woensdag 12 mei 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 72, slot, laatste brief)


 

Lahav, dinsdag 25 januari 1966, Ursula

lieve Kees,

nog 3 nachtjes slapen, om met Klaas te spreken, en dan reis ik af. Vandaag kreeg ik weer een echt lieve brief van je, ik kreeg ook een brief van Eugenie en naar aanleiding daarvan schreef ik je vanmiddag een vrij vinnige brief, die ik later weer verscheurd heb. Eugenie’s brief was geschreven in een toestand die ze zelf ‘zatjes’ aanduidde, aan de ene kant heel lief, maar erg opgewonden. Maar wat er in stond, beviel me niets en dat is niet haar schuld, maar ligt waarschijnlijk aan jou. Het gaat haar niet aan dat ik jou schrijf dat ik zenuwachtig wordt bij de gedachte aan wat iedereen wel van mij vindt, verder heb ik geen schaamte gevoelens. Ik heb met vallen en opstaan geprobeerd overal het beste van te maken, mijn reis naar Israël was geen ‘gril’ en hoeft als zodanig door niemand beschouwd te worden.
    Verder heb ik Israël nooit als een paradijs beschouwd, maar wel, en zo beschouw ik het nog, als het land waar een jood moet wonen, als het kan. Ik kom absoluut niet terug omdat Israël mij heeft teleurgesteld, in tegendeel, na alle waarschuwingen. Het klinkt mij als onzin en laster in de oren als ik van Eugenie moet horen dat Israël een ‘hard’ land is. Zij kan dat toch niet weten? Ik weet er zelf nog niets van. Ik wist helemaal niet dat zij in ons huis kwam, ik vind het best dat ze komt en ik vind het fijn dat ze werk heeft, maar ons leven en mijn gedachten gaan haar en anderen (wie wel allemaal?) niets aan. Van wie heeft ze al die onzin?
    Je zegt aan de ene kant dat je met niemand over me praat en aan de andere kant dat allerlei mensen er wat van zeggen of niet, en dan krijg ik zo’n brief van Eugenie. Het is toch een kwestie van vertrouwen dat ik je over al mijn gedachten schrijf, moet ik daar nu spijt van hebben? Ik moet toch tegen jou openhartig kunnen zijn?
    Enfin, weg ermee! Ik heb vandaag alle tekeningen van de muur gehaald, het ziet er mooi kaal uit. Het is eindelijk gaan regenen, het was wel nodig, buiten is het nu een immense kledderboel. “Botz” (modder) aan je schoenen, het koekt er in dikke lagen aan vast. Deze laatste dagen vliegen, sommige mensen informeren voorzichtig waarom ik eigenlijk wegga, Nomi vindt het geloof ik echt jammer, ik zou wel ik weet niet wat willen doen om haar te laten merken wat haar vriendschap en steun voor mij betekend heeft. Zodra ik thuis ben schrijf ik haar een brief dat ik er ben. In maart of april komen vrienden van haar naar Holland en naar ons, die moeten we dan maar eens goed ontvangen, ze komen niet slapen of eten, hoewel ik gezegd heb dat het kon.
    Klaas is helemaal opgewonden, slapen wil hij ’s avonds niet meer. Ik laat hem ’s morgens zo lang slapen als hij wil, zodat hij voldoende slaap krijgt. Als ik naar Jet kijk, krijg ik een brok in mijn keel, hoewel Jet het allemaal wel niet zo erg zal vinden als ik denk. Als ze maar geen zwerfkat wordt. Eten vangt ze wel, maar ze is een echt gezelligheidsdier, en de mensen hier hebben hun kat niet in de kamer, maar buiten in een kistje. Nomi’s poes is weg sinds de verhuizing, misschien wil ze Jet nu wel hebben als Mietzie niet terugkomt. Het zal beter zijn als Jet de kibboets uitgaat, Nomi woont vlakbij ons huisje.
    Toen Klaas al in bed lag achter zijn gordijn, maakte ik koffie. Ineens zei hij heel langzaam en plechtig ‘mammie, ik hoop dat je thee lekker zal smaken,’ snoezig joh. Hij is toch zo’n lief diertje, een echt kindje met een lief kinderstemmetje. Maar hij moet z’n tetter houden ’s avonds.

12 uur ’s nachts.
Ik heb eerst een poosje Klaas in slaap gesust en vervolgens heb ik het licht uitgedaan en heb een hele tijd in een stoel de ene cigaret na de andere gerookt en niets, niets, niets gedaan, zelfs niet nagedacht. Alleen maar zitten denken aan wat ik hier allemaal gezien heb. Ik ben nu een gerookte haring, zin in slapen heb ik helemaal niet. Hoe gaat het met je rug? Zou je niet naar de dokter gaan? Je hebt toch al eerder pijn aan je rug gehad? Als ik thuis ben en je hebt het nog, stuur ik je er heen. Liefje, dit zal ook wel mijn laatste brief zijn, er gebeurt verder toch niet veel en ik kan mezelf nergens op concentreren, dus alles wat we hierna tegen elkaar zeggen, doen we mondeling.
    Ik hoop dat de reis vlot verloopt. Alles is nu wel klaar, ik heb alleen nog geen geld van Eri, maar dat komt wel. Liefje, tot ziens, er is nog een heleboel te vertellen over ons en Klaas. Het zal allemaal best lukken. Probeer je rustig te houden, alles hoeft in huis niet piekfijn in orde te zijn, zie maar waar je tijd voor hebt. Als er voor Klaas wat frietjes zijn en wat melk en fruit is het wel goed, en schone lakens op zijn bed. Om te eten voor ons hoef je geen hele maaltijd te koken, bier of wijn met toastjes of zoiets is toch wel best. En vergeet niet cigaretten, die moet je nooit vergeten. Het zal al fijn zijn samen te zijn. Tot ziens en tot ziens.
    Omhelsd heel innig en stevig, je Ursula.  



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten