vrijdag 29 augustus 2025

Lavendel

‘Er is bij ons altijd subtekst. Alles wat ik zeg heeft een dubbele lading, dat is al jaren zo, we wisselen gecodeerde berichten uit, hij net zo goed als ik.’ Achter de haag die een van de hofjes van de kleine begraafplaats omringt, hoor ik stemmen. Omdat ik me geneer voor mijn monoloog, wacht ik tot ze zich verwijderen. Legends don’t die, staat op een zerk die het tegendeel lijkt te bewijzen. Ik ga op mijn hurken zitten en pluk wat blaadjes tussen de stenen weg, stenen die overal vandaan komen, uit de muur van een kasteel op de top van een berg in Extremadura, uit een middeleeuwse trap in Praag, uit Central Park in New York, van de oever van de Dordogne, om hier hun voorlopig laatste rustplaats te vinden tot het graf onvermijdelijk eens zal worden geruimd. Hier op St. Barbara huur je een graf voor tien, twintig jaar, daarna kun je verlengen of plaatsmaken. Boven mij komt de zon achter een wolk vandaan. Een van de laatste mooie dagen van de zomer.
    Hoe vaak kom ik hier? De afgelopen dertien jaar gemiddeld twee keer per maand. Niet op vaste dagen maar gewoon zoals het uitkomt. Is dat te veel, of kan het er wel mee door: twee keer in de maand het graf van je vrouw bezoeken? Ik vind het fijn, zeg ik altijd. Ik kom er graag, ik vind het een mooie plek. Ik staar naar de dode blaadjes in mijn handpalm. 
    Waarom kom ik hier? Om even bij Bibian te zijn, maar ook: om de tijd door te komen, om iets te doen te hebben, meestal op de fiets, de Nassaulaan af tot aan het Westerpark, dan omhoog de Spaarndammerdijk op, langs de roestbruine sculpturen van Michaël, Gabriël en Rafaël en weer naar beneden naar de dodenakker op de voormalige Overbraker Binnenpolder, een van de oudste polders van Noord Holland, zoals ik inmiddels weet.
    ‘Ik vind het de laatste tijd moeilijk om van hem te houden.’ Ik hoor een trekker over het grint op het middenpad rijden, verder is het nu stil, geen stemmen meer. ‘Alles waar ik voor sta, wijst hij af. Soms lijkt het wel of onze relatie een soort eeuwigdurend examen is, waarbij ik de kandidaat ben die nooit kan slagen. Steeds als ik denk dat ik het heb gehaald, blijkt er een nieuwe test te zijn die nóg moeilijker en raadselachtiger is. De bedoeling is natuurlijk dat ik hem bewijs dat mijn liefde voor hem eeuwigdurend en onvoorwaardelijk is, alleen staat hij me nooit toe het bewijs rond te krijgen.’ 
    Omdat ik pijn aan mijn knieën krijg, sta ik op.
    ‘Soms neemt het obsessieve vormen aan, weet je dat? Ik lig wakker en kan aan niets anders meer denken.’ Ik haal mijn schouders op. 'Niemand zei dat het gemakkelijk zou zijn. Ik vraag me wel eens af of hij ervan geniet om mij zo wanhopig te zien.' 
    Een gele intercity glijdt geluidloos over de dijk achter het kerkhof. Ik buk om een doorboord slakkenhuis op te rapen. Met een krachteloze beweging werp ik het over de haag. Lavendel schijnt het hier goed te doen, heb ik ergens gelezen. Misschien is het leuk om wat lavendel te planten? Ik bekijk de keurig gesnoeide struikjes naast me. Hoewel ik het zoals het nu is, ook best mooi vind, misschien hoeft het niet allemaal zo gecultiveerd. Bovendien ben ik toch de enige die hier komt. Tevreden kijk ik naar de gelige oud-Hollandse bakstenen van IJsselklei die de rand van het graf markeren; een euro per stuk, een koopje.
    ‘Ik mis je,’ zegt ik, maar het lukt me niet er het juiste gevoel bij te krijgen.             


    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten