zaterdag 4 juli 2015

Graf

Graf

Mijn lief, mijn hart, ze was morgen jarig
ik zal er zijn, al zwijgt ze tegen mij.
En met een beitel, het is voorbarig,
kras ik mijn naam, die past er nog wel bij,

onder de hare: uiterlijk vertoon.
De eeuwigheid zet ik zo naar mijn hand,
‘k laat me niet kisten, woel wat door het zand.
Hier ergens onder woont zij, dood gewoon.

Ik zal wel koken, al eet zij niet mee,
en dan herkauwen wat zij met mij deed.
Mijn hart is groot, ik was haar al ontrouw,
(ik denk niet dat je dat verbazen zou)
steeds trekt mijn hart me naar haar zwoele steen,
ze is er wel en niet, ik ben alleen.