dinsdag 4 november 2025

 


Douglas Adams

S. is in Utrecht voor een detox waar hij zich nogal zegt te vervelen, maar volgens de verpleegkundige die het intakegesprek deed, hem zijn zakken liet leeghalen en zijn tas binnenstebuiten keerde, is die verveling juist goed, hoort dat erbij, zorgt het ervoor dat je over jezelf gaat nadenken omdat je toch niets anders te doen hebt, ik weet het niet, misschien is het waar, maar veel te doen is er daar niet voor hem in zijn hufterproof kamer met alleen een tafel, een stoel en een bed en een eigen douche en toilet, behalve dan minecraften met zijn broer op zijn laptop, ze gamen online, en lezen in The Hitchhiker's Guide to the Galaxy van Douglas Adams dat ik hem ooit voor kerst of voor zijn verjaardag gaf, hij klinkt wel redelijk opgewekt aan de telefoon als ik hem bel om te vragen hoe het gaat, ze hebben twee keer per dag een soort groepsbijeenkomst waarbij iedereen om de beurt moet vertellen hoe zijn dag was, vertelt hij, de meesten zijn een stuk ouder dan hij en hebben een probleem met het doseren van onbelangrijke of oninteressante details, of houden er gewoon enorm van hun eigen stem te horen, S. zegt dat hij er moordneigingen van krijgt en dat hij niet begrijpt dat er niemand ingrijpt of ze onderbreekt, maar goed, het hoort er nu eenmaal bij, en je kan ook sporten of yoga doen, maar vanwege zijn A.D.D. is lang in dezelfde houding stilzitten voor hem een marteling en sport is ook niet echt zijn ding, maar gelukkig is zijn vriendinnetje al een keer langs geweest en weet hij inmiddels dat hij er tot de zeventiende kan blijven waarna hij aansluitend nog zes weken naar de Jellinek kliniek in Amsterdam gaat, terwijl hij ondertussen ook therapie krijgt, die langzaam in intensiteit en frequentie zal toenemen, hij is zelf vrij optimistisch over de nabije toekomst, tegen de arts zei hij bij het intakegesprek dat hij van plan was deelcertificaten Athenaeum te gaan halen voor wiskunde en natuurkunde om dan astronomie te kunnen studeren, iets waar ik hem al langer over hoor praten, maar of het realistisch is: wie zal het zeggen?, het klinkt in elk geval hoopvol en positief; ik probeer me zijn leven soms voor te stellen, de plekken waar hij heeft gewoond en de dingen hij in zijn jonge leven al heeft meegemaakt, de trauma’s die hij heeft opgelopen en mijn eigen aandeel daarin, ik vind het een wonder en een godsgeschenk dat hij mij niet is gaan haten of voor altijd het contact heeft verbroken, maar in plaats daarvan regelmatig thuiskomt, of mij zomaar opbelt om iets met me te delen of me muziek stuurt waarvan hij vindt dat ik die moet horen of om te vragen of ik deze of gene jazzpianist ken, hij heeft inmiddels een bizarre repertoirekennis van heel veel muziekgenres, en mij ook op het spoor van van alles en nog wat gezet, en dan zit hij daar in die kamer van hem met witte muren en oranje en bruine kozijnen en plinten en een ziekenhuisbed tegen de lange muur, maar misschien moet ik er niet sentimenteel over doen, het is voor zijn eigen bestwil en bovendien heeft hij het zelf allemaal geregeld in de hoop eindelijk van de ketamine af te komen en een nieuwe start te kunnen maken, ik geloof dat hij zijn kat het ergste mist. 

maandag 3 november 2025

 


Eenzame uitvaart

Ik was met mevrouw Janssen op St. Barbara waar zij aan het graf van Frank Starik, dichter en initiatiefnemer van de eenzame uitvaart in Amsterdam de Ger Fritz prijs kreeg uitgereikt uit handen van Ger Fritz zelf in aanwezigheid van Joris van Casteren, die het stokje als coördinator 
van Starik heeft overgenomen, Femke van der Laan, voorzitster van Stichting De Eenzame Uitvaart, fotografe Bianca Sistermans en enige anderen.
    Stichting De Eenzame Uitvaart wil Amsterdammers die eenzaam aan hun eind komen, dus zonder vrienden of familie, een waardig en respectvol afscheid bieden vanuit de gedachte dat ieder mens de moeite waard is om over na te denken en het verdient om met speciaal voor hem of haar gekozen woorden begraven te worden. Daartoe schrijft Joris van Casteren een necrologie in de Volkskrant en krijgt een dichter de opdracht enige regels te schrijven en die op de begrafenis voor te dragen, meestal alleen in aanwezigheid van Joris van Casteren en de dienstdoende begrafenisondernemer. Het clubje dichters waaruit Joris van geval tot geval kiest wordt de Poule des doods genoemd, en jaarlijks wordt er een prijs uitgereikt voor het beste gedicht, gekozen door Ger Fritz. Er was een klein misverstand om welk gedicht van mevrouw Janssen het eigenlijk ging, maar Fritz, die tweeëntachtig is en geen computer heeft, had gelukkig ergens een printje laten maken zodat mevrouw Janssen haar winnende gedicht toch nog kon voordragen. Ik vroeg hem hoe hij tot zijn keuze was gekomen.
    ‘Ja, kijk, ik lees ’s morgens alle gedichten achter elkaar, en dan ’s avonds nog een keer. Dan is er altijd één dat blijft hangen omdat het me raakt. Ik moet het voelen, weet je.’
    Rond de stichting is soms wat gesteggel, waardoor je bijna zou vergeten wat een mooi initiatief het eigenlijk is. Een vergelijkbaar Gronings initiatief claimt het idee eerder te hebben gehad en eist vermelding daarvan bij elke uiting van de Amsterdamse variant. De waarheid is dat het oorspronkelijk een Deens initiatief was, dat in Groningen werd opgepikt en daarna ook in andere steden werd nagevolgd. Na de dood van Starik is het conflict een beetje verwaterd en worden de Groningse initiatiefnemers niet meer vermeld.
    Ook zijn er tegenstanders van het idee, die vinden dat het niet kies is om van iemand die eenzaam is gestorven, ongevraagd een necrologie in de krant te publiceren met wat bij elkaar gezochte anekdotes en andere details. Daarmee zou de integriteit van de overledene worden geschaad, diens recht op privacy worden geschonden.
    Daar is misschien wat voor te zeggen, maar ook wel wat op af te dingen. Je geeft hiermee volgens mij aan dat je als gemeenschap ook zorg wil dragen voor de naamlozen en eenzamen en die een soort van stem wil geven door middel van een necrologie - en het moet gezegd: schrijver en journalist Joris van Casteren doet dit naar eer en geweten en op hoog niveau - en ze ook nog op een wat abstracter niveau, in de vorm van een gedicht een klein monument wil geven. Daarnaast is het denk ik ook goed Amsterdammers op deze manier te wijzen op het bestaan van hun eenzame en minder fortuinlijke stadgenoten.
    Ik mocht er - als vriendje van mevrouw Janssen - een paar keer bijzijn en was altijd onder de indruk van de waardigheid van de ceremonie en het respect waarmee die werd afgehandeld. Heel bizar werd het toen ik er bij een van die gelegenheden achter kwam dat ik de overledene had gekend als de soms wat luidruchtig aanwezige buurman/vrouw van een goeie vriend van mij.
    Na afloop van de prijsuitreiking mocht ik aanschuiven bij de nazit in West Pacific waar het erg gezellig werd (niet zo alcoholisch als in De ballade van Manke Nelis, die zich eveneens op St. Barbara afspeelt), waarna mevrouw Janssen en ik bij straffe tegenwind en met een tussenstop in een snackbar in de Bilderdijkstraat - waar ik bijna het prachtige prijs-herfstboeket achterliet - eenmaal thuisgekomen met enige moeite het boeket toch nog over twee vazen wisten te verdelen.
    

zondag 2 november 2025

 


Theo van Gogh

Vandaag is het de sterfdag van Theo van Gogh. Ik kende hem niet, sprak hem één keer kort op de fiets in het Amsterdamse Vondelpark om hem te vertellen dat ik vond dat hij liever mij de muziek bij zijn films moest laten maken, waarop hij me zijn telefoonnummer gaf. Twee weken later was hij dood. 
    Toen hij nog leefde vond ik het ingewikkeld me een oordeel over hem te vormen omdat hij zich in mijn ogen soms vreselijk misdroeg, dingen zei waarvan ik op dat moment de zin niet inzag, behalve dan de wens om een ander diep te kwetsen. Tegelijk vond ik hem ontzettend grappig, slim en op uiteenlopende gebieden waanzinnig getalenteerd. Ik vond zijn films briljant, zijn columns wisselend van kwaliteit - soms scherp en raak, soms ook gewoon melig - zijn interviews ontzettend goed. Maar hij was spraakmakend, provocerend en wars van elke politieke correctheid. 
    Hij was ook duidelijk zeer sociaal voelend, een eigenschap die hem eigenlijk dus als links zou typeren, maar tegelijk was hij een van de eersten die wees op de hypocrisie en het failliet van links omdat het zich had losgezongen van haar oorspronkelijke sociale idealen, zich met Tony Blair had bekeerd tot het neo-liberalisme, de toenemende inkomensongelijkheid niet langer als principieel onacceptabel zag, en vooral de problemen van de multiculturele samenleving tegen beter weten in bleef bagatelliseren of ontkennen en daarmee een groot deel van haar oorspronkelijke en natuurlijke electoraat van zich vervreemde en in de handen van populisten dreef. 
    Langzaam maar zeker ontwikkelde Theo van Gogh zich tot de nachtmerrie van wat zichzelf comfortabel weldenkend links was gaan noemen. Dus werd hij uitgemaakt voor anti-semiet, racist, islamofoob, maar daar zat hij niet mee. Roekeloos en zonder gêne zei hij wat hij vond, en provoceerde hij de consensus met zijn radicale uitspraken, misschien ook omdat hij ervan overtuigd was dat dit nodig was, dat hij die rol moest vervullen. 
    Met Pim Fortuyn, die hij bewonderde en Ayaan Hirsi Ali wees hij op het gevaar van de radicale islam, nog altijd een groot taboe in linkse kringen (mijn kringen) en dat koste hem (en Pim Fortuyn) als hedendaagse gebroeders De Witt, uiteindelijk het leven.
    Toen Theo van Gogh was vermoord riep iedereen moord en brand vanwege de gruwelijke aanslag op de vrijheid van meningsuiting, maar ook toen was de hypocrisie al voelbaar, de opluchting over het verdwijnen van deze ongemakkelijke stem bij degenen die het mikpunt van zijn polemieken waren geweest duidelijk. Natuurlijk moest je alles kunnen zeggen, maar misschien hoefde dat niet per se altijd, en dan vooral wanneer het kritiek op de islam betrof.
    En het is er niet beter op geworden, zou ik zeggen. Het vrijdenken staat onder grote druk, je hebt je maar te conformeren anders wordt je het zwijgen opgelegd, je je column afgepakt. Als je je aan een kamp hebt verbonden, dan verplicht je je daarmee aan het hele pakket, inclusief zwijgplicht over bepaalde onderwerpen vanwege de nestbevuiling.
    Ik vind dit het grote probleem van deze tijd: waar kun je je eigenlijk nog aan conformeren, nu politieke partijen hun onderwerpen kiezen uit electorale overwegingen in plaats van uit een achterliggende ideologie of een wereldbeeld, zich om dezelfde marktconforme redenen van elkaar onderscheiden, verkiezingsbeloften als loze reclameslogans spuien en daarmee in feite de democratie uithollen, tot een loze belofte maken, en daar vervolgens elkaar dan weer de schuld van geven. 
    Mensen nemen elkaar in Nederland de maat vanwege hun standpunt inzake Gaza, meestal zonder enige kennis van zaken, in plaats van dat ze elkaar vinden in een strijd tegen de steeds grotere inkomensongelijkheid, de verloedering van het onderwijs, de ontlezing, de bio-industrie, de overbevolking en de uitputting van onze planeet (over nestbevuiling gesproken), de vermarkting van de zorg, leugens over de onbetaalbaarheid van de pensioenen, de woningnood en de veel te hoge huren.
    Daarom denk ik vandaag aan Theo van Gogh.    
    
         

zaterdag 1 november 2025

 


Nergens

‘Voel jij je eigenlijk Nederlander?’
‘Nee, ik geloof van niet.’
‘Waarom niet?’
‘Ik denk vooral omdat we geen cultuur hebben die ons definieert. Geen keuken, geen muziek, geen literatuur. Alles dat we hebben is import, nagemaakt van buitenlandse voorbeelden. Nederlandse kunst doet er nauwelijks toe in de wereld.’
‘Is dat belangrijk?’
‘Ja, ik denk van wel. Maar het leeft gewoon niet. Nederlanders zijn niet trots op hun kunstenaars, ze kennen ze niet. Vraag iemand op straat om tien componisten, tien schrijvers of tien dichters te noemen, als je geluk hebt noemen ze er één, en dan altijd de verkeerde.’
‘Hoe komt dat dan?’
‘Ik denk deels calvinisme, je mag niet trots zijn op je eigen cultuur, maar vooral het kloterige Nederlandse onderwijs, waar alles dat boven de middelmaat uitkomt verdacht is, waar excelleren een vies woord is.’
‘En daarom voel je je geen Nederlander?’
‘Ja, en een kut klimaat.’
‘Goed punt. Maar Nederland is een welvarend land.’
‘Dat is waar. Het is hier beter leven in dan op heel veel andere plekken, maar het lijkt wel of mensen hier alleen nog maar zeuren en elkaar niets gunnen. Ze worden ook steeds lelijker, valt me op.’
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, iedereen leeft in een soort eigen biotoop of zuil, waarin een aantal duidelijk omschreven gedragscodes heersen, eigenlijk heel tribaal. En als je daar van afwijkt, wanneer je binnen je zuil over een bepaald onderwerp een afwijkend standpunt inneemt, lig je er meteen uit, ben je een verrader, wordt je integriteit in twijfel getrokken of je onderscheidingsvermogen. Maar gelukkig komt straks het water en worden we allemaal Duitsers.’
‘Heb je het over Israël?’
‘Dat is op dit moment de populairste stok om de hond mee te slaan, inderdaad. Ben je links, dan zie je Israël als een neokoloniale apartheidsstaat die genocide op arme, onschuldige Palestijnse kindertjes pleegt, en ben je rechts dan snap je zogenaamd heel goed waarom Israël Hamas bestrijdt zoals het dat doet. Er zit een soort automatisme in die stellingnames dat me helemaal niet zint.’
‘Bedoel je dat het eigenlijk over iets anders gaat?’
‘Het gaat in elk geval over afbakening. En daarmee heb ik dus een probleem. En eigenlijk denk ik dat het allemaal afleiding is van het werkelijke probleem. Niet dat het niet vreselijk is om nu als Palestijn in Gaza onder Hamas te wonen, maar toch nog altijd beter dan in El Fasher, alleen weet niemand waar dat ligt of wat er daar aan de hand is.’
‘Maar voel je je dan joods?’
‘Eigenlijk ook niet. Ik heb nauwelijks joodse vrienden, ga nooit naar de synagoge. Ik ben heel blij dat Israël er is, dat is nog altijd een lichtpuntje in het middenoosten tussen al die afschuwelijke Islamitische landen er omheen.’
‘Ook voor de Arabieren die er wonen?’
‘In elk land heb je tweederangs burgers, ik denk niet dat moslims het in Nederland veel beter of slechter hebben dan in Israël. Het is geen modelstaat, verre van dat, maar wel een democratie die net als veel andere democratieën door het opkomend populisme wordt bedreigd. Ook binnen de verschillende joodse gemeenschappen in Israël is er veel haat en nijd, zijn er klasse en standenverschillen. Niets menselijks is ze vreemd.’
‘Zou je er willen wonen?’
‘Nee, veel te warm. Opgefokte mediterrane types. Dienstplicht. En de hele tijd die overvliegende raketten.’
‘Waar zou je wél willen wonen?’
‘Ik denk dat ik eigenlijk het liefste nergens zou willen wonen.’
    

vrijdag 31 oktober 2025


An Teallach
 

Toen mijn moeder nog maar net was gestorven, had mijn vader voor twee weken een huisje in Schotland gehuurd, hetzelfde huisje aan de westkust waar we talloze malen in de zomervakantie waren geweest. We maakten lange wandelingen door het fotogenieke hobbitlandschap, waarbij mijn vader voornamelijk het woord voerde. Het was of hij lijstjes opdreunde; uit angst om de grip op zijn leven te verliezen, probeerde hij het verleden, het heden en zelfs de toekomst te ordenen en te schematiseren. Hij had een goed huwelijk gehad en altijd van mijn moeder gehouden. Hij was nooit vreemdgegaan, ook al had zijn vrouw hém wel bedrogen. Dat kwam door haar obsessie met het jodendom, zei hij. Het was niet dat ze niet van hem had gehouden, ze had hem alleen nooit vergeven dat hij niet joods was. Daarom had ze zich ook in de armen van die idioot gestort, meende mijn vader. Ze moest en zou een joodse man hebben, alleen dan kon ze zich werkelijk joods voelen. Hij kon zich niet voorstellen dat ze werkelijk iets voor die Israëlische dirigent zou hebben gevoeld. 
    Ondertussen las hij de kaart, controleerde het kompas, hield van tijd tot tijd een verrekijker tegen zijn ogen, citeerde Shakespeare en Wordsworth, fotografeerde het landschap en maakte aantekeningen in een opschrijfboekje.
    ‘Wat vind je van die vrouw?’ Ik begreep meteen op wie hij doelde: de knappe vrouw met lang donker haar en een Duits accent, die sinds de dood van mijn moeder vrijwel dagelijks op bezoek was gekomen om mijn vader door de eerste moeilijke dagen heen te helpen.
    ‘Ze lijkt me heel aardig.’
    ‘Doet ze je niet aan iemand denken?’ 
    ‘Ik weet het niet. Bedoel je aan mama?’
    ‘Ja, vind je ook niet?’
    ‘Ze is toch met die neef van jou, die componist uit Bergen?’
    ‘Nee, nee,’ zei mijn vader. ‘Dat is allang uit.’
    ‘Ze kwamen vroeger toch wel eens samen bij ons eten?’
    ‘Ja precies. Dan was hij de hele avond aan het woord over die stomme muziek van hem en hij ging pas weg als alle drank op was. Maar ik vind háár echt een heel bijzondere vrouw,’ zei mijn vader, ‘dat vond ik toen ook al, alleen was ik toen natuurlijk nog met je moeder.’
    Na het avondeten bij mevrouw Urquhart, van wie we het huisje huurden, werd mijn vader onrustig en belde hij naar Nederland. ‘Ik ben er nog helemaal niet aan toe,’ zei hij wanneer we na het eten samen terug wandelden naar ons huisje, ‘maar het is zo fijn om iemand te hebben die precies begrijpt wat er in je omgaat en die aanvoelt hoe het is als je je partner hebt verloren.’ Partner. Dat woord had ik mijn vader nog niet eerder horen gebruiken. Klaarblijkelijk was mijn moeder nu mijn vaders partner geworden.
    ‘Take your time, Kees,’ zei mevrouw Urquhart. Ze was erg op mijn vader gesteld, en had ook mijn moeder goed gekend. ‘Don’t rush things.’ ‘You should look after the boy, he’s your responsibility now.’ 
    Maar mijn vader had haast. Hij kon niet alleen zijn, de eenzaamheid verlamde hem. Daarnaast was hij bang, hij had prostaatkanker waarvoor hij weliswaar was bestraald, maar je kon nooit weten of de kanker zou terugkomen en aan mijn moeder had hij gezien wat er dan met je kon gebeuren.
    ‘Ze praat trouwens ontzettend aardig over je, weet je dat?’ Met zijn legerzaklamp lichtte hij ons bij op het onverharde weggetje naar het piepkleine huisje aan de voet van Stirkhill uitkijkend over Loch Ewe. ‘Ze vindt je een slimme, knappe en erg aardige jongen. Het evenbeeld van je moeder, zei ze ook nog. Ze vindt het alleen verkeerd dat je zo weinig aan je studie doet.’ In de verte blaatte een schaap en er zoemden kleine zwarte steekvliegjes rond onze hoofden. Dit was de inleiding tot een gesprek over mijn toekomst, mijn studieresultaten, mijn vermeende desinteresse in de wereld om me heen, mijn algemene onverantwoordelijkheid en mijn weigering om eindelijk eens volwassen te worden. 
    Terwijl het eten zakte, steeg mijn irritatie. ‘Hoe lang heb jij zelf ook alweer over je studie engels gedaan?’ Mijn vader schepte vaak op over zijn studententijd en dan vooral het uitgaansleven.
    ‘Twaalf jaar. Maar dat waren andere tijden. En toen je moeder zwanger werd, ben ik versneld afgestudeerd terwijl ik er ook nog bij werkte. Denk maar niet dat ik tot één uur in de middag in bed lag als ik eigenlijk college had.’
    ‘Is dit waarom ik mee moest naar Schotland? Ik dacht dat we gingen wandelen. Misschien moet je morgen die stomme berg maar in je eentje gaan beklimmen.’
    ‘Doe niet zo ontzettend kinderachtig. En ik wil dat je je aan je afspraken houdt. We zouden samen de An Teallach beklimmen.’ Mijn vader gooide een paar muntjes in de elektriciteitsmeter die buiten voor het huisje was geplaatst.

donderdag 30 oktober 2025

 


Genocide

Volkerenmoord, het woord werd voor het eerst gebruikt in de jaren veertig van de vorige eeuw in verband met de moord op de joden (en op Roma) door de nazi’s. De term genocide bestond eerder nog niet. De geschiedenis kent veel slachtpartijen, massamoorden en oorlogen, maar de bureaucratische, systematische en industriële wijze waarop de nazi’s het aanpakten, was nog nooit vertoond. Het kon, de tijd was er rijp voor, niets hield ze tegen.
    Het antisemitisme was er al, dat hoefde niet te worden uitgevonden, het moest alleen gekanaliseerd. Eerst werden de joden gedemoniseerd, beschuldigd, belachelijk gemaakt en daarna gedwongen zich kenbaar te maken als de ander door middel van een voor elke jood verplicht op zijn kleding te dragen gele ster. De volgende stap was om ze hun burgerrechten te ontnemen, ze uit te sluiten van de meeste beroepen, winkels, openbare gelegenheden en ze te verbieden met niet joden te trouwen. Joden werden in het openbaar, in de officiële media omschreven als ongedierte, als ratten. Een inferieur ras.
    Binnenlandse problemen - werkelijke of verzonnen - werden aan de joden als groep toegeschreven en de roep om eindelijk met ze af te rekenen klonk steeds luider. Er was een jodenprobleem en dat moest opgelost. En als je zoiets maar vaak en luid genoeg herhaalt, wordt het vanzelf waar. 
    Dan volgde de uitvoering van het gene waartoe besloten was, systematisch en efficiënt: deportatie naar kampen in verre uithoeken en daar, uit het zicht, de moord zelf, eerst nog met kogels en massagraven, later met gaskamers en verbrandingsovens. Zes miljoen joden uit heel Europa, omdat het een goed idee leek, omdat het het eigen volk zou verenigen in een opgelegde haat tegen een verzonnen vijand, om de thrill dat zoiets überhaupt mogelijk was, dat het zomaar kon, en dat ze er mee weg zouden komen.
    En ze kwamen er mee weg. Veel van de daders zijn nooit gestraft, nooit gepakt, ontkenden later elke betrokkenheid of verantwoordelijkheid, ontkenden zelfs dat het gebeurd was, verklaarden zich onschuldig, zichzelf als slachtoffer.
    Maar toen de nazi’s waren verslagen en niet lang daarna de staat Israël werd uitgeroepen en joden voor het eerst sinds eeuwen van ballingschap weer een eigen land hadden waar ze veilig konden wonen, bleef het antisemitisme smeulen. Na de orgie van haat en moordlust, en de steeds gedetailleerder beschrijvingen van wat er nu werkelijk had plaatsgevonden, was er tijdelijk een taboe op openlijke jodenhaat. Dit mocht nooit meer gebeuren, heette het. Maar het gevoel was niet verdwenen, de archetypen niet uitgeroeid, alleen kon men er weinig mee, miste een stok om de hond te slaan.
    En toen was daar ineens Gaza, geschenk uit de hemel. Eindelijk waren we van onze schuld verlost, alles wat de joden - onze eigen joden, die we indertijd gemakzuchtig verzuimd hadden te beschermen - was overkomen, deden ze nu zelf een ander volk aan. Al die woorden die betrekking hadden op het verschrikkelijks dat hen onder onze ogen was overkomen, konden ineens hergebruikt, aangepast, opgerekt, geherdefinieerd maar nu met de joden als antagonisten. Niks uitverkoren, net zo slecht als die duivelse nazi’s, slechter nog, zwijnen, varkens, ratten…
    Gaza was immers al voor 7 oktober een openlucht concentratiekamp, Israël een neo-koloniale apartheidsstaat, en nu dan ook nog - kers op de taart - de oorlog tegen Hamas in Gaza een genocide. En als de oorspronkelijke definities van die woorden de werkelijke gang van zaken niet beschrijven, dan passen we gewoon de betekenis aan, 
je moet immers met je tijd meegaan, genocide als password om bij de groep te mogen horen die aan de goede kant van de geschiedenis staat. En dan noemen we onszelf trots antizionisten, want anti-semiet zijn we natuurlijk niet. En dan zingen we from the river to the sea

woensdag 29 oktober 2025

 


Frutti di mare

‘Waar heb je afgesproken?’
    ‘Op de Ruysdaelkade, tegenover die muziekwinkel.’
    S. heeft zijn dealer naar het exacte bedrag van zijn schuld gevraagd: € 510,-, iets meer dan hij zelf dacht. Ik ben niet heel erg verbaasd, half opgelucht dat het niet méér is.
    ‘Hoe laat?’
    ‘Om half zes. Kan iets later worden.’
    S. gaat morgen, eerder dan verwacht, twee weken in detox in Utrecht. De kans is groot dat hij aansluitend zes weken gaat afkicken in de Jellinek. Omdat hij nu ook therapie heeft, ben ik hoopvol. Het is een beetje nu of nooit, als hij hierna opnieuw terugvalt, zie ik het somber in. Ik probeer daar niet aan te denken.
    Mevrouw Janssen vindt dat wij zijn schuld voor hem moeten aflossen, zodat niemand meer een claim op hem heeft als hij straks weer thuis is. Hij moet een nieuwe start kunnen maken, en daar hoort zijn ketaminedealer niet bij. Ik twijfel. S. is zo moeilijk te doorgronden. Wat als hij niet alles aflost maar een gedeelte gebruikt om toch weer ketamine van te kopen? Hij is verslaafd, kunnen we hem wel met zo’n verantwoordelijkheid opzadelen. Maar er is niet echt een keuze, we houden van hem en we willen alles doen om hem te helpen.
    ‘Ik ga met je mee,’ zeg ik. ‘Ik wil zeker weten dat je alles aflost.’
    ‘Dat is goed,’ zegt S, ‘maar je kunt er niet bij zijn als ik hem het geld overhandig. dat vindt hij zeker niet goed.’
    We wandelen samen naar de Ruysdaelkade, het is wintertijd en al vroeg donker. Ik ga op een bankje tegenover de muziekwinkel zitten, terwijl S. een stukje verderop op wat bouwmaterialen plaatsneemt. Ik weet niet hoe zijn dealer er uitziet, dus bekijk ik iedere voorbijganger argwanend. Mechanisch kijk ik op mijn telefoon hoe laat het is, maar het dringt niet tot me door. Het doet er ook niet toe.  
    S. appt dat zijn dealer er nu bijna aankomt, nog een minuut of tien. Als ik even opsta om mijn benen te strekken is S. plotseling verdwenen. Ik wandel omzichtig langs de plek waar hij zonet nog zat, maar ik zie hem nergens meer, ook niet in de dichtstbijzijnde zijstraat.
    Wanneer ik dan maar terug naar huis loop, komt S. me tegemoet. ‘Het is gelukt, papa,’ zegt hij.
    ‘Waar was je nou?’
    ‘Achterop zijn fatbike, hij wilde het op de fiets afhandelen.’
    ‘Dus je bent nu van hem af?’
    ‘Ja. Ik heb gezegd dat hij mij uit zijn appgroep moet verwijderen, zodat ik geen berichten meer krijg over aanbiedingen en zo.’
    ‘Heel goed.’
    ‘Hij wil zelf ook stoppen met dealen,’ zegt S. We lopen samen naar de Albert Heijn om boodschappen te doen. S. gaat pasta frutti di mare maken, en daarna naar zijn eigen huis om zijn tas in te pakken. Wat een leven, denk ik. Zit hij weer wekenlang in een hufterproof kamertje met alleen een bed, een tafel en een stoel. Maar goed, hij is er inmiddels aan gewend, het is een deel van zijn leven geworden.
    ‘Hij zei dat het allerbelangrijkste bij afkicken is dat je iets te doen hebt. Een dagbesteding. Zonder dagbesteding word je depressief en ga je vanzelf weer gebruiken. Hij drukte me op het hart dat ik ervoor moest zorgen dat ik iets te doen heb als ik ben afgekickt.’
    ‘Dat lijkt me goed advies van je dealer.’
    ‘Bij het N.P.I. gaan ze me ook helpen met een dagbesteding. Ik denk dat het deze keer wel gaat lukken.’