Alcohol
Al jaren doe ik armpje drukken met koning alcohol. Het liefst zou ik helemaal niet drinken, maar dat lukt dus niet. Soms drink ik een heel jaar geen druppel, en dat gaat eigenlijk zonder veel problemen, maar dan begin ik toch weer. Mijn ouders, die zelf ook van een glaasje hielden, vonden het belangrijk mij al op jonge leeftijd aan de alcohol te laten wennen, dan zou ik er later ongetwijfeld verstandig mee omgaan. Als kind mocht ik aan tafel dagelijks een slokje uit het glas van mijn vader en omdat hij nogal een wijnsnob was, kende ik al vroeg de namen van Gevrey Chambertin, Côte de Beaune en Pouilly Fumé en wist ik zelfs dat Vignelaure een biologische wijn was, al wist ik dan weer niet wat dat betekende.
Ik herinner me - ik zal een jaar of vier, vijf zijn geweest - dat mijn ouders me ’s nachts wakker maakten nadat ze de oppas hadden betaald; ze waren uit geweest en hadden vrienden meegnomen om bij ons nog een afzakkertje te halen. ‘Hij drinkt al wijn!’, zeiden ze trots, en dan moest ik een paar slokjes nemen.
‘Is dat wel verstandig, Kees?’ zei het bezoek. Maar omdat iedereen toch al aangeschoten was, werd er verder geen aandacht aan besteed.
Eenmaal op de middelbare school, in de tijd dat er op schoolfeesten nog gewoon alcohol werd geschonken, ging het regelmatig mis. Ik herinner me dat ik een keer op weg naar huis op mijn racefiets tegen een geparkeerde Citroën DS aanbotste en languit op het dak belandde. Gelukkig sliepen mijn ouders en kon ik thuis gewoon in mijn bed gaan liggen. Waarom mijn voorwiel was verbogen zou ik de volgende dag wel verzinnen.
Op mijn vijftiende belande ik voor het eerst wegens openbare dronkenschap (ik geloof dat ‘kennelijke staat’ de technische term is) in een politiecel. Het is me later verteld, want toen ik wakker werd en me afvroeg waarom ik helemaal onder het braaksel zat, kon ik me niets meer herinneren. Toen ik te horen kreeg dat ik de hele achterbank van een politieauto had ondergekotst heb ik bureau Lijnbaansgracht gebeld om aan te bieden het allemaal weer schoon te maken.
‘O ben jij dat,’ zei de dienstdoende agent. ‘Gaat het weer een beetje?’ De auto was inmiddels schoongemaakt. Hij raadde mij aan voortaan iets voorzichtiger met alcohol om te gaan.
De laatste keer dat het uit de hand liep was vijf jaar geleden, ergens rond mijn zestigste verjaardag. Mevrouw Janssen en ik hadden bij een bevriend echtpaar gegeten. Ze hadden flink hun best gedaan, maar al snel bleek dat het eten maar bijzaak was: het ging om de drank. De ene na de andere fantastische fles uit hun kelder werd ontkurkt en hoewel er uit voorzorg ook een karaf water op tafel stond, bleef die onaangeroerd.
Toen mevrouw Janssen en ik op de terugweg met onze fietsen op het Surinameplein bij het stoplicht stonden te wachten, verloor ik mijn evenwicht en voor ik het wist lag ik in het mooie pak dat ik van mevrouw Janssen voor mijn verjaardag had gekregen op de stenen onder mijn eigen fiets. Toen ik weer overeind stond zat er een grote winkelhaak bij mijn rechterelleboog en een scheur in de knie van mijn broek. Zestig jaar had ik hiervoor moeten worden. Volgens mevrouw Janssen zou de Turkse kleermaker in de Ferdinand Bolstraat er vast nog wel iets mee kunnen, maar toen ik mijn pak bij hem op de toonbank legde, schudde hij van nee.
Wat ik er in elk geval van heb geleerd is om mijn eigen kinderen nooit aan tafel te laten drinken om ze er alvast aan te laten wennen.
grappig
BeantwoordenVerwijderen