God
Zolang ik me kan herinneren geloof ik niet in het bestaan van een opperwezen. Als kind niet, als puber niet en daarna ook niet. Ik ging braaf naar joodse les, luisterde met een hooguit literaire belangstelling naar alle verhalen over de toorn van god, leerde de verschillende gebeden uit mijn hoofd die mijn moeder mij zo graag hoorde opzeggen, droeg een keppeltje in sjoel dat ik eenmaal buiten zo snel mogelijk weer afzette, keek naar boven en zag daar alleen wolken en een blauwe lucht, niet meer en niet minder.
‘Dat komt nog wel,’ zei mijn moeder als we het er wel eens over hadden, ‘wanneer je er aan toe bent.’
Ik kreeg verkering met een joods meisje dat er ook geen raad mee wist. Soms brandde ik op vrijdagavond de sabbathkaarsen en zei dan de bracha die ik nog uit mijn hoofd kende, maar zonder er iets bij te voelen, meer uit folklore of uit sentimentaliteit, of gewoon om indruk op haar te maken.
Ondertussen loop ik op straat niet graag onder een ladder door, vermijd ik het getal dertien - zo vind ik het bijvoorbeeld vervelend als ik op weg naar huis op de tomtom zie dat het nog maar dertien kilometer is, meestal wend ik mijn blik af tot ik zeker weet dat het getal is gepasseerd - en lijdt ik aan allerlei dwangneurosen. Toen mevrouw Janssen op de uitslag van een onderzoek wachtte, vond ik dat ik in het Vondelpark tenminste twee rondjes helemaal moest uitrennen, om de uitslag niet negatief te beïnvloeden.
Soms bevangt mij zomaar zonder reden een onheilsgevoel als ik in mijn auto stap om naar Groningen te rijden en dwing ik mezelf met getallen en ingewikkelde formules het onheil af te wenden.
Ik mag mezelf dan wel een atheïst en een rationeel denkend wezen noemen, maar ondertussen ben ik zo bijgelovig als de pest. Ik vraag me af of er mensen bestaan die daar geen last van hebben. ‘Cause we are living in a material world and I am a material girl’ zingt de katholieke Madonna.
Ik las ergens dat iemand op bezoek bij natuurkundige Niels Bohr een hoefijzer boven zijn haard zag hangen. ‘Daar geloof je toch niet echt in?’ vroeg hij. ‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Bohr, ‘maar het schijnt ook te werken wanneer je er niet in gelooft.’
En nu merk ik dat ik op mijn oude dag genoeg begin te krijgen van het doorgeschoten materialisme van onze samenleving. Ik ken het nou wel, die blik op de wereld en het universum, ik ben toe aan wat anders, een nieuwe uitdaging.
Mijn eerste compositiedocent Daan Manneke zei ooit in de les tegen mij dat hij mij door en door spiritueel vond. Ik ging er maar vanuit dat hij het aardig meende, maar ik had geen idee wat hij ermee bedoelde. Nog altijd niet trouwens.
Ik zie me ook niet zo snel aansluiting zoeken bij een van de geïnstitutionaliseerde religies. De liberaal joodse gemeente zou dan voor de hand liggen: mooi, oud geloof, weinig op aan te merken, ik ken de liturgie, kan zo aanschuiven, maar ik denk dat ik toch iets custom made zoek, geen confectie. Een soort universele database waar ik altijd kan inloggen om troost te vinden, bij op te laden, moed uit te putten. Ik zou zeggen: hoe abstracter, hoe beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten