Portret
Elke dag als ik de trap afloop die mijn slaapkamer met de woonkamer verbindt, sta ik even stil bij het portret van Bibian dat daar aan de muur hangt. Vreemd genoeg valt het me nooit op als ik de trap oploop, alleen wanneer ik naar beneden ga, misschien omdat ik haar dan de dag mee inneem. Het is de ingelijste foto die Volkskrant fotograaf Joost van den Broek kort voor haar dood van haar maakte en die op het omslag van haar boek Paniekspinnen staat. Ik was er niet bij die dag, en dat is misschien maar goed ook, het was iets tussen haar en de fotograaf, een intieme transfiguratie, als een ritueel.
Hoewel het een foto is, in principe een onveranderlijk en statisch ding, zie ik aan haar ogen, waarmee ze vanuit haar hoge positie alles overziet, dat alles wat mij de afgelopen dertien jaar is overkomen, háár ook is overkomen. Ze is wel degelijk ouder geworden, of in elk geval getransformeerd, haar blik intenser, rijker, dieper. Verzadigd.
Ik kus haar mond en dan kijkt ze me aan; niet per se een prettige sensatie. Soms zeg ik een paar woorden, meestal niet veel meer dan een groet, soms ook niets. Praten met haar doe ik op Sint Barbara, waar ik haar nog altijd zo’n twee keer in de maand vertel over de kinderen, over mezelf, mijn angsten en mijn twijfels, mijn kleine overwinningen en soms iets over de wereld, wanneer er veel turbulentie is.
Zo heeft ze zich voor mij in tweeën gedeeld, tot een zichtbare en een onzichtbare entiteit, allebei even abstract en onbereikbaar.
Wanneer ik haar portret te vaak heb gekust wordt het glas troebel van de condens en moet ik haar met een doekje weer tevoorschijn halen.
Met Mona Lisa heb ik weinig, die andere donkerharige vrouw met een mysterieuze glimlach, ook achter spiegelglas maar dan in het Louvre in Parijs. Waar zij slechts vaag glimlacht als een verveelde secretaresse naar haar baas, kijkt Bibian mij elke keer anders aan. Onmiskenbaar trots, wanneer ik een succesje heb behaald, er iets moois uit mijn handen is gekomen, kritisch als ik onredelijk ben tegen de kinderen of tegen mevrouw Janssen, ironisch wanneer ik mezelf voor de gek probeer te houden en verdrietig wanneer ik tijd voor haar maak en we elkaar een tijdje als door een glazen wand aanstaren bovenaan de trap.
Ik weet niet of de fotografie als kunstvorm gelijkwaardig is aan de schilderkunst, maar kijkend naar haar foto weet ik zeker: Joost van den Broek is een groot kunstenaar. Hij is er in geslaagd zijn foto een soort tijdloze dynamiek mee te geven, een unanswered question, waarin er alle ruimte is voor de verbeelding van de aanschouwer. Er wordt hier een vraag gesteld, en wat die vraag inhoudt, is het mysterie. Het is háár manier om via haar beeltenis, die behalve haar beeld ook iets van haar ziel heeft weten te vangen, in mijn leven aanwezig te blijven en me ervoor te behoeden al te veel af te dwalen van wat het leven de moeite waard maakt.
Dag Klaas, wat mooi verwoord, prachtig. En de foto van Bibian is zo mooi. Denk regelmatig aan jullie. Liefs, Christine Kamp
BeantwoordenVerwijderenWat prachtig…
BeantwoordenVerwijderen