De opleiding waarvoor ik werk zou door een accreditatiecommissie worden bezocht. In verband daarmee werd ik door het managementteam ontboden, allemaal identieke mannen in blauwe pakken met een rond hoofd en een brilletje.
‘De commissie heeft aangegeven jou te willen interviewen,’ kreeg ik te horen. ‘We weten dat je kritisch bent over de opleiding maar we willen dat je je kritiek voor je houdt. Een negatief advies zou de opleiding ernstig schaden.’
‘Ik zeg wat ik wil,’ antwoordde ik boos.
‘We kunnen je tegemoet komen.’ Ze spraken als door één mond.
Ik dacht even na. ‘Goed,’ zei ik toen. ‘Ik werk hier nog maar twee jaar, daarna ga ik met pensioen. Ik wil dat vanaf volgende week mijn vaste aanstelling wordt uitgebreid tot voltijds (ik werkte er maar een paar uur in de week), maar dat ik daarvoor niet méér hoef te gaan werken. En dat ik dan dus ook een voltijds pensioen krijg tot ik dood ben. Dan zeg ik alleen maar positieve dingen over de opleiding.’
Het managementteam was duidelijk not amused. Ze smoesden wat met elkaar. Langzaam werd het weer stil. ‘Akkoord,’ zeiden ze toen. Ik kreeg een document om te ondertekenen en kon weer gaan.
Ik vertelde het aan mevrouw Janssen die tegenover me in de krant zat te bladeren. Het leek haar enorm positief. ‘Je bent handelend opgetreden en je hebt je zin gekregen. Dat is heel goed. Je doet het goed, Klaassie.’
Ik was natuurlijk blij dat ze dat zei, maar het nam mijn onzekerheid niet weg. Ik was de hele vorige dag met mijn middelste zoon onderweg geweest van instantie naar instantie. Eerst kwam er een arts van Fact jeugdzorg bij mij thuis om hem te bewegen zich op H.I.V. te laten onderzoeken en een preventieve kuur te gaan doen. Hij zag er zelf het nut niet van in, maar hij was vooral moe en boos en dan ziet hij sowieso nergens het nut van in. Gelukkig was de arts kordaat en wist ze hem over te halen.
Samen reden we naar het Centrum voor Seksuele Gezondheid aan de Nieuwe Achtergracht voor een bloed- en urineonderzoek en een Pep-kuur. S. vertelde dat zijn vriendin over zes dagen terug zou komen uit V., waar ze op familiebezoek was.
‘Je doet het voor haar,’ zei ik, terwijl we naar de andere cliënten in de wachtkamer keken, een gemêleerd gezelschap van mensen die met de verkeerde naar bed waren geweest. ‘Ik denk ook niet dat die jongen je werkelijk heeft verkracht. Je had gewoon een paniekaanval van de ketamine. Maar je kunt het risico niet nemen.’ S. knikte en dronk water om de urinetest te kunnen doen.
‘Zie je op tegen de detox?’
‘Niet heel erg.’
‘Ik wist niet dat je zo verslaafd was.’
Hij plukte wat aan zijn zelfontworpen T-shirt met een zwarte Nijntje als een Playboy Bunny.
‘Is het ook een fysieke verslaving?’
‘Nee, vooral mentaal,’ zei hij. ‘Als ik alleen thuis ben heb ik het al besteld voor ik het weet. Als in een droom.’
Daarna bracht ik hem in mijn Volvo 850 automaat via de apotheek naar de detox waar hij twee weken opgenomen zou worden. ‘Ik ga niet mee naar binnen, S.,’ zei ik toen we voor de deur stilstonden, ‘die intake kun je best alleen. En ik moet ook nog je Swapfiets ophalen die je bij het Belfort hotel hebt laten staan.’ Vanuit de auto keek ik hem na, mijn grote, kleine, dappere, ingewikkelde S. met zijn rugzak met schone sokken en zijn zelfontworpen T-shirt.
Poekie zal voorlopig wel bij mij blijven.
Geen kleinigheid, houd moed!
BeantwoordenVerwijderen