oppervlakte blijven, we moeten elkaar nog beter leren kennen, elkaars diepste gevoelens begrijpen, alleen dan kunnen we tegenstellingen oplossen. Liefje, we zullen het wel zien.
    Ik heb nog steeds geen reispapieren, die moeten nu toch wel eens komen. Ik wil ze gewoon in mijn handen hebben, dan is alles klaar. Het leven bestaat wel erg uit etappes als je het zo bekijkt, ik ben nog steeds op weg, ik ben op weg naar een onbekend doel en jij ook en iedereen, alleen het verschil is dat wij er ons van bewust zijn en doorlopen, terwijl veel mensen halverwege blijven staan met een vaag gevoel dat dit niet datgene was waar ze hadden willen zijn, maar ze hebben geen kracht om verder te gaan, en ze weten ook niet zeker of dat wel moet, en waarheen. Ik zal je alle andere mogelijkheden besparen, ik ben geen filosoof. Jet kent haar doel wel, spelen en vogels vangen. Ze is stierlijk vervelend met haar gespring de kamer rond, alles vernielend met haar scherpe tandjes, op het moment is ze bezig mijn koffer op te vreten. Ze is de enige kat met een naam in de kibboets, alle andere (voor het eerst wordt er geschoten, vlakbij, weer! bovenop, boven, langs mijn huis) andere poezen zoals ik zei, heten “Mietzie”. (wie is het?) Ik veracht mijn eigen nieuwsgierigheid en sensatiezucht. Wie kan binnen willen sluipen? Iedereen weet toch dat de kibboets overal bewaakt wordt, en vooral daar op de berg, bij het waterreservoir. Ik ben nog niet genoeg insider om werkelijk te beseffen wat er aan de hand is, de spanning tussen Arabieren en Israëli’s.
    Denk eens dat er in Nederland een bevolkingsgroep zou zijn die potentieel destructief was (openlijk als de machten erachter machtig genoeg waren een inval te doen, vergelijk N.S.B. vroeger en Neo Nazi’s nu) en in het geheim wroeten en werken aan je vernietiging. Altijd moet je alles bewaken, anders wordt het vernield. Hier is natuurlijk een heel sterke bewaking omdat het zo dicht bij de grens is, een poos geleden werd er hier een jongeman herdacht die doodgeschoten werd in zijn werk op de akkers tien jaar geleden. De sensatie is er voor de mensen hier wel af.
    Er kwam net iemand zeggen dat ik niet bang hoefde te zijn, dat het niet dichtbij was, en dat ze nog niet wisten wat het was, en dat er hier bewaking kwam. Ik ben totaal niet bang, zo te zien kan er hier niemand in, ik woon wel dicht bij het hek, maar ik woon ook dichtbij de bewaking. Voor ons zou het alleen gevaarlijk worden als er gevochten zou worden, en dan zou ik ergens anders gaan zitten met Klaas. Wat zijn toch die sensatie gevoelens, ik heb toch al een hele oorlog achter de rug, en hoe vreselijk zou het zijn als er iets gebeurde.
    Jet is ook naar buiten gegaan om de hond die vlakbij woont te pesten. Ze is een echt wild dier, ze sluipt altijd door het gras, overdag gaat ze nooit midden over het grasveld voor ons huis, ze blijft altijd tussen de bomen, maar ’s avonds loopt ze er wel overheen, als wij dan naar huis komen, komt ze ons een heel eind, al schreeuwend tegemoet. Het is zo grappig om ieder moment dat je je huis nadert met een enorm geschreeuw van verre verwelkomd te worden. Volgens mij schreeuwt ze alleen maar ‘heb je eten?!!! Wat heb je voor me meegebracht?!’ Maar het klinkt als ‘Hallo, fijn dat je er bent!’ Ze springt ook altijd om je heen, gaat over de grond rollen en loopt voor je voeten, keihard spinnend.
    Liefje, ik ga naar bed. Ik hoop dat er morgen een brief van je is. Omhelsd door mij en Klaas. Ursula.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten