donderdag 30 januari 2014

Fatoe

‘Kom snel kijken, Lulu,’ roept Swip vanuit z’n kamer.
    ‘Nee!’ roept Lulu, die net afscheid van een vriendinnetje aan het nemen is.
    ‘Papa, kom jij dan kijken?’ roept Swip op een toon die geen tegenspraak duldt.
    Ik loop zijn kamer binnen waar hij in het donker achter zijn computer zit. ‘Ik speel Grand Theft Auto IV, een super vette game die ik net heb gedownload,’ zegt hij enthousiast. Het is een beetje vormgegeven als de cover van de vijftigerjaren detectives die mijn ouders lazen. ‘Kijk papa, dat zijn hoeren,’ zegt Swip, ‘die heb ik allemaal doodgereden. Fatoe!’ Nu zie ik dat er langs het trottoir inderdaad een aantal schaars geklede dames badend in hun eigen bloed liggen.
    ‘Gatverdamme, Swip, wat is dat voor een belachelijk spel,’ zeg ik boos, ‘en dat laat je toch niet aan je zusje zien. Lulu is pas acht!’
    ‘Waarom niet?’ roept Swip verontwaardigd, ‘bij ons in de straat heb je toch ook van dat soort vrouwen?’
    ‘Pardon?’ reageer ik geschrokken. ‘Bij ons in de straat? Waar dan?’
    Hij wijst uit het raam in de richting van de Ruysdaelkade, waar inderdaad vrouwen achter de ramen zitten.
    ‘Zijn dat hele chique hoeren?’ wil Swip weten.
    ‘Hoezo? Wat bedoel je?’
    ‘Nou,’ zegt Swip, ‘op weg naar school fiets ik altijd over de walletjes, en daar zitten ook van die vrouwen, maar dat is het centrum. Dit is Amsterdam-Zuid.’
    Ik begrijp het nog steeds niet helemaal.
    ‘Hier wonen toch alleen rijke mensen, papa?’
    Ik kijk naar mijn zoon van twaalf met zijn eeuwige rood met witte baseball sweater, zijn zwarte Ray-Ban bril en gel in zijn kortgeknipte haar. Ik vind dat hij vreselijke spelletjes speelt, naar de grofste cartoons kijkt, een niet geheel leeftijdseigen belangstelling voor cartoons met grappen over hoeren, transseksuelen, pijpen, beffen en kontneuken heeft, maar er tegelijk ontzettend lief en aandoenlijk uitziet. Ik ben blij dat hij zo open is, en me vertelt wat hem zoal bezighoudt. Ik vermoed dat ik op zijn leeftijd minstens zo geïnteresseerd was in de wereld om mij heen, maar dat ik zelf heel wat minder open was naar mijn eigen ouders. Swip lijkt zich niet te schamen voor zijn gevoelens, en eigenlijk kan ik daar alleen maar jaloers op zijn.
    Ik denk dat het geen enkele zin heeft hem te verbieden Grand Theft Auto IV te spelen, of naar South Park te kijken, en ik denk ook niet dat het hem emotioneel zal beschadigen of afstompen. Daar is hij veel te slim, te lief en te grappig voor.
    ‘Wat wilde je me dan laten zien, Swip?’ vraagt Lulu.
    ‘O Niets.’



dinsdag 28 januari 2014

Mythes

Lulu wordt groot; langzaam komen er scheurtjes in haar geloof in de mythes en verhalen die ze altijd voor waar hield. Dat lijkt me goed en niet meer dan normaal, maar van sommige zou ik liever willen dat ze er nog wat langer aan vasthield. Ze zijn me te dierbaar, en inmiddels een deel van onze familiegeschiedenis geworden.
    Dat Lulu niet meer in Sinterklaas gelooft, vind ik bijvoorbeeld geen probleem. Het werd ook wel een beetje ongemakkelijk met twee oudere broers die voortdurend flauwe insinuerende grappen maken, hun schoenen niet meer willen zetten, en in plaats van loyaal met hun zusje Sinterklaasliedjes te zingen, alleen nog hilarische obscene rijmpjes brullen.
    De tandenfee heeft Lulu nooit serieus genomen, het kwam haar gewoon wel goed uit dat er, toen ze aan het wisselen was, ’s morgens wat kleingeld in de plaats van een bloederige, te vroeg losgetrokken tand of kies onder haar hoofdkussen lag.
    Een andere mythe is die van Konijn. Konijn is er al sinds Lulu’s geboorte, en is inmiddels een volwaardig lid van het gezin. Konijn kan praten, heeft een verjaardag, een leeftijd, een garderobe, en is zelfs aan stemmingen onderhevig - die overigens opvallend synchroon lopen met die van Lulu - en eet regelmatig mee aan tafel. Maar Lulu is een oplettend meisje, en het is haar niet ontgaan dat het Konijn met wie ze op baby,- en peuterfoto’s staat, een maatje kleiner is dan haar ‘huidige’ Konijn.
    De waarheid is dat ze Konijn als peuter een keer heeft laten vallen toen ze bij Bibian voorop de fiets in haar kinderzitje in slaap was gevallen. Bibian en ik hebben tevergeefs vele malen - in de stromende regen - dezelfde route gereden en de volgende dag briefjes met een foto van het vermiste Konijn in brievenbussen gestopt. Korte tijd later vond ik een vrijwel identiek exemplaar - alleen dus een maatje groter - in een kinderboetiek in de Van Baerlestraat. Als ik daar wel eens - voorzichtig - iets over zei, werd Lulu woedend en sprongen de tranen haar in de ogen, maar tegenwoordig vraagt ze er zelf wel eens naar.
    De laatste mythe, en wat mij betreft de mooiste, is het verhaal over hoe Bibian en ik elkaar leerden kennen.
    Bibian kon redelijk goed jongleren met drie en vier sinaasappels, kon op haar handen lopen, en praten als een buikspreker. Toen Lulu op een keer vroeg waar ze dat geleerd had, zei ze dat ze vroeger in het circus had gewerkt. ‘Ja,’ zei ik toen, ‘daar heb ik mama ook voor het eerst gezien. Ze was clown en acrobaat en ik werd meteen verliefd op haar. Ik wilde met haar trouwen, maar dat mocht niet van de circusdirecteur. Hij wilde haar wel aan me verkopen, maar vroeg veel meer dan ik kon betalen. Toen heb ik eerst zeven jaar borden moeten wassen in een restaurant om het bedrag bij elkaar te sparen, voordat mama en ik eindelijk konden trouwen.’
    Maar nu ben ik dus de enige in huis die het nog wil geloven.

 

zaterdag 4 januari 2014

Luizen

Omdat er op woensdagmorgen in Lulu’s klas geluisd wordt, ga ik elke dinsdagavond met haar onder de douche, gewapend met een fles shampoo, cremespoeling, een borstel, een luizenkam, een washandje dat Lulu voor haar ogen houdt zodat er geen shampoo inkomt, en een handdoek om tussen de sessies door haar gezicht af te drogen. Het is tegenwoordig minder een gevecht dan vroeger, ze ziet er nu zelf ook wel de noodzaak van in.
Ik heb een godsvermogen uitgegeven aan diverse merken luizenshampoo, van ingedikt rattengif tot mild verdovend, maar daarmee ben ik opgehouden. Had ik net de kinderen luizenvrij, zaten ze een week later toch weer onder, omdat een van de klasgenootjes niet behandeld was.
Volgens S. werkt glijmiddel van de condomerie ook heel goed, maar ik heb het nog niet uitgeprobeerd.
De eerste keer dat wij met het verschijnsel werden geconfronteerd, hebben we alle kleren, ook die netjes opgevouwen in de kast lagen, grondig gewassen, de tapijten gezogen en vervolgens met tapijtreiniger behandeld, de gordijnen naar de stomerij gebracht en alle knuffels – okay, op konijn na, die na lang onderhandelen, met een brilletje op meemocht in de wasmachine – in vuilniszakken geknoopt, die wij om de beurt een nacht in de vriezer legden. Toen er nog geen week later opnieuw luizen bij de kinderen werden geconstateerd, waren wij wanhopig: we konden dit toch niet elke week zo herhalen?
Ik kan me overigens niet herinneren ooit zelf luizen te hebben gehad op de lagere school; dat kwam gewoon niet voor. En als het al voor kwam, dan waren het altijd hele vieze kinderen uit armlastige kunstenaarsgezinnen waarvan iedereen ‘het toch al gedacht had’.
‘Doe je je oorbellen uit, Lulu?’
‘Ja, papa.’
Ik ben een keer pijnlijk met de kam in een van haar bellen blijven haken.
‘Mag ik zelf wassen?’
Dat mag, hoewel ik het heerlijk vind haar prachtige lange dikke haar te wassen. Lulu’s puberende broers willen het inmiddels echt niet meer.
Cremespoelen mag ik wel doen, maar daarna wil ze eerst zelf met de borstel de ergste klitten er uit halen. Als ze klaar is, mag ik met de luizenkam.
‘Heb ik luizen, papa?’
Lulu wil altijd precies weten hoeveel luizen ze heeft; het tellen is een belangrijk onderdeel van het ritueel.
Soms zijn het er een heleboel, soms helemaal geen, maar sinds we dit elke dinsdagavond doen, krijg ik nooit meer vernederende telefoontjes van de luizenmoeder dat er bij Lulu ‘lopende’ luizen zijn geconstateerd. Bovendien: hoe zouden die beesten zich anders moeten voortbewegen?
Soms hoor ik van Lulu dat ze ‘neetjes’ had (luizeeieren), maar meestal hoor ik niets, en zolang Lulu het nog toelaat, blijf ik haar trouw kammen.